http://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-8-2018-0386_EN.html?redirect
Zie de Ontwerpwetgevingsresolutie van het EP over de te herziene Vo883/2004. Dit komt binnenkort in het EP ter stemming.
http://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-8-2018-0386_EN.html?redirect
Zie de Ontwerpwetgevingsresolutie van het EP over de te herziene Vo883/2004. Dit komt binnenkort in het EP ter stemming.
Uit de toelichting van de rapporteur EP:
De bedoeling van het herzieningsvoorstel van de Commissie is om de mobiliteit van personen te bevorderen om te vermijden dat zij rechten verliezen wanneer ze zich verplaatsen in Europa (de EU, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland) en om de continuïteit van hun sociale bescherming te garanderen wanneer zij zich van de ene nationale wetgeving naar de andere begeven.
De Europese Commissie brengt op het gebied van de coördinatie van werkloosheidsuitkeringen op drie punten wijzigingen aan:
1) De duur van de export van werkloosheidsuitkeringen wordt verlengd van drie tot zes maanden en de lidstaten krijgen de mogelijkheid om deze termijn te verlengen tot uitputting van de rechten. De rapporteur steunt dit voorstel en stelt voor om de duur van de export uit te breiden tot de limieten van de verkregen rechten op een werkloosheidsuitkering. Uit de voor de Commissie uitgevoerde studie blijkt dat een langere exportperiode voor werkloosheidsuitkeringen de kans vergroot dat werklozen opnieuw een baan vinden.
2) De lidstaat waar een werkzoekende het laatst werkzaam was, zal rekening moeten houden met de elders vervulde tijdvakken van verzekering indien deze werkzoekende ten minste drie maanden in die lidstaat werkzaam is geweest. In het andere geval is het de lidstaat waar de werkzoekende voorheen werkzaam was die hem de desbetreffende uitkeringen moet betalen. De huidige situatie lijkt voor de bevoegde organen van de lidstaten enigszins onduidelijk. De rapporteur wenst in herinnering te brengen dat samentelling een van de basisbeginselen van deze wetgeving vormt. Hij stelt dan ook voor om het minimumtijdvak van werkzaamheden dat is vereist voor samentelling in de lidstaat waar iemand het laatst werkzaam was, te verlagen tot één maand.
3) Tot slot zal in het geval van grensarbeiders de lidstaat waar de grensarbeider het laatst heeft gewerkt verantwoordelijk worden gesteld voor de betaling van de werkloosheidsuitkering wanneer de betrokkene daar gedurende ten minste twaalf maanden heeft gewerkt. Volgens de huidige regels is de lidstaat waar de grensarbeider woont bevoegd, ongeacht het feit dat de grensarbeiders hun sociale bijdragen betalen in de lidstaat waar zij werkzaam zijn.
Het lijkt legitiem dat de lidstaat die de sociale bijdragen ontvangt ook instaat voor de betaling van de werkloosheidsuitkeringen, maar de rapporteur is van mening dat de bepalingen verduidelijking behoeven om te vermijden dat de door de Commissie voorgestelde evolutie uitmondt in praktische, administratieve of taalkundige problemen of in problemen met het opleidingsaanbod. Voorts moet ook de bevoegdheid van de diensten voor arbeidsvoorziening worden verduidelijkt.
De Commissie stelt voor om een specifiek hoofdstuk te wijden aan prestaties bij langdurige zorg, die zijn gebaseerd op de logica van ziekte-uitkeringen. De rapporteur is a priori voorstander van dit initiatief, maar wenst dat de Administratieve Commissie nauwer samenwerkt met de vertegenwoordigers van de sociale partners, de beroepsorganisaties en de betrokken begunstigden, met name bij het opstellen van de lijst van prestaties die onder dit nieuwe hoofdstuk zouden vallen.
Het is de bedoeling om met het voorstel de recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in verband met de toegang voor economisch niet-actieve mobiele EU-burgers tot sociale uitkeringen op te nemen. De rapporteur neemt nota van deze rechtspraak, maar meent dat het niet aan de Europese wetgevers is om de beslissingen van het Hof te codificeren.
De rapporteur sluit zich eveneens aan bij de bedoeling van de Commissie om een standaardprocedure in te stellen voor de afgifte, de vorm en de inhoud van het draagbare document waarin wordt vermeld dat iemand is aangesloten bij de sociale zekerheid, en om vast te stellen in welke situaties dit document wordt afgegeven en hoe het kan worden ingetrokken wanneer de juistheid en de geldigheid ervan worden betwist door het orgaan in de lidstaat van de werkzaamheden. De rapporteur stelt voor om de samenwerking tussen bevoegde instanties te versterken en is van mening dat het beginsel van loyale samenwerking dient te worden geconsolideerd middels het vastleggen van kortere antwoordtermijnen, waarbij het uitblijven van een antwoord ertoe moet leiden dat de bevoegdheid wordt overgeheveld naar de andere bevoegde autoriteit.
Om de uitwisselingen tussen instanties te optimaliseren en de bescherming van de personen waarop de verordening betrekking heeft te garanderen, is de rapporteur voorstander van de invoering van nieuwe instrumenten (“Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid”, een operationeel elektronisch netwerk voor de verbinding van socialezekerheidsorganen, een “Europese elektronische socialezekerheidskaart” en een “Europees socialezekerheidsnummer”) en wenst hij dat de documenten waarin de verordeningen voorzien digitaal worden gemoderniseerd.
Voorts acht de rapporteur het onontbeerlijk dat het regelgevingskader wordt verduidelijkt dat van toepassing is op ter beschikking gestelde werknemers (verplicht minimumtijdvak van aansluiting bij de sociale zekerheid van de lidstaat van herkomst, voorafgaande afgifte van het draagbaar document vóór aanvang van de terbeschikkingstelling,…), op zelfstandigen en op personen die gelijktijdig meerdere types werkzaamheden uitvoeren.
Tot slot is de rapporteur gekant tegen de indexering van gezinsuitkeringen op basis van de woonplaats van de kinderen: de gegevens zijn misschien niet volledig en dekken niet alle onder de coördinatieverordening vallende landen, maar er dient aan te worden herinnerd dat minder dan één procent van de gezinstoelagen wordt betaald aan kinderen die in een andere lidstaat wonen dan de lidstaat waar hun ouder/ouders werkzaam is/zijn. In dit verband zou een indexeringssysteem dat zorgt voor een lokalisering en actualisering van het bedrag van de toelagen al naargelang de woonplaats van de kinderen voor de overheidsfinanciën een complex en duur systeem vereisen.
De rapporteur uit de wens dat tijdens de debatten over de herziening van de coördinatieverordeningen afstand wordt genomen van houdingen en karikaturen die uitmonden in processen over “sociaal toerisme”, “veralgemeende fraude” of “verdoken protectionisme”. Indien goed uitgevoerd, moet deze herziening het mogelijk maken om de continuïteit van de sociale rechten van burgers te garanderen en tegelijkertijd kwaliteitsvolle mobiliteit in Europa te bevorderen.
Ik haal er een paar interessante overwegingen uit:
” (3 bis) De definities en criteria voor het vaststellen van handicaps en invaliditeit verschillen zeer van lidstaat tot lidstaat, hetgeen een belangrijke belemmering kan vormen voor de wederzijdse erkenning van nationale besluiten over kwesties inzake handicaps en invaliditeit, met name ten aanzien van de toegang tot specifieke diensten en faciliteiten, en waardoor mensen met een handicap of invaliditeit buitengewoon benadeeld kunnen worden op het gebied van de sociale zekerheid wanneer zij naar een andere lidstaat verhuizen. Het is derhalve noodzakelijk om, ter vergemakkelijking van het reizen en de verplaatsing van mensen met een handicap of invaliditeit van de ene lidstaat naar de andere, te zorgen voor de goedkeuring van een gemeenschappelijke Europese definitie in overeenstemming met het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD) en voor de wederzijdse erkenning door de lidstaten van de status van invaliditeit, vooral middels de snelle invoering van de Europese gehandicaptenkaart in alle lidstaten, die zal worden gekoppeld aan de Europese ziekteverzekeringskaart en de Europese socialezekerheidskaart. ”
“(3 ter) Om te zorgen voor de doeltreffende uitvoering en handhaving van het UNCRPD en de overdraagbaarheid van invaliditeitsuitkeringen te garanderen, moet de vaststelling worden bevorderd van een gemeenschappelijke definitie, criteria en methoden voor de evaluatie van invaliditeit (het percentage invaliditeit) met het oog op de coördinatie van de sociale zekerheid. “
Jan. Houdt een invaliditeitsuitkering niet op bij het bereiken van de pensioengerechtigde (AOW?) leeftijd? Of is dit wel/slechts van belang voor vroeg-gepensioneerden?
In veel nationale wetgeving zal een invaliditeitsuitkering/pensioen (zeker een wettelijke) inderdaad eindigen bij het bereiken van de leeftijd voor toekenning van een ouderdomspensioen. De formuleringen duiden op de wens tot een zekere mate van harmonisatie van in elk geval definities van invaliditeit en invaliditeitspercentages. Ik zie echter weinig terug hiervan in de concrete bepalingen.
(4 quater) In zijn resolutie van 15 maart 2017 over belemmeringen voor het vrij verkeer van EU-burgers en voor hun recht te werken in de interne markt onderstreept het Parlement de noodzaak “de overdraagbaarheid van socialezekerheidsuitkeringen (bijv. overheidspensioenen, zorgverzekeringen, werkloosheidsuitkeringen en gezinstoelagen) te waarborgen en zo de belemmeringen voor arbeidsmobiliteit in de EU terug te dringen” en dringt het Parlement aan op “kordate en doeltreffende stappen om te komen tot een gecoördineerd systeem van geaccumuleerde sociale bijdragen en uitkeringen voor iedereen in de EU, zoals een socialezekerheidskaart waarmee het gemakkelijker wordt om socialezekerheidsbijdragen en rechten te traceren”.
(4 quinquies) Maatregelen ter vergemakkelijking van de vaststelling en handhaving van socialezekerheidsrechten en uitkeringen in de gehele Unie moeten worden bevorderd, zoals de invoering van een Europese socialezekerheidskaart, die moet worden verbonden met de bestaande Europese ziekteverzekeringskaart en de Europese gehandicaptenkaart, en die alle gebieden van de sociale zekerheid omvat.
Ook hier staat weer: belemmeringen bij arbeidsmobiliteit. Wat geldt hier voor m.b.t. “pensioen-mobiliteit”? Op zich is alles wat gezegd wordt over het weghalen van drempels voor een vrj verkeer natuurlijk mooi. Maar je moet er ook iets aan hebben voor de VBNGB doelgroep.
En die kaarten ….. Die EHIC, die er al is, zegt niets over de toegang tot het gezondheidssysteem in het woonland. Met die EU gehandicaptenkaart ben ik niet bekend. En als zijsprong: het rijbewijs is ook nog steeds nationaal bepaald, en wordt – bij residentie in een ander EU-woonland – ook niet “erkend” (d.w.z. moet op enig moment omgewisseld worden). Zo zijn er misschien nog wel meer parallellen dan wel associaties, nuiten het domein van deze Verordening.
Het gaat kennelijk om administratieve systemen ter verduidelijking van iemands sociale zekerheidspositie in situaties van grensoverschrijding: niet om toekenning van nieuwe rechten. Zal zowel op aktieven als niet-aktieven betrekking hebben.
(4 sexies) Ter verbetering van de mobiliteit van werknemers, studenten en werkzoekenden in de hele Unie is het essentieel dat de lidstaten aan iedereen zonder onderscheid de toegang tot de Europese ziekteverzekeringskaart waarborgen, met inbegrip van tijdelijke werknemers, zelfstandigen en degenen die in een atypisch dienstverband werkzaam zijn, alsmede studenten en mobiele werkzoekenden.
(4 septies) Grensoverschrijdende gezondheidszorg is van bijzonder belang om een billijke coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te waarborgen. In dit verband loopt de uitvoering van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad1 bis sterk uiteen van lidstaat tot lidstaat. Vooral artikel 7 van deze richtlijn moet zonder onderscheid worden uitgevoerd om te zorgen voor de vrijheid van verkeer van de burgers van de Unie en hun gezinnen.
Noot jdv: artikel 7 van de Patientenrichtlijn betreft gepensioneerden, en in het bijzonder hun toegang tot de pensioenlandzorg.
(4 sexies) heeft betrekking op actieven ….
(4 septies) is inderdaad interessant. Vooral het argument terzake van het “bijzonder belang om een billijke coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te waarborgen” geeft te denken. Ik bedoel de toevoegingen “bijzonder belang” en “billijk”. Die toegevoegde criteria kun je mogelijk in allerlei settingen gebruiken waar het “grensoverschrijdende gezondheidszorg” betreft.
Ik vroeg me af of die zgn. pensioenlandzorg ook toegang zou geven tot de Nl algemene bevolkingsonderzoeken. Die zitten niet in het zgn. basispakket, maar worden uit “de algemene middelen” betaald. En als je daar nou bijv. voor meer dan 90% aan bijdraagt … Maar daar wordt je als wonend in het buitenland van buitengesloten, omdat je niet in de BRP staat ….. Je zou hier met een “bijzonder belang” (bijv. als jouw woonland zo’n onderzoek niet kent) en een “billijk’ (stel je staat wel in het RNI) kunnen argumenteren …
Aangezien die algemene bevolkingsonderzoeken, althans wat Nederland betreft , niet onder de wettelijke ziektekostenstelsels vallen en gebonden zijn aan ingezetenschap zie ik niet dat een beroep gedaan kan worden op Vo883/2004 of de Patientenrichtlijn als ware het een deel van de pensioenlandzorg voor verdragsgerechtigden.
“(5 ter) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat economisch niet-actieve mobiele EU-burgers niet worden verhinderd te voldoen aan de voorwaarde over een verzekering te beschikken die de ziektekosten in het gastland volledig dekt, zoals vastgesteld in Richtlijn 2004/38/EG. Dit moet ten minste inhouden dat het dergelijke burgers wordt toegestaan evenredig bij te dragen aan een stelsel voor ziekteverzekering of op andere wijze te voldoen aan de relevante criteria voor toegang tot ziekteverzekering in de lidstaat waar zij gewoonlijk wonen.”
Motivering:
De toegang tot een omvattende ziekteverzekering is een fundamenteel recht. Niet-actieve mobiele burgers moeten ook in de lidstaat waar zij wonen in aanmerking kunnen komen voor een ziekteverzekering. De lidstaten moeten zich op bindende richtsnoeren kunnen baseren wanneer zij hun ziektekostenverzekeringsstelsel toegankelijk maken voor niet-actieve mobiele EU-burgers.
Noot jdv: dit amendement lijkt erop dat het vooral voor vroeggepensioneerden die niet verdragsgerechtigd zijn van belang wordt. Er zijn thans situaties waarin deze verplicht worden (tijdelijk) een part. verzekering voor ziektekosten af te sluiten. Lidstaten handelen daarin echter niet uniform, en zelfs binnen lidstaten wordt daar verschillend mee omgegaan.
Leidt dat nog tot een argument richting een vrijwillige opt in voor de NL ZVW?
Lijkt me niet: er wordt juist benadrukt dat men als immigrant vanuit de EU toegang moet hebben tot de wettelijke woonlandzorg.
(6) Uitkeringen bij langdurige zorg zijn tot dusver niet expliciet opgenomen in de materiële werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004 maar gecoördineerd als prestaties bij ziekte. Deze uitkeringen bij langdurige zorg moeten duidelijk worden gedefinieerd en de regels moeten worden bijgewerkt om rekening te houden met de specifieke kenmerken ervan. Het is belangrijk te verduidelijken dat zowel economisch inactieve als economisch actieve mensen behoefte kunnen hebben aan langdurige zorg. Prestaties bij langdurige zorg zijn bedoeld om personen te helpen om hun dagelijkse activiteiten uit te voeren, teneinde hun persoonlijke autonomie te bevorderen, ook op de werkplek
Gaat dat richting een exporteerbaarheid van de NL WLZ?
Neen, het is een aanscherping en verheldering van het begrip “uitkeringen voor langdurige zorg”. Het systeem van rechten en verplichtingen blijft echter bestaan.
(6 ter) Verordening (EG) nr. 883/2004 schept een algemeen correct juridisch kader. Op de lidstaten berust de morele verplichting, daar waar burgers een administratieve lastendruk ervaren, deze door middel van bilaterale afspraken trachten te verminderen. Er dient gestreefd te worden naar nationale organen die de premieafdracht bij grensoverschrijdende activiteiten in de betreffende lidstaat begeleiden. Uiteraard met inachtneming van de Europese wetgeving. Tevens dient gewerkt te worden aan een elektronisch instrument om relevante gegevens voor controle gemakkelijker te kunnen uitwisselen, zodat nationale arbeidsinspecties snel toegang kunnen krijgen tot de door hen vereiste gegevens. De verordening dient hiervoor nauw aan te sluiten op Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad
6 quater) De technologische ontwikkeling biedt nieuwe mogelijkheden voor coördinatie, uitwisseling van informatie en handhaving. Naar het voorbeeld van de Belgische Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid1 bis zou een systeem voor elektronische netwerkvorming tussen alle relevante socialezekerheidsinstanties in het leven kunnen worden geroepen om de onderlinge contacten, de transparantie en de verantwoordingsplicht te versterken.
6 quinquies) In zijn resolutie van 14 januari 2014 over doeltreffende arbeidsinspecties als middel om de arbeidsomstandigheden in Europa te verbeteren, wees het Europees Parlement “erop dat een elektronisch netwerk van alle betrokken sociale instanties naar het voorbeeld van de Belgische ‘Crossroads Bank for Social Security’ [Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid], waardoor gegevens gemakkelijker kunnen worden uitgewisseld, een nuttig instrument is om nationale arbeidsinspecties snel toegang te geven tot de door hen benodigde gegevens” en vroeg het de Commissie “om een fraudebestendige Europese socialezekerheidskaart of ander elektronisch document op zijn merites te beoordelen en eventueel in te voeren, waarop alle gegevens opgeslagen zijn die voor het controleren van de arbeidsrelatie relevant zijn, zoals bijzonderheden inzake sociale verzekering en arbeidstijden, en waarvoor strenge regels van gegevensbescherming gelden, in het bijzonder waar privacygevoelige persoonsgegevens worden verwerkt
(6 sexies) Het is ter optimalisering van het vrij verkeer van personen noodzakelijk om de samenhang tussen deze coördinatie en de coördinatie van de belastingstelsels, met volstrekte inachtneming van eigen kenmerken van deze stelsels en van het beginsel van subsidiariteit, nader te onderzoeken.
Noot jdv: dit zou een stapje voorwaarts zijn op een belangrijk probleem. Maar niet meer dan een stapje: instellen van onderzoek met daarbij randvoorwaarden vooraf. Niettemin is het al iets ruimhartiger dan wat de Minister van SZW onlangs aan het Nederlandse parlement over dit onderwerp schreef. Zie ook de VBNGB factsheet over discoördinatie op deze site. Hopelijk wordt dit amendement aangenomen.
( 6 octies) Indien er voor een bepaalde groep personen, die in een andere lidstaat werken dan ze wonen en de bepalingen 45 tot en met 48 VWEU ertoe leiden dat er nadelen ontstaan ten opzichte van werknemers die geen gebruik hebben gemaakt van het vrij verkeer van werknemers – dit als gevolg van het niet op elkaar afgestemd zijn van socialezekerheidsstelsels waardoor er gedurende een bepaalde periode een significant lagere bescherming is dan voor de nationale burgers én de coördinatieregels deze situatie niet kunnen oplossen – dan dient de lidstaat waar betreffende persoon met zijn gezin woont, in overleg met betrokken lidstaten, een regeling te treffen om deze nadelen op te lossen.
Noot jdv: Tja, wat wordt hier nu bedoeld? Moet de woonstaat een hogere bescherming bieden van sociale zekerheid , afgestemd op die van die van de herkomststaat? Voor welke gebieden van sociale zekerheid geldt het? Als het voor werknemers geldt, geldt het dan ook voor niet-actieven die voorheen als werknemer grensoverschrijdend bezig waren? Wat houdt de tijdelijkheid van een bepaalde periode in? Wat is een significant lagere bescherming? Doemt hier de mogelijkheid op voor (en dan voor voormalige grensarbeiders alleen?) een gepensioneerde (of diens gezinslid) alsnog een beroep te kunnen doen op ZVW en WLZ na emigratie vanuit Nederland?
(10 ter) Aangezien de coördinatieregels niet kunnen voorkomen dat mobiele burgers minder bescherming genieten dan niet-mobiele burgers, worden de lidstaten aangemoedigd bilaterale oplossingen te vinden overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004, zoals gewijzigd bij de onderhavige verordening.
Noot jdv: dit biedt misschien ook pensioenemigranten iets meer mogelijkheden druk uit te oefenen vervangende bilaterale oplossingen te vonden t.o.v. voor hen minder gunstig uitpakkende coördinatieregels.
(11 bis) Het is zaak ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten binnen een redelijke termijn de gewone verblijfplaats vaststellen met het oog op de vaststelling van de socialezekerheidsuitkeringen
Noot jdv: Er zijn inderdaad nogal eens situaties waarbij dat niet duidelijk is of staten van mening daarover verschillen. Zou mooi zijn als dit ook voor de uitvoering van belastingverdragen zou gelden.
Brief Minister SZW aan Tweede Kamer:
Datum 07-10-2019 Betreft Aanbiedingsbrief EK Geannoteerde Agenda Raad WSBVC 24 oktober 2019
Op 24 oktober aanstaande vindt de Raad WSB te Luxemburg plaats.
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.
Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid. Tevens bevat de geannoteerde agenda de kwartaalrapportage lopende EUwetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
daarin over herziening Vo883/2004
Stand van zaken Het nieuwe EP zal waarschijnlijk medio oktober formeel besluiten hoe het verder gaat met de onderhandelingen over de herziening. De verwachting is dat het nieuwe EP verder zal willen gaan met – onderdelen van – het voorlopig akkoord, maar op basis van welk mandaat is nog onbekend. Ik verwacht dat de trilogen na de besluitvorming door het EP hervat zullen worden. Om het Nederlandse standpunt uit te dragen is er regelmatig contact met leden van het nieuwe EP en de Commissie over de Nederlandse inzet en wordt er samen gewerkt met gelijkgezinde lidstaten. De blokkerende minderheid van lidstaten heeft vooralsnog stand gehouden. De Kamer zal geïnformeerd worden als er concrete veranderingen in de situatie ontstaan.
antwoorden-schriftelijk-overleg-raad-wsbvc-10-december-2019
daaruit:
VVD
Coördinatieverordening sociale zekerheid 1. De leden van de VVD-fractie begrijpen uit diverse berichten dat de trilogen over de coördinatieverordening sociale zekerheid (Vo 883) in een impasse zijn beland. Deze leden vragen of de minister dit kan bevestigen.
Antwoord: Zoals in de brief aan uw Kamer van 11 november jl.1 is gemeld, vonden er op 11 en 18 november trilogen plaats. De standpunten van de Raad en het Europees Parlement bleken daarbij dusdanig uit elkaar te liggen dat het voorzitterschap zich genoodzaakt voelde een nieuw mandaat te vragen aan de lidstaten. Tijdens de bijeenkomst van ambassadeurs op 27 november jl. werd dit mandaat echter niet verleend. Het voorzitterschap heeft daarop aangegeven het gesprek met het Europees Parlement en de Commissie nogmaals op basis van het oude, op 6 november verleende, mandaat te willen aangaan. De volgende triloog zal naar verwachting op 10 of 12 december plaatsvinden.
2. Ook vragen deze leden of de minister kan bevestigen dat dit dossier zowel ambtelijk als bestuurlijk hoge prioriteit heeft voor Nederland. Kan de minister ook bevestigen dat de Nederlandse vertegenwoordiging er alles aan doet om dit dossier op een voor Nederland zo goed mogelijke manier te beslechten?
Antwoord: Dit kan ik bevestigen.
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/02/antwoorden-schriftelijk-overleg-raad-wsbvc-10-december-2019
VERSLAG RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 10 december 2019, daaruit: Coördinatieverordening sociale zekerheid 883/2004 , Kamerstuk 21501-31, nr. 507
Coördinatieverordening sociale zekerheid 883/2004 stond als AOB punt op de agenda. Het voorzitterschap heeft de stand van zaken van de onderhandelingen toegelicht. In reactie hierop gaf de nieuwe Eurocommissaris Schmit aan dat de nog voor december geplande triloog op aangeven van het EP niet doorgaat. Dit betekent dat het nieuwe Kroatische voorzitterschap dit dossier verder zal oppakken. Nederland heeft kenbaar gemaakt graag te zien dat de reikwijdte van het mandaat, op basis waarvan nu onderhandeld wordt, wordt verbreed. Daarbij heeft Nederland aangegeven dat een bredere reikwijdte de mogelijkheden vergroot om een breder gedragen compromis te vinden. De interventie werd gesteund door Denemarken, Duitsland en Luxemburg.
Kamerbrief Minister SZW, daaruit:
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 19 maart 2020
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid.
Terugblik
De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Zoals ik u gemeld heb in de brief van 5 juli 2018 (Verslag van de Raad WSBVC van 21 juni 2018, Kamerstukken 2017/18, 21501-31, nr.491) heeft Nederland tegen de algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming.
In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de Commissie, waarin onderhandeld werd over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart 2019 lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. In mijn brief van 2 april 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 21501-20, nr.1430) heb ik de belangrijkste implicaties van het voorlopig akkoord beschreven en ben ik ingegaan op de maatregelen gericht op het versterken van de handhaving rondom de export WW.
Vervolgens zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte politieke akkoord stemde. Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid. De Oost-Europese landen daarentegen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. Het EP heeft het dossier vervolgens over de EP-verkiezingen heen getild. Enkele maanden geleden zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige EP en het toenmalige Finse Voorzitterschap hervat. In de eerste triloog op 22 oktober jl. is het bereik van de onderhandelingen vastgesteld. Ik heb uw Kamer bij brief van 4 november 2019 (Kamerstukken II 2019/20, 21501-20, nr.1487) geïnformeerd over het beperkte bereik van de onderhandelingen en dat dit nadelig is voor Nederland. Op 6 november heeft het Finse Voorzitterschap een nieuw mandaat verkregen om de verdere triloog onderhandelingen mee in te gaan. Deze trilogen verliepen moeizaam. De standpunten van de Raad en het EP bleken dusdanig uit elkaar te liggen dat het voorzitterschap zich genoodzaakt voelde opnieuw een nieuw mandaat te vragen. Dit mandaat werd door de lidstaten echter niet verleend. Het voorzitterschap heeft daarop aangegeven het gesprek met het EP en de Commissie nogmaals op basis van het oude mandaat te willen aangaan. De triloog op 12 december is vervolgens op verzoek van het EP geannuleerd.
Stand van zaken
Het huidige Kroatische voorzitterschap pakt dit dossier verder op. Het voorzitterschap heeft daartoe op 28 februari een Raadswerkgroep georganiseerd. Onderwerp van bespreking was een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, namelijk voorafgaande notificatie bij detachering en A1-verklaringen en werken in meer lidstaten.
Inzet Nederland
Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland. Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en voorstellen doen. Ik laat me daarbij uitdrukkelijk niet inperken door het gekozen beperkte bereik van de onderhandelingen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.
Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening met vertegenwoordigers van Nederland in het EP, met de Europese Commissie en andere stakeholders.
Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur, gecombineerd met maatregelen gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie en verbetering van de handhaving.
Beantwoording Schriftelijk Overleg Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 22 februari 2021
8. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen met betrekking tot de herziening van Verordening 883/2004 dat verwacht wordt dat onder het Portugese voorzitterschap in de eerste helft van februari een eerste triloog georganiseerd zal worden. Heeft deze triloog al plaats gevonden? Zo ja, wat zijn hiervan de uitkomsten? Kan de minister onderbouwen waarom hij wel of niet verwacht dat hier op voorstel van het Europees Parlement wetgeving over wordt aangenomen? Hoe groot is de kans dat de blokkerende minderheid standhoudt hierin?
Het Portugese voorzitterschap heeft nog geen triloog georganiseerd over de herziening van Verordening 883/2004. Naar verwachting zal dit in de eerste helft van maart plaatsvinden. Het is derhalve te vroeg om verwachtingen uit te spreken over het aannemen van Europese wetgeving op basis van de uitkomsten van deze triloog. De blokkerende minderheid is kwetsbaar, omdat de lidstaten, die er onderdeel van uitmaken, uiteenlopende bezwaren hebben ten aanzien van het voorstel tot herziening. Ik kan derhalve niet garanderen dat de blokkerende minderheid standhoudt.
VERSLAG RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSB) 6 DECEMBER 2021
Op 6 december jl. kwam de Raad van ministers voor werkgelegenheid en sociaal beleid bijeen in Brussel.
Herziening Verordening coördinatie van sociale zekerheidsstelsels (883/2004) Tijdens de afronding van de Raad gaf het Sloveens voorzitterschap een kort overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen en gaf daarbij aan dat er de afgelopen maanden intensief is gesproken met het Europees Parlement en de Europese Commissie op zowel technisch als politiek niveau en dat er goede voortgang is geboekt. Partijen zijn dichterbij elkaar gekomen en het zou mogelijk moeten zijn om tot een gebalanceerd pakket te komen, aldus het voorzitterschap. Op 16 december zal een triloog plaatsvinden over de laatste openstaande punten. Niet uitgesloten kan worden dat de op dit moment bestaande kwetsbare blokkerende minderheid geen standhoudt en er een akkoord tot stand zal komen.