Het Nederlandse beleid voor gezinsbijslagen

apr 14, 2018

Het volgende is van belang in verband met het Nederlandse beleid voor gezinsbijslagen. Het kabinet, met een deel van de Tweede Kamer,streeft naar drastische beperking van de export van kindregelingen- de belangrijkste is de kinderbijslag – voor kinderen wonende buiten Nederland van wie de ouders in Nederland (of bijv. als grenserkers buiten Nederland) recht op Nederlandse kindprestaties hebben. Voor landen buiten de EU is dat al ten dele gelukt. Beperking komt of neer op volledige opheffing van de exporteerbaarheid van deze Nederlandse regelingen, of door toekenning van een woonlandindexatie, d.w.z. afstemming op de veelal lagere kosten van levensonderhoud van de kinderen in het woonland. (Die afstemming zal dan overigens waarschijnlijk niet inhouden dat hogere kosten tot ene hogere kinderbijslag zouden leiden, wat denkbaar zou zijn voor een land als Noorwegen. De zorgbijdrage kent weliswaar een woonlandfactor groter dan 1, maar in ander verband is al uitgesproken dat verhoging van Nederlandse uitkeringen naar woonlanden buiten de EU/EER niet aan de orde zal zijn).

Binnen de EU (en EER en Zwitserland) geldt krachtens Vo883/2004 een plicht tot export van gezinsbijslagen, zij het met wat coördinatievoorschriften indien ouders bijv. in verschillende staten wonen. Het kabinet blijft ook voor de EU inzetten op hetzij het woonland van het kind verantwoordelijk maken voor de kindregelingen, hetzij indexatie, maar ondervindt maar betrekkelijk weinig steun tot heden bij andere EU-staten. Het kabinet verwacht niet dat binnen het huidige traject van wijziging vo883/2004 haar inzet beloond zal worden, maar blijft daarin  toch doorgaan. Bovendien zal de bestaande internationale jurisprudentie nog eens worden doorgespit om te bezien welke aanknopingspunten voor beperking daar al inzitten.

Bij gepensioneerde verdragsgerechtigden zal het aantal kinderen dat in aanmerking komt gering zijn (hoogstens een paar duizend) , voor ZVW verzekerden die bijv. grensarbeid in Nederland verrichten waarschijnlijk meer, en uiteraard zijn er nogal wat situaties dat (een van de) ouders in Nederland wonen en kinderen elders zijn achtergebleven.

Lees verder in dit document (pdf formaat) met daarin wat meer informatie over het kabinetsbeleid.

8 Reacties

  1. Het zit er niet in dat Vo883/2004 snel een woonlandbeginsel voor gezinsbijslagen zal krijgen. Er is noch bij de EC (zit ook niet in de huidige voorstellen tot wijziging vo883/2004 van deze EC) noch bij veel lidstaten steun voor te vinden. Ik citeer uit het genoemde document:

    ” Tijdens de formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 december 2017 heb ik aangegeven dat Nederland een voorstander is van de mogelijkheid om de gezinbijslagen te kunnen indexeren, waardoor de hoogte van de regeling past bij de kosten voor levensonderhoud in de betreffende lidstaat.

    Tijdens het Algemeen Overleg van 30 november 2017 heb ik uw Kamer laten weten dat het binnen het huidige Europese krachtenveld onwaarschijnlijk is dat deze wijziging kan worden bewerkstelligd. Een groot aantal Europese landen vinden indexatie discriminerend. Ook ontbreekt steun bij de Europese Commissie, dat het initiatiefrecht voor wetgeving heeft. Naast Nederland hebben vier lidstaten (DUI, OOS, DEN en IER) zich uitgesproken als voorstander van indexatie. Het is nog niet duidelijk of de nieuwe Duitse regering het standpunt van de vorige handhaaft.”

    De CRvB heeft voorts diverse uitspraken gedaan waarbij de indexatie ingevoerd in ANW- en AKW-uitkeringen voor andere landen moest worden teruggedraaid, hetzij omdat de tekst van het bilaterale verdrag het eiste, hetzij vanwege EU recht. Het ging bijv. om Turkije, Marokko en Kaap Verdië. Wijziging van de bilaterale sz-verdragen, wat voor een groot aantal verdragen nodig is, verloopt moeizaam.

    Antwoord
  2. In antwoord op X:

    Ja, het kan wel. Maar het proces van verandering van bilaterale sz-verdragen verloopt moeizaam. En de CRvB voorkomt dat het woonlandbeginsel wordt toegepast voordat het verdrag is gewijzigd. Dat is in diverse arresten van de afgelopen week ook weer eens gebleken (Indonesie bijv.). En, zoals je zelf wel eens gezegd hebt, de andere staat moet aan zo’n verandering van een verdrag wel willen meewerken. Bij het geheel opzeggen zijn dan andere paragrafen van een sociaal zekerheidsverdrag ook in geding, zoals (wederzijds) soms het verdragsrecht op zorg of rechten op zorg bij tijdelijk verblijf.

    Ik wees er echter op dat het huidige kabinet zelf constateert dat het perspectief van verandering van Vo883/2004 dat daarvoor voor EU/EER staten (en Zwitserland) nodig is ver weg is aangezien er erg weinig steun voor te vinden is bij de lidstaten. Dus dat zie ik voorlopig niet gebeuren. Het zou ook de uitvoer naar het buitenland van wettelijk nabestaandenpensioen (ANW) en de WGA-uitkering raken als het wel zou gebeuren.
    Het lijkt me niet dat de huidige mogelijkheid van onverkorte uitvoer daarvan als een sinterklaascadeau moet worden beschouwd. Zeker ANW pensioen is dan wel een erg klein cadeautje.

    Antwoord
  3. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2018/07/05/verslag-raad-wsbvc-21-juni-2018
    Uit het VERSLAG RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 21 JUNI 2018:

    Verordening 883/2004 coördinatie sociale zekerheid

    Ook is het niet gelukt om een evaluatieclausule over indexatie van gezinsbijslagen in de Verordening op te nemen. Wel is de basis-exporttermijn gehandhaafd op drie maanden. De lidstaten behouden daarbij de bevoegdheid om deze termijn al dan niet te verlengen. De algemene oriëntatie is tijdens de Raad vastgesteld conform het akkoord dat eerder in Coreper was bereikt.

    De herziening van de Verordening is nu een nieuwe fase ingegaan. Het Europees Parlement (EP) moet nog komen met haar eigen reactie op het voorstel van de Commissie. In het EP zijn de onderhandelingen nog gaande. De EP-commissie EMPL gaat waarschijnlijk in oktober hierover stemmen. Als ook het EP haar standpunt heeft bepaald, starten de trilogen tussen voorzitterschap, EP en de Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Mijn inzet zal ook tijdens deze nieuwe fase erop gericht zijn de door Nederland gewenste aanpassingen, door onder meer contacten met het EP, te realiseren. Conform afspraken met uw Kamer zal ik u informeren over de voortgang van deze trilogen bij elke Geannoteerde Agenda voor een Raad WSBVC of eerder indien zich relevante ontwikkelingen voordoen.

    Antwoord
  4. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/06/25/svb-uitvoeringstoets-verzamelwet-szw-2019

    Brief SVB aan Stscr. SZW van 26 maart 2018
    Betreft: Uitvoeringstoets Verzamelwet SZW 2019
    ,daaruit:

    “Wederzijdse anticumulatie SVB-Internationale Organisaties
    In overleg met uw departement stellen wij u voor het voorstel Wederzijdse Anticumulatie SVB-Internationale Organisaties mee te nemen in deze Verzamelwet. De SVB moet gezinsbijslagen van internationale organisaties op grond van een wettelijk voorschrift in mindering brengen op de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Hierbij doet zich het probleem voor dat de internationale organisaties over het algemeen juist de kinderbijslag en kindgebonden budget op de eigen uitkeringen in mindering willen brengen. Hierdoor is een situatie ontstaan die niet alleen onduidelijkheden veroorzaakt, maar bovenal administratief zeer belastend is voor SVB, verzekerden en internationale organisaties. De inspanningen van alle betrokkenen niet in verhouding staan tot het te dienen doel.
    Voorgesteld wordt om artikel 3 van de Regeling samenloop met buitenlandse tegemoetkomingen 2008 (Stcrt. 2009, 9) in te trekken. De kinderbijslag en het kindgebonden budget worden dan volledig betaald door de SVB respectievelijk de Belastingdienst Toeslagen. Dit voorstel sluit aan bij de reeds ontstane uitvoeringspraktijk zodat dit geen financiële gevolgen heeft voor de uitkeringslasten.

    Dit voorstel kan eventueel ook worden gerealiseerd door aanpassing van de Regeling Samenloop met Buitenlandse Tegemoetkomingen 2008.
    Voor vragen over of een toelichting op deze uitvoeringstoets kunt u contact opnemen met Aggeliki Sidiropoulos (asidiropoulos(5)svb.nl), 06-14297657).
    Ik vertrouw erop u hiermee van dienst te zijn geweest en stel het op prijs om binnen 6 weken een reactie te ontvangen op deze brief.”

    Antwoord
  5. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
    Datum 1 april 2019 Betreft Wijziging EU coördinatieverordening sociale zekerheid

    Uit BIJLAGE
    Reactie op het artikel in Forum van 29 januari jl.2
    In het Forumartikel staat vermeld “grote complexiteit gezinsuitkeringen: vereenvoudiging kan. Neem woonland als basis”.
    In dit punt wordt een voorkeur uitgesproken voor coördinatieregels op het gebied van sociale zekerheid waarin het woonland verantwoordelijk is voor gezinstoeslagen. Zoals ik in mijn brief van 20 december jl. heb aangegeven, zou dit inderdaad een alternatief voor de invoering van het woonlandbeginsel (aanpassing gezinsbijslagen naar aanleiding van de kosten van levensonderhoud in het woonland van het kind) binnen de EU kunnen zijn. Zoals ik de Tweede Kamer heb laten weten middels de geannoteerde agenda voor de Raad WSBVC van 15 maart 20186, is het propageren van dit compromis onderdeel van mijn lange termijn strategie om te komen tot een gewijzigd exportbeleid van de gezinstoeslagen.
    De Minister van Sociale Zaken
    en Werkgelegenheid,
    W. Koolmees
    Zie verder: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/04/01/kamerbrief-wijziging-eu-coordinatieverordening-sociale-zekerheid

    Antwoord
  6. Today, the Commission decided to send a reasoned opinion to Austria due to the incompatibility of its law on the indexation of family benefits and family tax credits with EU rules. As of 1 January 2019, Austria has made family benefits and family tax reductions paid for children residing in another Member State dependent on the costs of living of that Member State. This means that many EU citizens, who work in Austria and contribute to its social security and tax system in the same way as local workers, receive fewer benefits simply because their children are living in another Member State. The Commission finds that this indexation mechanism is not compatible with EU law.
    Marianne Thyssen, Commissioner for Employment, Social Affairs, Skills and Labour mobility, said: “Equal treatment is a fundamental principle of the EU. EU citizens, who work in another Member State than their own and pay taxes and social security contributions, have a right to the same family benefits.”
    Austria replied to the European Commission’s letter of formal notice in March 2019. Having thoroughly analysed the arguments put forward by Austria, the Commission has concluded that the concerns have not been addressed. Therefore, the Commission has moved to the second step in the infringement procedure with a reasoned opinion, following letter of formal notice sent in January 2019.
    Next steps
    Austria now has 2 months to take the necessary measures to comply with the reasoned opinion. If Austria fails to reply satisfactorily, the Commission may refer the case to the Court of Justice of the EU.
    Background
    EU rules on the coordination of social security systems (Regulation (EC) No 883/2004) do not allow a Member State to reduce cash benefits granted to persons insured under its legislation solely because they or their family members reside in another Member State. These rules also prohibit discrimination on grounds of nationality. Any reduction of family benefits solely because the children reside abroad, breaches the EU rules on social security as well as the principle of equal treatment of workers who are nationals of another Member State with regards to social and fiscal advantages (Regulation (EU) No 492/2011).
    The Austrian indexation mechanism is discriminatory as it leads to a reduction of the family benefits and tax reductions granted to workers in Austria only because their children happen to reside in another Member State. The fact that a Member State has a lower cost of living than Austria is of no relevance for benefits paid out as a lump sum and not linked to the actual expenses for maintaining a child.
    https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_19_4253

    Antwoord
  7. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Datum Betreft Vervolg activiteiten beleidsdoorlichting artikel 10 Tegemoetkoming Ouders
    Daaruit:
    In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van artikel 10 Tegemoetkoming Ouders1 is een aantal onderzoeken en een analyse aangekondigd naar een evenwichtigere kostendekkendheid van de kinderbijslag en het kindgebonden budget voor verschillende groepen. Met deze brief en bijgevoegde analyse informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van deze vervolgacties. Hierbij ga ik ook in op de kostendekkendheid voor alleenstaande ouders en het hogere armoederisico voor deze groep. Tot slot informeer ik uw Kamer over mogelijk onterecht verstrekte kinderbijslag.
    (..)
    3. Verbeteringen in de internationale uitvoering De beleidsdoorlichting kindregelingen constateert dat de uitvoering van de Wet op het kindgebonden budget (WKB) en de AKW in gevallen met een internationale component complex is. De Belastingdienst Toeslagen voert de WKB uit en de SVB voert de AKW uit. Wanneer er samenloop is met kind- of gezinsregelingen uit het buitenland heeft de burger te maken met twee uitvoerders.
    De verrekening van de buitenlandse bijslagen is complex. Ook het controleren van (partner)gegevens in het buitenland is vaak lastig en mede daardoor is de uitvoering van buitenlandse gezinsbijslagen complex. Dit is reden om vereenvoudiging en verbetering van het proces te onderzoeken.
    Om tot een herontwerp van het proces te komen is een grondige analyse van het huidige proces uitgevoerd. Op basis hiervan worden verschillende oplossingsrichtingen onderzocht op haalbaarheid waarbij de gevolgen voor de burger en de uitvoering en de juridische implicaties in kaart worden gebracht. Ik verwacht in het voorjaar van 2020 een voorstel te kunnen doen om tot verbetering van het proces te kunnen komen.
    4. Mogelijk onterecht verstrekte kinderbijslag De SVB heeft mij geïnformeerd dat mogelijk ten onrechte kinderbijslag is verstrekt aan personen die voor diplomatieke posten en intergouvernementele organisaties in Nederland werken.
    Voor medewerkers van intergouvernementele organisaties geldt dat de zetelovereenkomst2 bepaalt of zij al dan niet onder het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel vallen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) levert de SVB een overzicht met de betreffende personen en de personen behorende tot hun huishouding die als gevolg daarvan mogelijk niet verplicht verzekerd zijn voor de volksverzekeringen in Nederland. Tussen november 2017 en april 2019 is deze reguliere gegevensuitwisseling, als gevolg van aanpassingsproblemen met nieuwe IT-systemen, onderbroken geweest. Niettemin vond gegevensuitwisseling op ad hoc basis plaats. Sinds april 2019 levert BZ weer maandelijks een overzicht aan de SVB. De SVB verwerkt deze gegevens op dit moment handmatig en streeft ernaar om de gegevens begin 2020 weer automatisch te verwerken.

    Vanwege de tijdelijke verstoring van de reguliere gegevensuitwisseling is er vermoedelijk in een beperkt aantal gevallen ten onrechte kinderbijslag verstrekt. De SVB verricht nader onderzoek naar deze gevallen. Daarnaast past de SVB het reguliere terugvorderingsbeleid toe in gevallen waarin ten onrechte kinderbijslag is verstrekt. Ik informeer de Tweede Kamer over de verdere afhandeling van deze zaak in de ‘stand van de uitvoering’ brief in december.
    de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
    zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/11/bijlage-1-brief-vervolg-activiteiten-beleidsdoorlichting-artikel-10-tegemoetkoming-ouders

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.