Selecteer een pagina

Deze pagina bevat verouderde informatie.

Heffingskortingen (het belastingdeel) aan buitenlands belastingplichtigen

apr 17, 2019

Op 28 maart heeft Joan Busch (onze voorzitter) een gesprek gehad met de International Relations Manager van de SVB in Amstelveen. Hierbij is gesproken over het feit dat bij veel van onze leden loonheffing wordt ingehouden op de AOW. Wij hebben hem een overzicht van deze problematiek overhandigd. Op 12 april hebben wij van…

Deze pagina is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden van de VBNGB

Een deel van deze website is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden. Het bij elkaar brengen van relevante informatie kost inspanningen en geld. Zo ook deze website en het onderhouden er van. Een deel van de website houden wij vrij toegankelijk. Hier leest u wat vrij is en wat niet, en waarom.
Als u al lid bent kunt u hieronder inloggen. Bent u nog geen lid? Dan nodigen wij u uit om lid te worden, door het aanmeldformulier in te vullen.

3 Reacties

  1. Het belastingsysteem in Nederland is zo ingewikkeld geworden dat ze er zelf niet meer uitkomen, dit ten nadele van de burger. Als het in het voordeel van de burger zou zijn werd er wel direct ingegrepen!

    Antwoord
  2. Staatssecretaris Snel stuurde een brief naar de 2de Kamer over fiscale knelpunten voor grensarbeiders die soms ook van belang is voor gepensioneerden buiten Nederland. Lees meer op:
    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/09/27/fiscale-knelpunten-grensarbeiders-2019
    Belastingdeel heffingskortingen buitenlandse belastingplichtigen
    In het pakket Belastingplan 2018 is geregeld dat buitenlandse belastingplichtigen met ingang van 1 januari 2019 het belastingdeel van de heffingskortingen – met uitzondering van de arbeidskorting voor inwoners van een andere EU-lidstaat, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland of één van de BES-eilanden (de landenkring) – niet meer via de loonbelasting ontvangen. Hiermee wordt voorkomen dat een groot aantal buitenlandse belastingplichtigen via de loonbelasting te veel aan heffingskortingen ontvangt, waarop in de inkomstenbelasting geen of minder recht bestaat. Dit zou anders via het aanslagtraject in de inkomstenbelasting weer moeten worden teruggevorderd, met de daaraan verbonden (uitvoerings)lasten en handhavings- en invorderingsrisico’s. Voor de werknemer of gepensioneerde zou dit betekenen dat wanneer hij aan zijn aangifteplicht voldoet en er behalve het loon geen andere posten in zijn aangifte spelen, hij een te betalen aanslag inkomstenbelasting ontvangt, waar hij waarschijnlijk niet meer op had gerekend. Door de heffingskortingen – met uitzondering van de arbeidskorting voor inwoners binnen de landenkring – alleen via de inkomstenbelasting toe te kennen, wordt deze toekenning beter gericht. Immers, via de inkomstenbelasting krijgen alleen die buitenlandse belastingplichtigen die daar ook recht op hebben het belastingdeel van de heffingskortingen. Eenzelfde resultaat kan niet worden bereikt via wijzigingen in de toekenning in de loonbelasting. Voor de werkgevers zal namelijk veelal niet vast te stellen zijn of en in hoeverre de in het buitenland wonende werknemers uiteindelijk in de inkomstenbelasting recht zullen hebben op het belastingdeel van de heffingskortingen. Als toekenning via de loonbelasting wordt toegestaan, blijft het reële risico bestaan dat in een groot aantal gevallen de in de loonbelasting (tot een te hoog bedrag) toegekende heffingskortingen alsnog via de inkomstenbelasting (voor het meerdere) moeten worden teruggevorderd.
    Een aantal situaties heeft aanleiding gegeven af te wijken van bovenstaande. Uitgangspunt daarbij is dat een inhoudingsplichtige voor de loonbelasting op het moment van inhouding zeker weet dat de betreffende buitenlandse belastingplichtige in de inkomstenbelasting recht heeft op het belastingdeel van de betreffende heffingskortingen. Het gaat om de volgende situaties.
    In de eerste plaats gaat het om inwoners van België, Aruba en Suriname met looninkomsten uit Nederland waarvan het heffingsrecht op grond van het desbetreffende belastingverdrag aan Nederland is toegewezen. Inwoners van België hebben op basis van een in het belastingverdrag met België opgenomen specifieke non-discriminatiebepaling en een daarmee verband houdende goedkeuring in een beleidsbesluit2, recht op onder meer het belastingdeel van de algemene heffingskorting.3 Hierbij is het niet van belang of zij kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen zijn. Ook inwoners van Aruba en Suriname met looninkomsten uit Nederland hebben door een specifieke non-discriminatiebepaling in de Belastingregeling voor het Koninkrijk (nog van toepassing in de relatie tot Aruba) respectievelijk in het belastingverdrag met Suriname recht op onder meer het belastingdeel van de algemene heffingskorting.
    Vanaf 1 januari 2020 ontvangen inwoners van België, Aruba en Suriname die onder de loonheffing vallen, het belastingdeel van de algemene heffingskorting via de loonbelasting. Het voor deze groep in de loonbelasting rekening houden met de algemene heffingskorting vergt een aanpassing van de ICT-systemen van de Belastingdienst wat betreft de voorlopige aanslag inkomstenbelasting. Indien een inhoudingsplichtige in het jaar 2019 al in de loonbelasting rekening houdt met het belastingdeel van de algemene heffingskorting kan dat in combinatie met een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2019 leiden tot een te hoog toegekende heffingskorting, omdat de aanpassing in de systemen van de Belastingdienst voor het jaar 2019 niet meer mogelijk is. Dit kan alleen in de aanslagregeling inkomstenbelasting over het jaar 2019 worden rechtgetrokken. Voor het jaar 2020 worden de geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst zodanig aangepast dat inwoners van België, Suriname en Aruba het belastingdeel van de algemene heffingskorting via de loonbelasting kunnen ontvangen. Inhoudingsplichtigen zijn hierover geïnformeerd.
    In de tweede plaats gaat het om bepaalde uitgezonden Nederlanders die in dienstbetrekking staan tot Nederland (hierna: uitgezonden ambtenaren) en gedurende de uitzending geen inwoner meer zijn van Nederland. Op grond van de woonplaatsfictie van artikel 2.2, tweede lid, van de Wet IB 2001 worden zij namelijk geacht in Nederland te wonen. Zij hebben in de inkomstenbelasting dan ook recht op dezelfde heffingskortingen als inwoners van Nederland, waaronder het belastingdeel van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Het maakt daarbij geen verschil of de uitgezonden ambtenaar feitelijk woonachtig is binnen dan wel buiten de landenkring. Een dergelijke woonplaatsfictie is niet opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964. Bij een strikte wetsuitleg kunnen uitgezonden ambtenaren het belastingdeel van de heffingskortingen daarom enkel via de inkomstenbelasting verzilveren. Voor deze groep zal in een beleidsbesluit worden vastgelegd dat de inhoudingsplichtige in de loonbelasting het belastingdeel van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting kan toepassen.
    Hierna wordt onder het kopje regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen ingegaan op de gevolgen van het niet langer via de loonbelasting toekennen van het belastingdeel van de heffingskortingen voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen.

    Antwoord
  3. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten
    Datum26 oktober 2020BetreftReactie op vraag samenloop loon- en inkomstenbelasting bij meerdere pensioenen
    Geachte voorzitter,
    De vaste commissie voor Financiën van uw Kamer heeft mij op 1 juli 2020 verzocht te reageren op een brief die u ontving van H.B.. H.B. stelt dat het bij (alleenstaande) ouderen voorkomt dat de ingehouden en afgedragen loonheffing sterk uiteenloopt met de verschuldigde inkomstenbelasting. Dit resulteert erin dat deze groep belastingplichtigen na afloop van een kalenderjaar mogelijk een aanslag inkomstenbelasting ontvangt met een te betalen bedrag. De groep waarin deze problematiek volgens H.B. voornamelijk speelt, zijn ouderen die een AOW en daarnaast ook één of meerdere andere pensioenen ontvangen.
    (…)

    Aansluiting loonheffingen met inkomstenbelasting
    Ik kan mij voorstellen dat het niet prettig is om na afloop van een kalenderjaar een aanslag met een te betalen bedrag te ontvangen. Om dit te voorkomen zijn er daarom verschillende mogelijkheden voorhanden die ik middels deze brief bij u onder de aandacht wil brengen. Wellicht zijn de hierna genoemde mogelijkheden niet bij iedere belastingplichtige voldoende bekend. Daarom laat ik bekijken op welke wijze op dit punt de communicatie richting belastingplichtigen dient te worden verbeterd, en zo ja op welke wijze.
    Allereerst kunnen belastingplichtigen een voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor het lopende kalenderjaar aanvragen. In de voorlopige aanslag kan een inschatting worden gegeven van het totale te verwachten jaarinkomen uit arbeid, waardoor een belastingplichtige bij een te betalen bedrag de (meer dan de ingehouden) verschuldigde inkomstenbelasting verspreid over het lopende kalenderjaar kan afdragen. Indien een belastingplichtige een vastgestelde aanslag met een te betalen bedrag krijgt opgelegd, krijgt deze belastingplichtige in de meeste gevallen twee kalenderjaren later automatisch een voorlopige aanslag opgelegd door de bevoegde Belastinginspecteur. De mogelijkheid voor het aanvragen van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor het lopende kalenderjaar is in de meeste gevallen de meest accurate mogelijkheid om een bij afloop van het kalenderjaar te betalen bedrag bij de aanslag inkomstenbelasting te voorkomen.
    Daarnaast kunnen belastingplichtigen ervoor kiezen om de loonheffingskorting zoals de ouderenkorting bij geen enkele inhoudingsplichtige te laten toepassen. De heffingskortingen kunnen na afloop van het kalenderjaar alsnog worden geclaimd bij het indienen van de aangifte inkomstenbelasting. Dit leidt er in de meeste gevallen toe dat bij de aangifte inkomstenbelasting geen belasting meer verschuldigd is. Of dat in alle gevallen zo zal zijn, valt niet op voorhand te zeggen want dat is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van de individuele belastingplichtige.
    Ten slotte kan de belastingplichtige de inhoudingsplichtige verzoeken een hoger tarief in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst dan de loonbelastingtabel voorschrijft. Hiervoor is echter ook de welwillendheid van de inhoudingsplichtige benodigd, deze is namelijk niet verplicht aan het verzoek van de belastingplichtige te voldoen. De Belastingdienst heeft goedgekeurd dat een inhoudingsplichtige op verzoek van een belastingplichtige meer loonbelasting en premie volksverzekering mag inhouden dan de toepasselijke loonbelastingtabel voorschrijft. Deze goedkeuring is juist verleend om belastingplichtigen de mogelijkheid te bieden de loonbelasting en premie volksverzekeringen beter te laten aansluiten bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
    Hoogachtend,
    de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
    J.A. Vijlbrief
    zie: https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/kamerstukken/2020/10/26/kamerbrief-reactie-op-vraag-samenloop-loon-en-inkomstenbelasting-bij-meerdere-pensioenen

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.