Aanvulling op nieuwsbrief 2020-3

nov 11, 2020

In onze Nieuwsbrief 2020-3 hebben wij u geïnformeerd dat het CAK het systeem van inhouding van de verdragsbijdrage per 1 januari 2021 gaat veranderen. Op 10 november 2020 heeft ons bestuurslid Roy Meijnderts van het CAK het bericht ontvangen dat de door het CAK aangekondigde gewijzigde wijze van broninhouding t.b.v. de verdragsbijdrage voorlopig is uitgesteld…

Deze pagina is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden van de VBNGB

Een deel van deze website is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden. Het bij elkaar brengen van relevante informatie kost inspanningen en geld. Zo ook deze website en het onderhouden er van. Een deel van de website houden wij vrij toegankelijk. Hier leest u wat vrij is en wat niet, en waarom.
Als u al lid bent kunt u hieronder inloggen. Bent u nog geen lid? Dan nodigen wij u uit om lid te worden, door het aanmeldformulier in te vullen.

7 Reacties

  1. Ik kan de verandering van inhouding door het CAK (voorstel) per 1 januari 2021 niet terug vinden. Ik ben terug gegaan tot oktober 2019. Waar kan ik dit vinden?

    Antwoord
    • Dat staat vermeld in Nieuwsbrief 2020-3.

      Antwoord
  2. Het zou wel handig zijn, wanneer de inhoud van dit onderwerp hier weer even in onze herinnering zou worden teruggebracht. Desnoods de kern van de zaak, want voor mij bijvoorbeeld is dit volslagen nieuw. Ik herinner me er totaal niets van.

    Antwoord
    • Er is niet veel inhoud. In de Nieuwsbrief werd aangekondigd dat het CAK een brief zou sturen waarin de gewijzigde procedure zou worden aangekondigd. Later meldde het CAK dat de voorgenomen wijziging een jaar zal worden vertraagd.

      Antwoord
  3. EN ?
    Wat waren die geplande veranderingen dan wel ?
    Goeie vraag van Theadora, maar geen antwoord.
    “Het bestuur is ingelicht” via een brief, of wat voor kanalen dan ook.
    De leden weten dus van niets.
    Tot het te laat is en de belanghebbenden (=leden) weer voor een voldongen staan.

    Strategie : akelig bekend, pappen en nathouden.
    Taktiek : bekende doodzwijg houding.
    Logistiek : geheime invoering via “andere kanalen”op het laatste moment.

    Dag inspraak, dag openbaarheid van bestuur.
    We, de VBNGB, worden gewoon misbruikt op deze manier.

    Antwoord
    • De voorgenomen wijzigingen in de broninhouding vloeien voort uit dit wetsvoorstel ,waaruit ik relevante delen citeer:
      \ Advies Raad van State inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg
      Nader Rapport
      27 oktober 2015, 37345-136579-WJZ, Directie Wetgeving en Juridische Zaken
      Aan de Koning
      Nader rapport inzake het voorstel van wet, wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg
      Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 29 mei 2015, no. 2015000929, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 juli 2015, no. W13.15.0159/III, bied ik U hierbij aan.
      Daaruit:

      4. Bijdrage in buitenland wonende verdragsgerechtigden
      Personen die wonen in Europese landen of in een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten en daar een wettelijk pensioen uit Nederland ontvangen, hebben met hun gezinsleden recht op zorg in hun woonland ten laste van Nederland13. Deze personen worden in het kader van dit wetsvoorstel ‘verdragsgerechtigden’ genoemd. Eenzelfde verdragsrecht op zorg is er voor in Europa of in een verdragsland wonende gezinsleden van in Nederland werkende personen. Verdragsgerechtigden betalen voor dit recht op zorg een ‘verdragsbijdrage’ aan het Zorginstituut. Dit wetsvoorstel bevat enkele maatregelen met betrekking tot de berekening en inning van deze verdragsbijdrage:
      • a.een expliciete grondslag voor de vaststelling van de woonlandfactor;
      • b.de inkomensgrondslag voor de vaststelling van de verdragsbijdrage;
      • c.de verdragsbijdrage voor gezinsleden van verdragsgerechtigden verschuldigd door de verdragsgerechtigde;
      • d.de broninhouding van de verdragsbijdrage in beginsel door één orgaan.
      ad a. Vaststellen woonlandfactor
      De hoogte van de verdragsbijdrage wordt mede bepaald aan de hand van de verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg in Nederland en de gemiddelde uitgaven voor zorg in het woonland van de verdragsgerechtigde. Deze zogeheten ‘woonlandfactor’ wordt jaarlijks per land vastgesteld. De woonlandfactor zorgt ervoor dat in de hoogte van de verdragsbijdrage rekening wordt gehouden met het gegeven dat sommige buitenlandse zorgstelsels minder dekking bieden dan het Nederlandse stelsel. De berekening van de woonlandfactor is geregeld in de Regeling zorgverzekering. Met het oog op transparantie wil de regering de rechtsgrond voor de vaststelling van het bedrag van de verdragsbijdrage en het berekeningssysteem van de woonlandfactor bij wet in formele zin vastleggen. De nadere uitwerking blijft staan in de Regeling zorgverzekering.
      ad b. Vaststellen inkomensgrondslag verdragsbijdrage
      De verdragsbijdrage bestaat uit een inkomensafhankelijke en een nominale component14. In de ‘Evaluatie buitenlandtaak CVZ’15 is geconcludeerd dat het vaststellen van de inkomensgrondslag voor de berekening van de inkomensafhankelijke component complex en foutgevoelig is. Op basis van de huidige Regeling zorgverzekering is de inkomensgrondslag namelijk het inkomen van het actuele jaar. Die grondslag kan achteraf nog wijzigen door bijvoorbeeld toepassing van aftrekposten en heffingskortingen. Hierdoor zijn er regelmatig verschillen tussen de voorlopige en de definitieve vaststelling van de verdragsbijdrage en worden verdragsgerechtigden geconfronteerd met navorderingen. Met dit wetsvoorstel wordt de inkomensgrondslag van de verdragsbijdrage expliciet wettelijk verankerd en wordt de mogelijkheid gecreëerd om niet het actuele jaar maar een eerder jaar te gebruiken als inkomensgrondslag. Met deze delegatiebepaling kan een vereenvoudiging, versnelling en verbetering worden doorgevoerd bij het vaststellen van de verdragsbijdrage door het Zorginstituut.
      Bij ministeriële regeling zal worden bepaald van welk inkomensjaar wordt uitgegaan bij de vaststelling van de verdragsbijdrage. De regering heeft het voornemen de verdragsbijdrage te baseren op het inkomen van het jaar dat twee jaar vóór het actuele jaar ligt (‘T-2’). De Belastingdienst heeft de inkomens van dat jaar in verreweg de meeste gevallen al vastgesteld. Deze methodiek is niet nieuw. Ook bij de vaststelling van de eigen bijdrage in de Wet langdurige zorg (Wlz) en de studiefinanciering wordt deze methodiek gehanteerd. Op deze wijze wordt het Zorginstituut in staat gesteld de verdragsbijdrage voor de meeste verdragsgerechtigden vóór het begin van het nieuwe kalenderjaar definitief vast te stellen. Hiermee worden naheffingen voorkomen. Alleen als er in de loop van het jaar wijzigingen in het verdragsrecht optreden kan een correctie op de vaststelling nog nodig zijn en vindt een naheffing of teruggave plaats. Naar schatting zal dit in circa 10% van de vaststellingen het geval zijn. De ministeriële regeling zal voorzien in de mogelijkheid dat een verdragsgerechtigde het Zorginstituut onder bepaalde voorwaarden kan verzoeken om verlegging van een peiljaar. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn wanneer een ‘nieuwe’ verdragsgerechtigde vanuit een actieve werksituatie pensioen gaat ontvangen. In zo’n geval wijkt het inkomen van het jaar ‘T-2’ namelijk sterk af van het actuele jaar, waardoor de verdragsbijdrage te hoog zou worden vastgesteld.
      ad c. Verdragsbijdrage gezinsleden verdragsgerechtigden
      Artikel 69 Zvw bepaalt dat de verdragsgerechtigde een bijdrage is verschuldigd voor zijn recht op zorg. Dit geldt ook voor de verdragsgerechtigde gezinsleden die zelf geen inkomen hebben. Om te voorkomen dat het Zorginstituut deze bijdrage moet innen bij het desbetreffende gezinslid is voorzien in een bepaling op grond waarvan de verdragsgerechtigde waaraan het gezinslid zijn verdragsrecht ontleent, de verdragsbijdrage verschuldigd is.
      ad d. Broninhouding door één orgaan
      Het Zorginstituut int de door de verdragsgerechtigde verschuldigde verdragsbijdrage voor hemzelf en zijn gezinsleden via broninhouding. Dit gebeurt thans op alle afzonderlijke inkomensonderdelen: het pensioen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de uitkering van Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of het pensioen van het pensioenfonds. Deze wijze van innen blijkt in de praktijk foutgevoelig en niet efficiënt. Door de in dit wetsvoorstel vervatte maatregel kan de verdragsbijdrage via broninhouding op een efficiëntere manier worden geïnd. Bij ministeriële regeling zal worden bepaald dat het Zorginstituut de mogelijkheid krijgt om de verdragsbijdrage bij één bron in te laten houden in plaats van bij iedere bron afzonderlijk. Indien het in te houden bedrag te groot is, kan het Zorginstituut een tweede bron aanwijzen.
      (..)
      Bijdrage in het buitenland wonende verdragsgerechtigden
      Met de maatregelen ‘vaststellen inkomensgrondslag verdragsbijdrage’, ‘broninhouding door één orgaan’ en ‘verdragsbijdrage gezinsleden verdragsgerechtigde’ wordt beoogd om een structurele vereenvoudiging in de uitvoering van de buitenlandregeling door het Zorginstituut te realiseren. Het Zorginstituut en de SVB hebben aangegeven de maatregelen te kunnen uitvoeren. Van UWV is nog geen uitvoeringstoets ontvangen. UWV heeft informeel aangegeven dat het voorstel door het ontbreken van de bijbehorende ministeriële regeling nog niet voldoende is uitgewerkt om de uitvoerbaarheid van deze maatregel te kunnen toetsen. Op het moment dat ook de inhoud van de ministeriële regeling bekend is zullen UWV en de SVB in de gelegenheid worden gesteld hierover een uitvoeringstoets uit te brengen. Het wettelijk verankeren van de vaststelling van de woonlandfactor heeft geen consequenties voor de uitvoering, omdat vaststelling van de woonlandfactor thans al plaatsvindt op basis van de Regeling zorgverzekering.
      Bijdrage in buitenland wonende verdragsgerechtigden
      Het Zorginstituut zal verdragsgerechtigden actief informeren over de gevolgen van de wijzigingen wat betreft de inkomensgrondslag en het systeem van broninhouding. Daarnaast stuurt het Zorginstituut de verdragsgerechtigden een opgave met de totaal in te houden verdragsbijdrage.

      Bijdrage in het buitenland wonende verdragsgerechtigden
      De incidentele kosten voor het aanpassen van systemen door Zorginstituut zijn nog niet bekend. De kosten voor de SVB voor het te wijzigen systeem van broninhouding bedragen naar schatting eenmalig circa € 375.000. Het UWV zal in de nog uit te brengen uitvoeringstoets een kostenraming geven. VWS zal de kosten van SVB en UWV vergoeden. Hierover zal nog nader overleg plaatsvinden op basis van de uitvoeringstoetsen over de ministeriële regeling. Tegenover genoemde incidentele uitvoeringskosten staat een structurele vereenvoudiging in de uitvoering van de buitenlandregeling door Zorginstituut en daarmee een verlaging van de uitvoeringskosten. Een inschatting hiervan valt nog niet te geven.
      12. Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten
      Dit wetsvoorstel heeft per saldo geen gevolgen voor administratieve lasten en nalevingskosten voor burgers en bedrijven. Wel zullen de instelling van het NCP en de onderdelen van dit wetsvoorstel die betrekking hebben op de bijdrage van in het buitenland wonende verdragsgerechtigden in zijn algemeenheid een verbetering van de dienstverlening opleveren.
      Het nieuwe derde lid van artikel 69 Zvw voorziet in de zogeheten ‘woonlandfactor’. De hoogte van de verdragsbijdrage wordt mede bepaald aan de hand van de verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg in Nederland en de gemiddelde uitgaven voor zorg in het woonland van de verdragsgerechtigde. Deze woonlandfactor wordt jaarlijks per land vastgesteld. Het Zorginstituut brengt advies uit over de berekening van de woonlandfactor. De berekening is vastgelegd in de Regeling zorgverzekering. Voor een juiste verhouding worden tegenover de buitenlandse gemiddelde uitgaven voor zorg in een bepaald jaar de gemiddelde uitgaven voor zorg in Nederland van het overeenkomende jaar gebruikt. Hierbij worden de meest actuele gegevens als uitgangspunt genomen. De gemiddelde uitgaven voor zorg in de diverse woonlanden worden bepaald op verschillende momenten en op verschillende manieren. Deze documenten hebben niet altijd een uniforme indeling en de cijfers zijn niet altijd rechtstreeks vergelijkbaar. Om te bewaken dat bij de bepaling van de woonlandfactoren zo zuiver en vergelijkbaar mogelijke cijfers worden gehanteerd, gelden randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden gelden zowel voor de Nederlandse bronnen als voor de bronnen van de diverse landen.
      In onderdeel a van het nieuwe vierde lid van artikel 69 Zvw gaat het om het vaststellen van de inkomensgrondslag voor de verdragsbijdrage van gepensioneerde of uitkeringsgerechtigde verdragsgerechtigden. Ook dat wordt uitgewerkt in de Regeling zorgverzekering. De regering heeft het voornemen om de verdragsbijdrage te baseren op het inkomen van het jaar dat twee jaar vóór het actuele jaar ligt (‘T-2’).
      In onderdeel b van het nieuwe vierde lid van artikel 69 Zvw is de grondslag gecontinueerd om bij ministeriële regeling een deel van de verdragsbijdrage voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag als premie voor een zorgverzekering aan te merken. Deze grondslag stond reeds in artikel 69, tweede lid (oud), Zvw.
      Het nieuwe vijfde lid van artikel 69 Zvw betreft de verdragsbijdrage van degene die verdragsgerechtigd is als gezinslid van een verdragsgerechtigde. In concreto gaat dat om een gezinslid van 18 jaar en ouder, zonder eigen inkomen26. De verdragsgerechtigde waaraan het gezinslid zijn verdragsrecht ontleent, is dan de verdragsbijdrage verschuldigd. Met deze regeling wordt voorkomen dat het Zorginstituut de bijdrage moet innen bij het desbetreffende gezinslid.
      Met het vierde lid, onder b, van onderdeel C wordt aan artikel 69, tiende lid (nieuw), Zvw een onderdeel c toegevoegd. Hierin is geregeld dat ten behoeve van verzekerden die van meerdere pensioen- of uitkeringsinstanties een inkomen hebben, de verdragsbijdrage kan worden ingehouden aan de bron bij in beginsel één van die instanties. Dit artikel regelt ook dat een klein bedrag buiten de broninhouding kan worden gehouden. Zo wordt voorkomen dat broninhouding plaatsvindt op het volledige pensioen- of uitkeringsbedrag en wordt tegemoet gekomen aan de wens van de SVB om een betalingsrelatie met de klant te behouden. Indien het verschuldigde bedrag groter is dan het bedrag dat bij de eerste bron kan worden ingehouden, kan het Zorginstituut een volgende bron aanwijzen.

      Antwoord
  4. Uit: CVZ document het m.i. meest essentiële punt: verandering inkomensgrondslag en opdracht aan in beginsel één broninhouder:

    Datum 21 februari 2014
    Betreft Uitvoeringstoets wetsvoorstel Zvw-zorg buitenland

    2.3. Regeling van de broninhouding van de verdragsbijdragen door één broninhouder bij meerdere inkomensbronnen
    De verdragsgerechtigde is een bijdrage verschuldigd die zo veel mogelijk op zijn Nederlandse uitkering of pensioen wordt ingehouden. De huidige methodiek van broninhouding geeft de verdragsgerechtigde vooraf onvoldoende zicht op de hoogte van de bijdrage en ondermijnt daarmee het vertrouwen in ons als uitvoerder. Dit wordt versterkt in de situatie van meerdere inkomens, omdat in dat geval op al die inkomens afzonderlijk een deel van de totaal verschuldigde bijdrage wordt ingehouden. De som van de maandelijkse inhoudingen en de uiteindelijke jaarafrekening verschillen in een onnodig aantal gevallen te veel van elkaar, met vaak hoge navorderingen als gevolg. Voor die navorderingen lopen wij debiteurenrisico. Artikel 69, lid 9, Zvw (nieuw) beoogt om in geval van verschillende inkomensbronnen één broninhouder de totaal verschuldigde bijdrage te laten inhouden. Dit sluit aan bij onze wens om de klant beter te bedienen. Wij berekenen de hoogte van de bijdrage voorafgaand aan het kalenderjaar en wij informeren de klant. De bijdrage wordt ook niet langer ingehouden bij alle inkomensverstrekkers, maar – indien mogelijk- slechts bij één, in de regel de Sociale Verzekeringsbank (SVB) of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
    Vanuit de oogpunten duidelijkheid, volledigheid en reductie van de ketencomplexiteit heeft het onze voorkeur om bij de berekening van het inkomensafhankelijke deel van de verdragsbijdrage uit te gaan van het inkomen over het refertejaar t-2. In het zorgdomein is het gebruikelijk bij de berekening van een verschuldigde bijdrage uit te gaan van een refertejaar. De voorgestelde wetswijziging is niet voorwaardelijk voor wijziging van de wijze van broninhouding en wij vragen daarom de wetswijziging te heroverwegen, één en ander in het licht van onze voorkeur voor de grondslag Refertejaar t-2′ voor bepaling van het inkomensafhankelijke deel van de verdragsbijdrage. Voor de hiervoor beschreven nieuwe wijze van broninhouding moet de Rz worden aangepast.
    Enkele voorbeelden:
    – in artikel 6.3.1 Rz wordt bij de onderdelen 3 en 5 het peildatumsysteem genoemd. De nieuwe methodiek van broninhouding biedt de mogelijkheid tot inhouding op dagbasis, die aansluit bij de nationale situatie;
    – in artikel 6.3.1, onder punt 4, Rz is bepaald dat bij meerdere inkomensbronnen de nominale component van de bijdrage moet worden ingehouden op het eerst toegekende pensioen. Dit sluit niet per se aan bij de nieuwe methodiek;
    – er moet worden bepaald dat het Zorginstituut voorafgaand aan het jaar een beschikking neemt waarin wordt vastgesteld wat de hoogte is van de maandelijks te betalen bijdrage en op welk inkomen dit zal worden ingehouden;
    – er moet worden geregeld op welke wijze het Zorginstituut vaststelt op welk inkomen zal worden ingehouden.
    De aanpassingen die volgens ons noodzakelijk zijn, zullen wij op ambtelijk niveau verder afstemmen.
    Voor een volledig overzicht van de vereiste aanpassingen is nader overleg nodig met de SVB, het UWV en de organisaties van pensioenfondsen en verzekeraars. Het is op dit moment voor ons daarom nog niet mogelijk om concrete tekstvoorstellen te doen. De financiële gevolgen zullen wij op een later moment in beeld brengen. Ook de datum waarop de nieuwe methode van broninhouding wordt ingevoerd, moet nog bepaald worden.
    Het invoeren van een nieuwe methodiek moet bij voorkeur plaatsvinden met ingang van een nieuw kalenderjaar. Tijdens het invoeringstraject informeren wij de verdragsgerechtigden. Naast algemene informatie op de internetsite sturen wij de verdragsgerechtigden een algemene voorlichtingsbrief.

    Antwoord

Laat een reactie achter voor Dominicus van den Bergh Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.