Voorstel tot regelen pensioenverdeling bij echtscheiding

aug 8, 2018

https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-sociale-zaken-en-werkgelegenheid/nieuws/2018/03/09/pensioen-automatisch-verdeeld-bij-scheiding

Pensioen automatisch verdeeld bij scheiding

Nieuwsbericht | 09-03-2018 | 06:30

Na een echtscheiding wordt het pensioen voortaan automatisch verdeeld over beide ex-partners. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt dit voor in een brief aan de Tweede Kamer.

Na een scheiding heb je recht op de helft van het pensioen dat je ex-partner heeft opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Maar dat moet je  wel op tijd doorgeven aan je pensioenfonds, binnen 2 jaar. Als je dat vergeet of te lang uitstelt, moet je de uitbetaling zelf met je ex-partner regelen, ook als die daar geen zin in heeft.

Minister Koolmees: ‘Echtscheiding is een moeilijke situatie waarbij je veel aan je hoofd hebt, en pensioen is een ingewikkeld onderwerp. De verdeling kan en moet eenvoudiger. We gaan het automatisch regelen. Zo worden kwetsbare partners beter beschermd. En beide ex-partners krijgen meer regie op hun eigen financiële planning.’

(..)

4 Reacties

  1. ECLI:NL:HR:2020:276
    Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-02-2020 Datum publicatie 14-02-2020 Zaaknummer 19/00187 Formele relaties
    Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:1007, Gevolgd
    In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2018:8995, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Cassatie
    Beschikking Inhoudsindicatie
    Huwelijksvermogensrecht. Pensioenverevening na echtscheiding. Afstorting door rechtspersoon waarvan de man directeur/grootaandeelhouder is van de commerciële waarde van de pensioenaanspraak van de vrouw. Moet die commerciële waarde worden berekend per tijdstip van echtscheiding of per tijdstip van afstorting? Vindplaatsen Rechtspraak.nl
    HOGE RAAD DER NEDERLANDEN CIVIELE KAMER Nummer 19/00187 Datum 14 februari 2020
    BESCHIKKING
    Daaruit:
    Beoordeling van het middel
    3.1.1
    De onderdelen 2.1.1-2.1.4 van het middel klagen onder meer over het oordeel van het hof (in rov. 2.5 van de eindbeschikking) dat moet worden uitgegaan van de commerciële waarde van het aan de vrouw toekomende deel van de pensioenaanspraken op het tijdstip van echtscheiding en niet van de commerciële waarde daarvan op het tijdstip van afstorting. Volgens de onderdelen heeft het hof met dit oordeel blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, nu het aan de vrouw toekomende deel van de pensioenaanspraken weliswaar moet worden berekend op het tijdstip van echtscheiding, maar vervolgens op het tijdstip van afstorting het bedrag moet worden verstrekt dat nodig is om de aldus berekende pensioenaanspraak van de vrouw ook daadwerkelijk te kunnen realiseren.
    3.1.2
    Het recht op pensioenverevening berust blijkens de regeling in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna: Wvps) op het uitgangspunt dat echtgenoten in gelijke mate aanspraak kunnen maken op het pensioen dat gedurende de deelnemingsjaren tussen de huwelijkssluiting en het tijdstip van scheiding door een van hen is opgebouwd, en dus evenredig met de duur van het huwelijk (art. 2 lid 2 Wvps en art. 3 lid 1 Wvps).2 Ook voor de aanspraak op partnerpensioen is aansluiting gezocht bij het tijdstip van scheiding (art. 3a Wvps). Hieruit volgt dat het tijdstip van echtscheiding bepalend is voor het aan de andere echtgenoot toekomende deel van de pensioenaanspraak.
    3.1.3
    Indien een rechtspersoon een pensioentoezegging doet, dient hij zorg te dragen dat hij deze te zijner tijd kan nakomen. Indien en voor zover de opbouw van het pensioen in eigen beheer plaatsvindt, dient hij daarom in beginsel over voldoende kapitaal daarvoor te beschikken.3
    De eisen van redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen ex-echtgenoten beheersen, zullen in het algemeen meebrengen dat de tot verevening verplichte echtgenoot die als directeur/grootaandeelhouder de rechtspersoon beheerst waarin de te verevenen pensioenaanspraak is ondergebracht, dient zorg te dragen voor afstorting bij een externe pensioenverzekeraar van het kapitaal dat nodig is voor het aan de andere echtgenoot toekomende deel van de pensioenaanspraak.4 Bij de berekening van het benodigde kapitaal dient te worden uitgegaan van de commerciële waarde van de pensioenaanspraak, waarbij de heersende marktrente tot uitgangspunt wordt genomen.5
    Met het uitgangspunt dat de rechtspersoon die een pensioentoezegging doet over voldoende kapitaal moet beschikken om die toezegging te zijner tijd te kunnen nakomen, en het uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeiende recht op afstorting van het kapitaal dat nodig is voor het deel van de pensioenaanspraak dat toekomt aan de tot verevening gerechtigde echtgenoot, strookt dat het af te storten kapitaal wordt berekend naar de commerciële waarde van de pensioenaanspraak ten tijde van de afstorting.
    3.1.4
    Het voorgaande brengt mee dat naar het tijdstip van echtscheiding bepaald moet worden wat de hoogte is van de pensioenaanspraak van de tot verevening gerechtigde echtgenoot, maar dat de commerciële waarde van die aanspraak – het bedrag dat nodig is om die pensioenaanspraak bij een externe pensioenverzekeraar te verzekeren – bepaald moet worden naar het tijdstip van afstorting door de rechtspersoon.
    3.1.5
    De hiervoor in 3.1.1 weergegeven klacht slaagt.
    3.2
    Indien op het moment waarop de afstorting plaatsvindt, onvoldoende kapitaal aanwezig is in de rechtspersoon om én de commerciële waarde van het aandeel in de pensioenaanspraak van de tot verevening gerechtigde echtgenoot af te storten, én voldoende kapitaal in de rechtspersoon achter te laten om de commerciële waarde van het aandeel in de pensioenaanspraak van de tot verevening verplichte echtgenoot te dekken, zal het tekort in beginsel moeten worden gedeeld, evenredig met de verhouding waartoe de verevening overeenkomstig art. 3 lid 1 Wvps leidt.6 De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat de rechter tot een andere verdeling komt van het tekort tussen de ex-echtgenoten. Daarvoor is met name plaats indien het aan de vereveningsplichtige echtgenoot is toe te rekenen dat zodanig tekort is ontstaan of is opgelopen.
    3.3
    Het voorgaande laat onverlet dat de rechter, gelet op alle omstandigheden van het geval, kan beslissen dat geen aanspraak bestaat op (volledige) afstorting indien de tot verevening verplichte echtgenoot stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat de benodigde liquide middelen niet kunnen worden vrijgemaakt of van elders verkregen zonder de continuïteit van de bedrijfsvoering van de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming in gevaar te brengen.7

    Antwoord
  2. Datum8 juli 2021
    Betreft Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2022 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022) (35 287)

    Afgelopen 25 januari was door uw Kamer een wetgevingsoverleg geagendeerd over het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2022. Na de val van het kabinet is dit overleg tot nader order geannuleerd. Uw Kamer heeft het wetsvoorstel niet controversieel verklaard. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2022.1 Zoals ik u al eerder meldde in mijn brief van 21 april 20202, is het wenselijk dat voor scheidende partijen en scheidingsprofessionals geruime tijd voor de scheiding duidelijk is welke gevolgen de scheiding heeft voor het pensioen, en welke regime van pensioenverdeling van toepassing is (de huidige wet of de nieuwe wet). Voor pensioenuitvoerders moet er voldoende voorbereidingstijd zijn om hun werkwijzen en administraties aan te passen. Een inwerkingtreding per 1 januari 2022 is gelet hierop niet langer haalbaar. Daarom meld ik – mede namens mijn ambtgenoot voor Rechtsbescherming – dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel wordt verschoven naar 1 juli 2022.
    Ik hoop kort na het zomerreces met uw Kamer de behandeling van het wetsvoorstel te kunnen voortzetten, zodat er op tijd duidelijkheid kan worden geboden aan scheidende partijen en overige belanghebbenden.
    De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
    W. Koolmees

    Antwoord
  3. ECLI:NL:GHARL:2021:10238 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-11-2021, 200.276.420/01
    Datum uitspraak: 02-11-2021 Datum publicatie: 04-11-2021
    Rechtsgebieden: Civiel recht
    Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Vindplaatsen: Rechtspraak.nl
    Inhoudsindicatie:
    Vordering tot nadere verrekening van pensioenrechten in een zaak waarin partijen gehuwd zijn geweest in een gemeenschap van vruchten en inkomsten en de echtscheiding dateert uit de periode gelegen tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995. Het Boon/Van Loon arrest is van toepassing, het pensioen is een overgeslagen goed (artikel 3:179 lid 2 BW), er is geen sprake van verknochtheid, verjaring of rechtsverwerking. Het beroep op redelijkheid en billijkheid slaagt niet.

    Antwoord
  4. ECLI:NL:GHSHE:2023:245 Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 25-01-2023, 21/01049
    Datum uitspraak: 25-01-2023 Datum publicatie: 13-07-2023
    Formele relaties:
    Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:3022, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
    Rechtsgebieden: Bestuursrecht; Belastingrecht
    Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
    Vindplaatsen:
    Viditax (FutD), 13-7-2023, Rechtspraak.nl
    Inhoudsindicatie:
    Belanghebbende heeft in 2017 een pensioenuitkering ontvangen. Een gedeelte van deze uitkering is rechtstreeks aan de ex-echtgenote van belanghebbende uitgekeerd. De gehele pensioenuitkering is bij belanghebbende belast. Belanghebbende stelt dat het aan de ex-echtgenote uitbetaalde gedeelte bij haar belast had moeten worden omdat sprake is van een aan haar zelfstandig toekomend vermogensrecht. Het hof acht aannemelijk dat pensioenverrekening heeft plaatsgevonden, maar acht niet aannemelijk dat deze verrekening heeft plaatsgevonden door de pensioenrechten te splitsen in zelfstandige vermogensrechten. In zoverre is de aanslag IB/PVV 2017 juist. Het belastbaar inkomen uit werk en woning van belanghebbende wordt echter verminderd met het aan de ex-echtgenote uitbetaalde gedeelte van de pensioenuitkering wegens een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Dit leidt tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2017. De boete wegens het niet-indienen van de aangifte blijft in stand.

    • Hoedanigheid: - Adviseur
    Antwoord

Laat een reactie achter voor Jan de Voogd Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.