SNBN in NRC over dubbele nationaliteit

nov 9, 2019

zie:

“Laat onze één miljoen ambassadeurs zelf nationaliteit kiezen

Paspoort Nederlanders die in het VK wonen, mogen een dubbele nationaliteit hebben, besloot de Tweede Kamer deze week. Terecht, maar ook een bittere uitzondering, schrijft Eelco Keij.”

Lees verder op:

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/11/07/laat-onze-een-miljoen-ambassadeurs-zelf-nationaliteit-kiezen-a3979543

12 Reacties

  1. Een opiniestuk uit de grond van mijn hart. Ik ben een pre pensioener in Australia, heb 40 jaar gewerkt in Nederland en ben doordat mijn man (die een stuk jonger is) een expat werd via zijn bedrijf hier terecht is gekomen.Wij zijn heel happy hier en hebben onze draai gevonden (mede doordat 2 broers hier ook al 30 jaar wonen) en willen hier graag blijven. Maar het wordt bemoeilijkt door de Nederlandse overheid omdat we geen dubbele nationaliteit mogen hebben. Ik zou nooit en te nimmer mijn Nederlanderschap willen opgeven, ook vanwege de rechten die ik heb opgebouwd, maar zou wel graag Australiër willen worden om bepaalde banen bij de overheid hier te kunnen accepteren om mijn pensioengat op te vangen. Je moet Australiër worden om bij de overheid te kunnen werken. Elly Perth Australia

    Antwoord
  2. https://acvz.org/wp-content/uploads/2015/06/Advies-ACVZ-NR27-2008.pdf
    en ook uit 2008 van dezelfde adviescommissie:
    Nederlanderschap in een onbegrensde wereld advies over het nederlandse beleid inzake meervoudige nationaliteit Nederlanderschap in een onbegrensde wereld advies over het nederlandse beleid inzake meervoudige nationaliteit

    Antwoord
  3. Zie in deze blog van Maarten Vink over dubbele nationaliteit wereldwijd:
    “Wereldwijde trend
    Met het voorstel uit het regeerakkoord leek Nederland dus aan te sluiten bij een wereldwijde trend naar een meer tolerante houding ten opzichte van dubbele nationaliteit.
    Deze trend blijkt uit data over relevante bepalingen uit de nationaliteitswetgeving in 200 landen sinds 1960 die ik samen met Maastrichtse collega’s heb verzameld (de data kunnen hier gedownload worden; voor meer informatie over wereldwijde ontwikkelingen op het gebied van nationaliteitswetgeving zie GLOBALCIT, het Global Citizenship Observatory). Merk op dat de gegevens uit deze dataset uitsluitend betrekking hebben op de gevolgen van het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit (in GLOBALCIT werken we momenteel aan een uitbreiding van deze dataset, waarin we ook afstandsbepalingen voor immigranten die willen naturaliseren zullen meenemen).”Lees verder op:
    https://stukroodvlees.nl/dubbele-nationaliteit-en-dubbele-standaard-brexit-en-hoe-nu-verder/

    Antwoord
  4. Kan ik mijn Nederlandse nationaliteit automatisch verliezen? En hoe voorkom ik dat?
    Heeft u de Nederlandse nationaliteit en wilt u een tweede of volgende nationaliteit aannemen? Of heeft u al meer nationaliteiten dan alleen de Nederlandse? Als dit op u van toepassing is, dan loopt u het risico de Nederlandse nationaliteit automatisch kwijt te raken. Leest u daarom deze informatie goed door.
    Er is veel informatie over de Nederlandse nationaliteit. Dit informatieblad is beperkt tot de manieren van automatisch verlies van de Nederlandse nationaliteit. Zoekt u informatie over verlies door intrekking van de Nederlandse nationaliteit door de Nederlandse overheid? Lees daarover op de website https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nederlandse-nationaliteit/nederlandse-nationaliteit-verliezen Of wilt u informatie over het terugkrijgen van de Nederlandse nationaliteit? Lees daar over op de website https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nederlandse-nationaliteit/nederlander-worden.
    Lees verder op:
    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2017/01/03/nederlandse-nationaliteit-verliezen

    Antwoord
  5. Minderjarigen en verlies Nederlandse nationaliteit
    Kinderen jonger dan 18 jaar kunnen de Nederlandse nationaliteit kwijtraken. Bijvoorbeeld als de vader of moeder het Nederlanderschap verliest. Het kind verliest dan de Nederlandse nationaliteit omdat zijn1 ouder de Nederlandse nationaliteit verliest. Het kind behoudt wel het Nederlanderschap als er nóg een andere ouder met de Nederlandse nationaliteit overblijft.
    Lees verder op:
    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2016/08/18/minderjarigen-en-verlies-van-de-nederlandse-nationaliteit

    Antwoord
  6. ECLI:NL:RVS:2020:423

    Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-02-2020 Datum publicatie 12-02-2020 Zaaknummer 201504577/2/A3, 201507057/2/A3, 201508588/2/A3, 201601993/2/A3, 201604943/1/A3 en 201608752/1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
    Bij verwijzingsuitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1098 (hierna: de verwijzingsuitspraak), heeft de Afdeling het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de gestelde vragen over de verenigbaarheid van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 16, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) met het Unierecht, in het bijzonder de artikelen 20 en 21 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). De Afdeling heeft bij deze uitspraak de behandeling van de hoger beroepen van [appellant sub 1], [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellante sub 4] in zaken nrs. 201504577/1/A3, 201507057/1/A3, 201508588/1/A3 en 201601993/1/A3 geschorst tot het Hof uitspraak zal hebben gedaan en elke verdere behandeling aangehouden. Vindplaatsen
    Rechtspraak.nl
    201504577/2/A3, 201507057/2/A3, 201508588/2/A3, 201601993/2/A3, 201604943/1/A3 en 201608752/1/A3.
    Datum uitspraak: 12 februari 2020
    AFDELING
    BESTUURSRECHTSPRAAK
    Uitspraak op de hoger beroepen van:
    1. [appellant sub 1], wonend te Montréal (Canada),
    2. [appellante sub 2], wonend te Payerne (Zwitserland),
    3. [appellant sub 3], wonend te Teheran (Iran),
    4. [appellante sub 4], wonend te Payerne (Zwitserland),
    5. [appellant sub 5], wonend te Zwitserland, en
    6. [appellante sub 6], wonend te New York (Verenigde Staten)
    tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 april 2015 in zaak nr. 14/9924, van 16 juli 2015 in zaak nr. 15/2799, van 6 oktober 2015 in zaak nr. 15/2898, van 4 februari 2016 in zaak nr. 15/5798, van 10 mei 2016 in zaak nr. 16/50 en van 7 oktober 2016 in zaak nr. 16/4721, in de gedingen tussen:
    [appellant sub 1], [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellante sub 4], [appellant sub 5] en [appellante sub 6]
    en
    de minister van Buitenlandse Zaken.
    Daaruit:
    11.1. De Afdeling stelt vast dat in de RWN geen grondslag is opgenomen voor de beslissing dat een persoon met terugwerkende kracht het Nederlanderschap herkrijgt indien dat verloren is gegaan in strijd met het evenredigheidsbeginsel uit het oogpunt van het Unierecht. De minister heeft in zijn schriftelijke uiteenzettingen gesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voornemens is een voorstel te doen om de RWN op dit punt met voorrang te wijzigen. Nu die grondslag in de huidige RWN niet is opgenomen, bestaat er in zoverre strijd met artikel 20 van het VWEU. De Afdeling is van oordeel dat aan deze verdragsbepaling rechtstreekse werking toekomt. Steun voor dit oordeel wordt gevonden in onder meer het arrest van het Hof van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354, Chavez-Vilchez, punt 60, waarin is overwogen dat een onderdaan van een lidstaat de bij zijn door artikel 20 van het VWEU verleende status van burger van de Unie behorende rechten kan inroepen. Hieruit moet worden afgeleid dat ook een voormalig Unieburger zich op dit artikel moet kunnen beroepen, indien zijn Unieburgerschap, met de daarbij behorende rechten, hem ten onrechte is ontvallen. Uit het arrest van het Hof van 9 september 2003, ECLI:EU:C:2003:430, CIF, punt 49, en het arrest van 22 juni 1989, ECLI:EU:C:1989:256, Fratelli Costanzo, punten 29, 30 en 31, blijkt dat bestuursorganen rechtstreeks werkende bepalingen van Unierecht moeten toepassen. Hieruit volgt dat de minister bevoegd is artikel 20 van het VWEU toe te passen en derhalve dient te onderzoeken of de gevolgen van het nationaliteitsverlies in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel uit het oogpunt van het Unierecht (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 15 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1152).
    De Afdeling stelt vast dat de minister na het wijzen van het Tjebbes-arrest en derhalve na het nemen van de besluiten op bezwaar aan de hand van de beschikbare stukken in het dossier in zijn brieven van 2 mei 2019 per individueel geval beoordeeld heeft of het vervallen van de nationaliteit evenredig is uit het oogpunt van het Unierecht. Met het oog op deze beoordeling heeft hij partijen niet in de gelegenheid gesteld om gegevens te verstrekken en om hun standpunt toe te lichten. Naar het oordeel van de Afdeling kunnen reeds hierom de rechtsgevolgen van de besluiten op bezwaar niet in stand blijven.
    11.2. In het hiernavolgende zet de Afdeling uiteen hoe naar haar oordeel door de minister dient te worden onderzocht of het verlies van de Nederlandse nationaliteit in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel wat betreft de gevolgen ervan voor de situatie van elke betrokkene en in voorkomend geval voor die van zijn gezinsleden uit het oogpunt van het Unierecht.
    Voor een succesvol beroep op het evenredigheidsbeginsel is vereist dat de betrokkene gevolgen ondervindt die in de sfeer van het Unierecht liggen. Daarop wijst de zinsnede ‘uit het oogpunt van het Unierecht’ Het Hof wijst in dit verband onder meer op de volgende relevante aspecten: de door het Handvest gewaarborgde rechten, waaronder het recht op eerbiediging van het familie en gezinsleven (punt 45 van het Tjebbes-arrest), de uitoefening van het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten en de mogelijkheid daar beroepsactiviteiten te verrichten (punt 46), en het (ook wat betreft de minderjarige relevante) in artikel 24 van het Handvest erkende belang van het kind. Verschillende appellanten hebben betoogd dat zij zichzelf nog steeds als Nederlander beschouwen en een sterke verbondenheid voelen met Nederland, dat zij contacten onderhouden met vrienden in Nederland en/of dat zij de Nederlandse taal nog steeds beheersen. In wezen trachten deze appellanten hiermee te betwisten dat hun effectieve band met Nederland – een van de grondslagen van de verliesregeling in de RWN – verloren zou zijn gegaan. Dat ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor. Gelet op het Tjebbes-arrest komt aan dergelijke niet direct op het Unierecht betrekking hebbende argumenten geen gewicht toe bij de beoordeling of het verlies van de Nederlandse nationaliteit onevenredig moet worden geacht.
    De Afdeling stelt vast dat het Hof zich in het Tjebbes-arrest niet concreet heeft uitgelaten over het te hanteren beoordelingsmoment wat betreft de door appellanten aangedragen Unierechtelijke gevolgen. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat een zogenoemde ‘ex tunc’-beoordeling op zijn plaats is. De Afdeling begrijpt dit standpunt van de minister aldus dat de evenredigheid zou moeten worden beoordeeld naar het moment van het van rechtswege verlies van het Nederlanderschap en daarmee het Unieburgerschap; derhalve op het moment dat de 10-jaarstermijn is verstreken. De Afdeling volgt de minister in zoverre in zijn standpunt dat het Hof niet kan hebben bedoeld dat alle gevolgen worden onderzocht die zich hebben voorgedaan tot aan het moment van het doen van een aanvraag voor een identiteitsbewijs of een verzoek om een verklaring omtrent het Nederlanderschap als bedoeld in artikel 17 van de RWN, dan wel de besluitvorming of een rechterlijke uitspraak daarover. Immers valt niet uit te sluiten dat een betrokkene, alvorens hij een aanvraag of verzoek als hiervoor bedoeld indient, zichzelf in een positie brengt dat het verlies van de Nederlandse nationaliteit, en daarmee van het Unieburgerschap, achteraf bezien onevenredig moet worden geacht. Ook bestaat dan het gevaar dat betrokkene steeds opnieuw de evenredigheid van het vervallen van zijn nationaliteit kan aanvechten door eenvoudigweg een nieuwe aanvraag te doen. Dit zou ten koste gaan van de rechtszekerheid. Naar het oordeel van de Afdeling dient als toetsingsmoment te gelden het moment van verlies van het Nederlanderschap, dat wil zeggen dat de 10-jaarstermijn is verstreken, met dien verstande dat niet alleen de gevolgen van het verlies van het Nederlanderschap die zich op dat moment reeds hadden gemanifesteerd dienen te worden betrokken, maar ook de gevolgen die op dat moment redelijkerwijze voorzienbaar waren. De Afdeling licht dit toe met als voorbeeld de situatie van [appellante sub 4]. Toen [appellante sub 2] na ommekomst van de 10-jaarstermijn haar Nederlanderschap verloor, verloor [appellante sub 4] als minderjarige op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN haar Nederlanderschap en Unieburgerschap. Zij was op dat moment 17 jaar en ruim 11 maanden. Gezien deze leeftijd was redelijkerwijs voorzienbaar dat zij zou gaan studeren, mogelijk – zoals zij in deze procedure betoogt – in een van de Lidstaten van de Europese Unie. Naar het oordeel van de Afdeling dient ook van dergelijke gevolgen te worden beoordeeld of zij in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel zoals in het Tjebbes-arrest bedoeld. De Afdeling wijst erop dat het Hof in punt 44 van het arrest heeft overwogen dat niet bedoeld zijn de gevolgen die hypothetisch zijn of waarvan niet vaststaat dat zij zich zullen voordoen. Het is daarom aan de betrokkene om concreet te onderbouwen dat op het moment van het verlies van het Nederlanderschap redelijkerwijs voorzienbaar was dat hij zijn met het Unieburgerschap gepaard gaande rechten of verplichtingen uit zou gaan oefenen.
    11.3. Ter zitting heeft de minister gesteld dat hij in de gevallen van [appellant sub 3] en [appellante sub 6] aanleiding ziet hun om nadere gegevens te vragen om hun zaak opnieuw te kunnen beoordelen. Nu de rechtsgevolgen van alle zes afzonderlijke besluiten op bezwaar niet in stand kunnen blijven zal de minister opnieuw op de bezwaren van alle appellanten moeten beslissen. Aangezien zij nog geen rekening hebben kunnen houden met de wijze waarop de evenredigheidstoetsing moet worden verricht, dient de minister hen in de gelegenheid stellen aan te tonen welke gevolgen die van belang zijn in het licht van het evenredigheidsbeginsel uit het oogpunt van het Unierecht zich na het verlies van het Nederlanderschap dat wil zeggen na het verstrijken van de 10-jaarstermijn hadden voltrokken, dan wel de gevolgen die in hun individuele situaties redelijkerwijze voorzienbaar waren. De minister kan eerst daarna, in het kader van de heroverweging, beoordelen of het verlies van het Nederlanderschap door [appellant sub 1], [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellante sub 4], [appellant sub 5] en [appellante sub 6], dat tevens het verlies van het Unieburgerschap inhoudt, in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel wat betreft de gevolgen ervan uit het oogpunt van het Unierecht. Indien tot het oordeel wordt gekomen dat op basis van de individuele situatie van een betrokkene moet worden geoordeeld dat het verlies van het burgerschap van de Unie onevenredig is, dan dient artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, of artikel 16, eerste lid, aanhef en onder d, van de RWN, al naar gelang welke situatie het betreft, in die concrete situatie buiten toepassing te blijven. Het herkrijgen van het Nederlanderschap en daarmee opnieuw het Unieburgerschap kan aan artikel 20 van het VWEU worden ontleend.

    Antwoord
    • SAVE THE DATE
      Op maandag 13 april en woensdag 15 april zal de Stichting Nederlanders buiten Nederland (SNBN) samen met advocatenkantoor Everaert uit Amsterdam een informatieavond over nationaliteitswetgeving en -politiek organiseren (maandagavond 13 april op het consulaat in New York en op woensdagavond 15 april op de ambassade in Washington). Vanuit de SNBN overwegen wij meer van dit soort informatieavonden te organiseren.
      Nadere informatie volgt nog, maar noteer alvast datum & locatie!
      Zie : https://www.nederlandersbuitennederland.nl/belangrijke-update-over-automatisch-verlies-nederlandse-nationaliteit/

      Antwoord
  7. Meest gestelde vragen Verlies Nederlandse Nationaliteit

    1. Ik heb alleen de Nederlandse nationaliteit. Kan ik deze automatisch kwijtraken? Nee, als u alleen de Nederlandse nationaliteit hebt, kunt u deze niet automatisch verliezen, omdat u dan staatloos zou worden.

    2. Wat gebeurt er als ik een andere nationaliteit aanneem? Volgens de wet verliest u uw Nederlandse nationaliteit als u vrijwillig een andere nationaliteit aanneemt. Er zijn drie uitzonderingen:
    a. U bent geboren in het land van de nieuwe nationaliteit. En u heeft daar uw hoofdverblijf als u de nationaliteit van dat land krijgt. b. U heeft, voordat u meerderjarig werd (18 jaar of voor die datum gehuwd), onafgebroken 5 jaar uw hoofdverblijf gehad in het land waarvan u de nationaliteit aanneemt. c. U neemt de nationaliteit aan van uw echtgenoot of echtgenote of geregistreerde partner. U bent op dat moment dus getrouwd met of geregistreerd partner van een persoon met die andere nationaliteit. Lees hierover meer bij vraag 3 t/m 6.

    Deze 3 uitzonderingen gelden niet bij het verkrijgen van de Oostenrijkse nationaliteit. Door een verdrag met dit land gaat het Nederlanderschap dan altijd verloren.

    Lees verder op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2017/10/05/meest-gestelde-vragen-over-verlies-nederlandse-nationaliteit

    Antwoord
  8. Datum 8 mei 2020 Onderwerp Antwoorden Kamervragen lid Sjoerdsma over het Verdrag van Straatsburg (ingezonden 9 april 2020)

    In antwoord op uw brief van 9 april 2020 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Sjoerdsma (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

    De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Ankie Broekers-Knol
    Lees de antwoorden: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/05/08/antwoorden-kamervragen-lid-sjoerdsma-over-het-verdrag-van-straatsburg

    Antwoord

Laat een reactie achter voor Elly Spillekom Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.