Selecteer een pagina

Schenken aan in Nederland wonende kinderen: fiscaal

mrt 7, 2019

In de schenkbelasting geldt een bijzondere vrijstelling voor de schenking ten behoeve van de eigen woning. Aan deze vrijstelling geldt in beginsel de voorwaarde dat het om een onvoorwaardelijke schenking moet gaan. De schenker mag wel een ontbindende voorwaarde stellen om te garanderen dat de schenking aan de eigen woning wordt besteed.

Lees verder op:
http://www.taxence.nl/fiscaal-nieuws/nieuws/uitgelicht-homepage/pas-op-met-ontbindende-voorwaarde-schenking-voor.163776.lynkx

19 Reacties

  1. En zie hier info van de Belastingdienst over vrijstelling bij erfenis en schenking uit het buitenland:
    Zodra een Nederlander meer dan tien jaar in een buitenland woont, zijn diens erfenis en schenkingen aan een inwoner van Nederland vrijgesteld van erf- en schenkbelasting. Deze bepaling in de successiewet 1956 is nog altijd geldig.

    https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/erfbelasting/content/ik-heb-een-erfenis-uit-het-buitenland-waar-betaal-ik-erfbelasting

    Antwoord
      • Ik heb een schenking op papier gedaan aan mijn 3 kinderen , woon al meer dan 10 jaar in het buitenland , moet ik evengoed de 6% rente betalen aan mijn kinderen die in Nederland wonen?

      • zie bericht van 8 maart 2019. Schenkings- en erfbelasting kan niet vereist zijn indien de schenking is gedaan nadat termijnn van 10 jaren verstreken is, en u zeker weet dat van uw nalatenschap (door te blijven wonen in het buitenland) door Nederland geen erfbelasting kan worden geeist bij uw overlijden. Wel kan het zijn dat uw woonstaat nog eisen stelt in verband met schenkbelasting. Of daar soortgelijke rente-eisen voor een schenking op papier bestaan vraagt om verdieping in die schenkingswetgeving.

    • Geldt de 10 jaar regeling overigens voor zowel schenkingen als erfenis. Volgens mij geldt het alleen voor erfenis en niet voor schenkingen.

      Graag toelichting. Dank

      • Hoedanigheid: - Niet-lid
      Antwoord
    • Het is afhankelijk van de lokale wetgeving of het woonland van de schenker of de erflater belasting heft.
      Maar bijvoorbeeld in Duitsland zijn de vrijgestelde bedragen veel hoger dan in Nederland.
      Dus zodra een Nederlander meer dan tien jaar in Duitsland woont, kan deze aan bijvoorbeeld kinderen in Nederland grote sommen schenken zonder voorwaarden en zonder heffing. (De precieze bedragen heb ik niet paraat.)

      Het is overigens merkwaardig dat deze termijn van tien jaar, de zgn woonlandfictie, binnen de EU nog bestaat; die geldt namelijk alleen voor iemand met de Nederlandse nationaliteit en discrimineert dus feitelijk naar nationaliteit.

      Antwoord
      • Wat die discriminatie naar nationaliteit betreft, dat is beoordeeld in het volgende EHvJ arrest:
        In zaak C 513/03,
        betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bij beslissing van 5 november 2003, ingekomen bij het Hof op 8 december 2003, in de procedure
        Erven van M. E. A. van Hilten-van der Heijden
        tegen
        Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Buitenland te Heerlen,

        47 Voorzover ingezetenen die onderdaan zijn van de betrokken lidstaat, ten gevolge van een nationale wetgeving als de litigieuze anders worden behandeld dan ingezetenen die onderdaan zijn van andere lidstaten, zij opgemerkt dat dergelijke – met de verdeling van de fiscale bevoegdheid samenhangende – differentiaties niet kunnen worden geacht discriminaties op te leveren die uit hoofde van artikel 73 B van het Verdrag verboden zijn. Bij gebreke van unificatie of harmonisatie op gemeenschapsniveau vloeien zij immers voort uit de bij de lidstaten rustende bevoegdheid, eenzijdig of in verdragen de criteria voor de verdeling van hun heffingsbevoegdheid vast te stellen [zie in die zin, met betrekking tot artikel 48 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 39 EG), arrest van 12 mei 1998, Gilly, C 336/96, Jurispr. blz. I 2793, punt 30, en, met betrekking tot de artikelen 52 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 43 EG) en 58 EG-Verdrag (thans artikel 48 EG), arrest van 21 september 1999, Saint-Gobain ZN, C 307/97, Jurispr. blz. I 6161, punt 57].

  2. … dat dergelijke – met de verdeling van de fiscale bevoegdheid samenhangende – differentiaties niet kunnen worden geacht discriminaties op te leveren die uit hoofde van artikel 73 B van het Verdrag verboden zijn. Bij gebreke van unificatie of harmonisatie op gemeenschapsniveau vloeien zij immers voort uit de bij de lidstaten rustende bevoegdheid, eenzijdig of in verdragen de criteria voor de verdeling van hun heffingsbevoegdheid vast te stellen.

    Jan. Dit is een mooie, zij het voor betrokkene negatieve, verwijzing naar “geldend recht”. Je hebt dus “discriminatie” (mag niet), maar ook “differentiaties” en “dispariteiten”. Dan mag ongelijke behandeling wel. Teruggevoerd om de omstandigheid dat er “slechts” sprake is van “cooördinatie”, en niet van unificatie of harmonisatie. Dat is voer voor liefhebbers.

    Voor VBNGB-leden belangrijke domeinen als belastingen en zorg zijn van die “coördinatie” domeinen. “Discriminatie” heeft dan dus maar een beperkte zeggingskracht. Maar of die nou altijd mag ..?? Want … hoe verhoudt dit zich tot bijv. het beginsel van vrij verkeer? Wanneer een bepaalde persoonsgebonden aftrek niet bestaat voor een Nederlander die buiten Nederland woont, en wel voor een Nederlander die in Nederland woont, wat is dan de situatie? Wanneer gaat het beginsel van “vrij verkeer” het belangrijkste worden? En … als tweede “tegen”-beginsel: de onteigening uit het EVRM: wanneer kun je een situatie van nadeliger financiële behandeling benoemen als “onteigening”?

    Afijn. Genoeg redenen om allerlei bestaande jurisprudentie toch nog eens tegen het licht te houden. It ain’t necessarily so!

    Antwoord
  3. Inderdaad: het maken van onderscheid naar nationaliteit (direct of indirect) mag in beginsel niet krachtens het EU verdrag of lagere EU wetgeving (de laatste gaat dan voor op het eerste). Tenzij er rechtvaardigingsgronden zijn. En bij directe belastingen zijn die er al snel: bijv. als opgesomd in Gilly arrest en de daarop gebaseerde. Het EHvJ is in de loop der jaren wat opgeschoven in de richting van toetsen op schending van vrij verkeer van werknemers/personen beginsel (Het onderscheid naar nationaliteit is daarmee (althans: ook daarmee) verbonden, maar ook daarbij wordt soms tot de conclusie gekomen dat er geen schending is, maar slechts sprake van ongunstige effecten voortkomend uit dispariteiten van nationale stelsels. Een van de redenen is dat in geval het gaat om toetsen van regelgeving die voor residente als niet-residente onderdanen van een staat verschillend is, een toets op discriminatie naar nationaliteit niet werkt.

    Wat betreft niet-aftrekbaarheid van persoonsgebonden aftrek voor niet-residenten onder bronlandregiem, dat is uitgebreid vastgelegd in de Schumackerdoctrine van het EHvJ : dat is slechts verboden als aannemelijk is dat de niet-resident qua inkomenspositie objectief vergelijkbaar is met de resident (vrijwel gehele inkomen niet afkomstig uit de woonstaat) of als hij zijn fiscale persoonlijke voordelen niet of onvoldoende door het woonland gerealiseerd ziet. Ik zie het eerste overigens als een verbijzondering van het tweede.

    Bij de uitleg van het EVRM en verbod op discriminatie naar nationaliteit geldt soortgelijks: het mag niet tenzij er geldige uitzonderingsgronden zijn (legitiem -algemeen- belang, wettelijk geregeld, proportionaliteit, zorgvuldig voorbereid, belangenafweging tussen algemeen belang en persoonlijk nadelige affecten).

    Conclusie: wie een beroep op verbod op discriminatie naar nationaliteit in het internationale recht doet, dient zich grondig te verdiepen in mogelijke uitzonderingsgronden. Hetzelfde geldt voor het nationale recht.

    Antwoord
  4. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/03/11/beantwoording-kamervragen-advertentie-toepassing-schenkvrijstelling-eigen-woning

    Datum 11 maart 2019 Betreft Beantwoording Kamervragen n.a.v. advertentie over toepassing schenkvrijstelling eigen woning

    de staatssecretaris van Financiën, Menno Snel

    daaruit:

    Vraag 4. Kunt u een toelichting geven op de wenselijkheid van deze fiscale constructie, aangezien personen gezien de advertentie nog een tweede keer een groot bedrag belastingvrij kunnen schenken aan een kind of een ander familielid? Is dit conform de letter of de geest van de wet?
    Antwoord vragen 3 en 4
    De reden voor het doen van kruislingse schenkingen – jij schenkt aan mijn kind onder de voorwaarde dat ik aan jouw kind schenk – is gelegen in het feit dat een ouder een schenking wil doen aan zijn eigen kind voor diens eigen woning, maar dat kind voor die schenking geen beroep meer kan doen op de verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning, omdat het kind al eerder een beroep op een verhoogde vrijstelling schenkbelasting heeft gedaan wegens een schenking van dezelfde ouder(s). Via de omweg van kruislings schenken wil men bereiken dat het kind toch een beroep kan doen op die vrijstelling, stellende dat de schenking afkomstig is van een ander. In een dergelijk geval zal het beroep op de vrijstelling niet gehonoreerd worden. Dit standpunt heeft mijn ambtsvoorganger eerder aan de Tweede Kamer aangegeven tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2014 en het Belastingplan 20162. Ik acht het gebruik van kruislingse schenkingen ten einde de verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning voor een tweede maal te verkrijgen ongewenst en de toepassing van de vrijstelling in een dergelijk geval in strijd met de letter en geest van de Successiewet 1956. Sinds 2017 mag iedereen tussen 18 en 40 jaar van een familielid of van een derde eenmalig een schenking van maximaal € 102.010 (bedrag 2019) vrij van schenkbelasting ontvangen, mits deze tijdig wordt aangewend voor de eigen woning. Op deze verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning kan een beroep worden gedaan als het geschonken bedrag uiterlijk voor het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar van de schenking wordt benut voor verwerving van een eigen woning, aflossing van de eigenwoningschuld, verbetering of onderhoud van de eigen woning, eigen woning in aanbouw of aflossing van de restschuld. Zoals in de memorie van toelichting van het Belastingplan 2016 is vermeld, is voor het jaar 2020 een evaluatie voorzien waarin ook zal worden gekeken naar wie gebruik maakt van de regeling (ouder-kindrelaties; overige familieleden en derden) en tot welke bedragen; dit ook om vast te kunnen stellen of gebruikgemaakt wordt van ongewenste constructies.
    Bij de invoering van de tijdelijke verruiming van de vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2014 bestond reeds aandacht voor het mogelijk ontstaan van fiscale constructies om daarmee de vrijstelling meer dan één keer toe te passen. Zoals in de parlementaire stukken is aangegeven, zal de Belastingdienst bij constatering van kruislingse schenkingen de schenkingen beschouwen als schenkingen van de ouder(s) aan het eigen kind met als consequentie dat er schenkbelasting bij het kind wordt geheven, indien het kind reeds eerder een beroep heeft gedaan op een verhoogde vrijstelling schenkbelasting wegens een schenking van dezelfde ouder(s).
    Juridisch is er bij deze constructie sprake van een samenstel van rechtshandelingen. De ouder van het ene kind heeft een overeenkomst gesloten met de ouder van het andere kind. Door de overeenkomst verarmt de ouder en verrijkt het (eigen) kind. Het blijft dus een schenking van de ouder aan het eigen kind. In die verhouding kan niet meer dan eenmaal de vrijstelling worden toegepast. Ook als er wordt verkregen door middel van een derdenbeding is de verkrijging belast. De ene ouder heeft immers de verkrijging van de andere ouder bedongen ten behoeve van het eigen kind. Tot slot: in de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting zijn nadere voorwaarden gesteld voor de toepassing van de verhoogde vrijstelling voor een schenking ten behoeve van de eigen woning. Een van deze voorwaarden is dat de schenking onvoorwaardelijk wordt gedaan. Op het moment dat de ene ouder met de andere ouder overeenkomt dat hij diens kind een schenking doet onder voorwaarde dat deze ouder ook zijn kind een schenking doet, is deze niet onvoorwaardelijk en is de schenkvrijstelling ook om die reden niet van toepassing.

    Antwoord
  5. https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/kamerstukken/2022/03/01/antwoorden-op-kamervragen-over-verlaging-vrijstelling-eigen-woning-per-2023

    1 maart 2022
    Beantwoording vragen Tweede Kamer en van het lid-Maatoug (GroenLinks) over verlaging vrijstelling eigen woning per 2023
    Daaruit:

    4. Eventuele verlaging vrijstelling EW per 2023
    Automatiseringstechnisch kan de vrijstelling EW per 1 januari 2023 worden verlaagd. Voor schenkingen tussen ouders en kinderen en voor schenkingen tussen derden moet automatiseringstechnisch daarbij wel hetzelfde maximumbedrag gelden, net als nu het geval is.
    Uitvoeringstechnisch is een verlaging van de vrijstelling EW tot € 1 voor 2023 mogelijk, maar dit is niet logisch. Dit zou namelijk betekenen dat de vrijstelling EW – dan dus € 1 voor 2023 – lager zou zijn dan de jaarlijkse vrijstelling van circa € 5.700 voor een kind en van circa € 2.300 voor een derde. Ook zou de vrijstelling EW (met bestedingseis) lager zijn dan de eenmalige verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen van € 27.231, die geen bestedingsvoorwaarden kent.
    Vanuit dit oogpunt is te verwachten dat verlaging van de schenkingsvrijstelling eigen woning tot € 1 tot vragen en verwarring gaat leiden: het doel schenking voor de eigen woning wordt herkend in de aangifte waarna bij aanvinken alles boven € 1 wordt belast. Elders in het aangifteformulier kan in de ouder-kindrelatie zonder bestedingsvoorwaarde aanspraak worden gemaakt op een bedrag van € 27.231. Dit komt de begrijpelijkheid voor de burger niet ten goede. Bijkomend risico is druk op de uitvoering als gevolg van vragen over de uitwerking van de regeling voor 2023 en noodzakelijk herstel waar verkeerde keuzes gemaakt blijken te zijn.
    Gelet op het voorgaande lijkt het, indien een verlaging van de vrijstelling vóór 1 januari 2024 zou worden overwogen, het meest logisch om voor de ondergrens voor een eventuele verlaging van de vrijstelling EW minimaal het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen (€ 27.231) als uitgangspunt te nemen. Dit komt voor schenkingen in ouder-kindrelaties de facto neer op een afschaffing.
    5. Conclusie

    Het Coalitieakkoord d.d. 15 december 2021 voorziet in afschaffing van de vrijstelling EW per 1 januari 2024. Afschaffing van de vrijstelling vergt een structuuraanpassing in de ICT dus kan pas per 1 januari 2024. Een verlaging van de vrijstelling EW per 1 januari 2023 naar een ander bedrag is wel mogelijk. Het meest logisch is om als minimale ondergrens voor een eventuele verlaging van de vrijstelling het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen (€ 27.231) te hanteren. Daarmee wordt in ouder-kindrelaties de vrijstelling EW de facto afgeschaft. Het kabinet beziet op dit moment hoe om te gaan met de vrijstelling EW per 1-1-2023 en zal uw Kamer hier direct na het krokusreces over informeren.
    Hoogachtend,
    De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,

    Antwoord
  6. Belastingplan 2023 – gevolgen vrijstelling eigen woning voor schenking in aaneengesloten kalenderjaren
    30-11-2022

    Belastingdienst actueel

    Het kabinet heeft plannen om de eenmalig verhoogde vrijstelling voor de eigen woning te verlagen per 1 januari 2023 en af te schaffen in 2024. Krijgt u deze schenking in 2022 voor de 1e keer, maar niet het volledige belastingvrije bedrag? En krijgt u de schenking verdeeld over meerdere aaneengesloten kalenderjaren? Dan heeft dit al gevolgen voor uw vrijstelling voor de eigen woning in 2023.
    zie:

  7. https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/berichten/nieuws/belastingplan-2023-gevolgen-vrijstelling-eigen-woning-schenking-aaneengesloten-kalenderjaren
  8. Antwoord
  9. Vraag: Ik heb de Nederlandse nationaliteit en woon al meer dan 20 jaar in het buitenland (Curaçao) en wil mijn kind een schenking doen voor het kopen van een woning. Moet mijn kind schenkbelasting hierover betalen?

    • Hoedanigheid: - Niet-lid
    Antwoord
    • zie de berichten van Frans Nuijten hierboven van 8 maart 2019

      • Hoedanigheid: - Adviseur
      Antwoord
  10. Daar ben ik ook reuze benieuwd naar.

    • Hoedanigheid: - Niet-lid
    Antwoord

Laat een reactie achter voor Jan de Voogd Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.