Selecteer een pagina

Nederland sluit nieuw belastingverdrag met Ierland

jun 17, 2019

Nederland heeft met Ierland een nieuw belastingverdrag gesloten. Dit verdrag vervangt het oude belastingverdrag uit 1969. In het belastingverdrag staan afspraken die moeten voorkomen dat enerzijds burgers of bedrijven dubbel belasting betalen en anderzijds dat belastingheffing wordt ontweken. Ook zijn er nieuwe afspraken gemaakt over het heffingsrecht over pensioenen.

Het verdrag is donderdag 13 juni in Dublin ondertekend door Minister Blok, als onderdeel van het staatsbezoek van Koning Willem-Alexander en Koningin Maxima aan Ierland. In het verdrag is een antimisbruikbepaling opgenomen die voorkomt dat de voordelen van het verdrag enkel worden gebruikt om belastingheffing te ontwijken. Wanneer hiervan sprake is, vervalt de mogelijkheid een beroep te doen op de voordelen van het belastingverdrag. Met deze antimisbruikbepaling en enkele andere aanpassingen voldoet het belastingverdrag aan de minimumstandaarden uit het zogeheten BEPS-project van de OESO/G20 tegen belastingontwijking.

Daarnaast wordt met name de heffingsrechtverdeling over pensioenen aangepast. Het heffingsrecht over pensioenen van in totaal meer dan € 25.000 per jaar zal onder het nieuwe verdrag, onder voorwaarden, zijn toegewezen aan de bronstaat. Voor bestaande gevallen is een overgangsregeling getroffen op basis waarvan de bepalingen van het oude belastingverdrag van toepassing blijven.

Verder is het verdrag op een groot aantal onderdelen gemoderniseerd waarbij aansluiting is gezocht bij het OESO-modelbelastingverdrag.Bericht te vinden op:  https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/06/13/nederland-sluit-nieuw-belastingverdrag-met-ierland

13 Reacties

  1. Als ik het goed begrijp worden bestaande gevallen dus “ontzien”.

    Waarom Ierland wel en Duitsland niet ???

    Antwoord
    • Goede vraag die mogelijk bij de Nederlandse parlementaire behandeling nog aan de orde komt. De VBNGB pleit voor een uniform overgangsrecht voor belastingheffing pensioenen in alle (te vernieuwen) belastingverdragen.

      Antwoord
      • Ze wachten gewoon tot we allemaal overleden zijn, dan is het probleem opgelost.

        Commentaar jdev: dwz, er is een overgangsregeling voor reeds in Ierland wonenden. Dus niet per se tot overlijden, maar als je tussentijds nog buiten Ierland gaat wonen vervalt dat overgangsrecht.

  2. “Daarnaast wordt met name de heffingsrechtverdeling over pensioenen aangepast. Het heffingsrecht over pensioenen van in totaal meer dan € 25.000 per jaar zal onder het nieuwe verdrag, onder voorwaarden, zijn toegewezen aan de bronstaat. Voor bestaande gevallen is een overgangsregeling getroffen op basis waarvan de bepalingen van het oude belastingverdrag van toepassing blijven.

    Verder is het verdrag op een groot aantal onderdelen gemoderniseerd waarbij aansluiting is gezocht bij het OESO-modelbelastingverdrag.”

    Jan. Ook hier is de vraag welk beleid hier achter ligt, en van welk(e) beginsel(en) NL uit gaat bij de onderhandelingen over belastingverdragen. Ik heb ooit begrepen dat NL zich juist weinig gelegen laat liggen aan het OESO-modelbelastingverdrag. Misschien kan de VBNGB fiscalist er eens naar kijken, en er een wat algemenere notitie aan wijden. Want juist de bepaling(en) over het belasten van pensioenen zijn bij uitstek relevant voor de VBNGB doelgroep.

    Antwoord
  3. V.w.b. Duitsland, volledig eens met de vraag.
    Na 21 Jaren in Dld, Kassa?

    GKl.

    Antwoord
  4. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35318-1.pdf

    35 318 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Ierland tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en vermogenswinsten en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol; Dublin, 13 juni 2019
    A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
    Daaruit:
    II.17. Pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen (artikel 17 en Protocol artikel I)
    Artikel 17 ziet op het heffingsrecht over pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen. In lijn met onderdeel 2.11.1 van de NFV 2011 heeft Nederland ingezet op een uitsluitende bronstaatheffing voor pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen (hierna: «pensioenen»). Het Ierse verdragsbeleid gaat uit van uitsluitende woonstaatheffing voor particuliere pensioenen. Uiteindelijk heeft Ierland, gezien het belang van bronstaatheffing voor Nederland vanwege de in Nederland fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw, ingestemd met een gedeeltelijke bronstaatheffing. In artikel 17 komen de verschillende uitgangspunten van Nederland en Ierland duidelijk naar voren. In het eerste lid wordt in zijn algemeenheid uitgegaan van een uitsluitende woonstaatheffing voor pensioenen, maar in het tweede lid wordt hier een uitzondering op gemaakt met een bronstaatheffing voor periodieke pensioenen met inachtneming van een drempel, en in het derde lid met een bronstaatheffing voor niet-periodieke pensioenen (afkoopsommen). De belastingheffing door de bronstaat is alleen toegestaan over pensioenen die in die verdragsluitende staat fiscaal gefacilieerd zijn opgebouwd (vierde lid).
    Het eerste lid wijst het heffingsrecht over pensioenen, behoudens de pensioenen die onder de reikwijdte van artikel 18, tweede lid, vallen (overheidspensioenen), die afkomstig zijn uit een verdragsluitende staat (de bronstaat) en die worden betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat in beginsel uitsluitend toe aan die andere staat (de woonstaat).
    Volgens het tweede lid mogen die pensioenen ook in de bronstaat worden belast indien het gezamenlijke brutobedrag van de door een persoon ontvangen pensioenen in een betrokken belastingjaar meer bedraagt dan 25.000 euro. Bij de vaststelling of aan deze drempel is voldaan worden ook pensioenen die zijn opgebouwd in publiekrechtelijke dienstbetrekking (overheidsfuncties) en die ter belastingheffing zijn toegewezen aan de «kasstaat» (daarop ziet artikel 18) meegeteld. Hiermee wordt voorkomen dat personen die gedurende hun werkzame leven alleen in de private sector hebben gewerkt en daar pensioen hebben opgebouwd anders zouden worden behandeld dan mensen die zowel in de private als de publieke sector werkzaam zijn geweest en in beide sectoren pensioen hebben opgebouwd.
    Daarnaast bevat het tweede lid onder dezelfde voorwaarden voor bepaalde gevallen een bronstaatheffing voor overheidspensioenen, in afwijking van een in artikel 18, tweede lid, onderdeel b, opgenomen heffingsrecht voor de andere staat dan de zogenoemde kasstaat. Voor pensioenen die zijn opgebouwd in een overheidsfunctie geldt op basis van artikel 18, tweede lid, onderdeel a, in beginsel een kasstaatheffing. Dat wil zeggen dat de verdragsluitende staat waarvoor een overheidsfunctie is verricht waarop een pensioen betrekking heeft, dat pensioen ook mag belasten. Een uitzondering op deze regel wordt evenwel gemaakt in artikel 18, tweede lid, onderdeel b, waarin is bepaald dat het pensioen dat is opgebouwd door een persoon die voor een verdragsluitende staat (de zendstaat) in de andere verdragsluitende staat (de ontvangststaat) een overheidsfunctie heeft vervuld en die inwoner én onderdaan is van die ontvangststaat, uitsluitend door die ontvangststaat mag worden belast.
    Deze voorwaarden worden evenwel terzijde gesteld door het in dat onderdeel opgenomen voorbehoud van de toepassing van artikel 17, tweede lid. Concreet betekent dit dat ook voor overheidspensioenen van inwoners van een staat in zijn algemeenheid (ook) een heffingsrecht is toegekend aan de andere staat (de kasstaat) als de opbouw van zo’n pensioen in die andere staat fiscaal heeft begeleid.
    Hierbij kan worden gedacht aan bij voorbeeld een in Nederland (als ontvangststaat) lokaal aangeworven medewerker met de Nederlandse nationaliteit van de Ierse (de zendstaat) ambassade in Nederland. Indien deze persoon evenwel na pensionering zou verhuizen naar Ierland, dan zou zijn pensioen zonder nadere voorziening niet (meer) in Nederland mogen worden belast, maar in Ierland. De in artikel 18, tweede lid, onderdeel b, opgenomen heffingsrechtverdeling ziet immers op de situatie dat een pensioen wordt betaald door de zendstaat aan een inwoner van de ontvangststaat, en van die situatie zou na emigratie geen sprake meer van zijn. Maar aangezien in dit concrete geval het salaris van deze persoon vóór pensionering door Nederland mocht worden belast (op basis van de in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, onder (i) opgenomen toewijzing van het heffingsrecht, en daarmee ook de pensioenopbouw voor fiscale tegemoetkoming in Nederland in aanmerking is kunnen komen, zijn Nederland en Ierland het er over eens geworden dat Nederland ook in dit concrete geval een heffingsrecht als bronland behoort toe te komen, in overeenstemming met het aan artikel 17 ten grondslag liggende uitgangspunt een bronheffingsrecht te geven aan het land waarin de opbouw van een pensioen fiscaal is gefacilieerd.
    Ingevolge het derde lid heeft de bronstaat het heffingsrecht over niet-periodieke pensioenuitkeringen, zoals afkoopsommen. Dit lid is op verzoek van Nederland opgenomen omdat Nederland fiscaal gedreven emigratie naar een staat met een gunstig fiscaal regime voor pensioenafkoop wil tegengaan. Voor wat betreft Ierland is in aansluiting hierop in artikel I van het Protocol neergelegd dat Ierland het uitsluitende heffingsrecht heeft over uitkeringen uit een drietal Ierse oudedagsvoorzieningen. In Ierland is het mogelijk om na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd de met fiscale tegemoetkomingen opgebouwde pensioenaanspraak niet tot uitkering te laten komen maar onder te brengen in een dergelijke oudedagsvoorziening. De gerechtigde kan dan zelf beslissen of en wanneer de aanspraak periodiek tot uitkering komt of kan kiezen de aanspraak in één keer te laten uitkeren. Vooral de laatste keuzemogelijkheid is gevoelig voor fiscaal gedreven emigratie. Daarom heeft Nederland de wens van Ierland om voor uitkeringen uit deze Ierse oudedagsvoorzieningen een uitsluitende bronstaatheffing af te spreken geaccepteerd.
    Het vierde lid regelt wanneer een verdragsluitende staat kan worden aangemerkt als de bronstaat van een pensioen, andere soortgelijke beloningen en lijfrente. Dit is het geval voor zover de daarvoor betaalde premies, dan wel de aanspraken op pensioenen, andere soortgelijke beloningen en lijfrenten, in die staat in aanmerking zijn gekomen voor fiscale tegemoetkoming. Tevens is buiten twijfel gesteld dat de overdracht van een pensioen, andere soortgelijke uitkering of lijfrente van een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij van een staat naar een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij in enige andere staat, het heffingsrecht van de bronstaat niet aantast.
    Het vijfde lid bevat de definitie van de uitdrukking «lijfrente». Voor Nederland sluit deze definitie aan bij de definitie hiervan in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wat betreft Ierland wordt niet verwezen naar het nationale recht van Ierland, maar wordt in het Verdrag een algemene
    definitie gegeven. Hierin is de voorwaarde opgenomen dat de opbouw in aanmerking is gekomen voor fiscale tegemoetkoming.
    In het zesde lid is bepaald dat de bevoegde autoriteiten van de staten in onderling overleg uitvoeringsvoorschriften zullen vaststellen met het oog op toepassing van de in het tweede lid opgenomen bronstaatheffing.
    Tot slot is in artikel 30 (inwerkingtreding) voorzien in een overgangsregeling met betrekking tot pensioenen voor gevallen waarin het pensioen voor de inwerkingtredingsdatum van het Verdrag tot uitkering is gekomen. Hierop wordt in de toelichting op artikel 30 nader ingegaan.

    Antwoord
  5. II.18. Overheidsfuncties (artikel 18)

    Deze bepaling regelt de toewijzing van heffingsrechten over beloningen die worden ontvangen door een natuurlijk persoon vanwege werkzaamheden die (in dienstbetrekking) voor de overheid, of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, zijn verricht. Het artikel is gebaseerd op artikel 19 van het OESO-modelverdrag maar wijkt op twee punten daar vanaf. In het eerste lid is op verzoek van Ierland de zinsnede toegevoegd dat het gaat om diensten «in de uitoefening van een overheidsfunctie». Deze zinsnede was in het verleden ook opgenomen in artikel 19 van het OESO-modelverdrag, maar is in 1977 komen te vervallen. Voor Ierland was het belangrijk deze zinsnede op te nemen om een beperking in de reikwijdte van het artikel aan te brengen ten opzichte van de interpretatie in gerechtelijke uitspraken in Ierland. Wat betreft Nederland heeft opname van deze zinsnede geen andere interpretatie tot gevolg. Nederland is, net als de meeste OESO-landen, van mening dat het vervallen van de zinsnede «in de uitoefening van overheidsfuncties» in het OESO-modelverdrag niet heeft geleid tot een uitbreiding van de reikwijdte van dit artikel.18
    In het tweede lid, onderdeel b, dat betrekking heeft op pensioenen ter zake van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, is in afwijking van het OESO-modelverdrag voorrang gegeven aan de heffingsrechtverdeling volgens artikel 17, tweede lid, van het Verdrag. Daarbij wordt voor de volledigheid opgemerkt dat in afwijking van het in onderdeel 2.11.2 van de NFV 2011 beschreven verdragsbeleid, de zogenoemde particuliere en overheidspensioenen in verschillende artikelen zijn geregeld (respectievelijk in artikel 17 en artikel 18) vanwege de in Artikel 17 opgenomen drempel.
    Op grond van het eerste lid, onderdeel a, mogen salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen betaald door een verdragsluitende staat aan een natuurlijk persoon ter zake van diensten verleent aan die staat slechts in die staat worden belast.
    Het eerste lid, onderdeel b, maakt daarop een uitzondering. De staat waarin de werkzaamheden worden verricht heeft het heffingsrecht als de werknemer inwoner is van de werkstaat en tevens de nationaliteit heeft van die staat, of niet inwoner van die staat is geworden enkel om daar werk te verrichten voor de overheid van de andere staat. Deze uitzondering strekt ertoe lokaal aangeworven medewerkers van bijvoorbeeld een ambassade in hun woonland belastingplichtig te laten zijn in plaats van in de staat bij wiens ambassade zij werkzaam zijn.
    In het tweede lid, onderdeel a, is bepaald dat het heffingsrecht over overheidspensioenen en andere soortgelijke beloningen is toegewezen aan de staat die het pensioen betaalt of die het fonds waaruit het pensioen wordt betaald in het leven heeft geroepen. Volgens onderdeel b komt het heffingsrecht over deze overheidspensioenen en andere soortgelijke beloningen echter uitsluitend toe aan de andere staat dan die kasstaat, als de natuurlijk persoon in kwestie de nationaliteit van de andere staat heeft en inwoner is van de andere staat. Maar voor het geval dat een dergelijk persoon op het moment van pensioengerechtigdheid geen inwoner meer is van de staat waar deze persoon de overheidsfunctie uitoefende, hebben de verdragsluitende staten het principe van bronstaatheffing (de staat waar het pensioen voor fiscale tegemoetkoming in aanmerking is gekomen) voorrang gegeven boven het principe van woonstaatheffing. Dit is bewerkstelligd door in dat geval artikel 17, tweede lid voorrang te geven boven artikel 18, tweede lid, onderdeel b. Hierop is in de toelichting op dat artikel uitgebreid ingegaan.
    Ingevolge het derde lid geldt de in het eerste en tweede lid opgenomen verdeling van heffingsrechten niet voor beloningen, waaronder pensioenen, die worden ontvangen ter zake van werkzaamheden die zijn of worden verricht voor een door de overheid gedreven onderneming. Artikel 14 (inkomsten uit dienstbetrekking), artikel 15 (directeursbeloningen), of artikel 16 (pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen) zijn dan van toepassing.

    Antwoord
  6. II.21. Vermijding van dubbele belasting (artikel 21)

    In artikel 21 is neergelegd op welke wijze de verdragsluitende staten dubbele belasting vermijden.
    (..)
    Vervolgens bepalen het zesde tot en met achtste lid hoe Ierland vermijding van dubbele belasting verleent voor inkomsten genoten door een inwoner van Ierland die volgens het Verdrag (ook) in Nederland mogen worden belast.
    Het zesde lid, onderdeel a, beschrijft dat Ierland voor alle inkomenscategorieën de verrekeningsmethode hanteert ter vermijding van dubbele belasting. De Nederlandse belasting wordt verrekend tot maximaal de door Ierland geheven belasting over het ook aan Nederland ter heffing toegewezen inkomen. Ierland verleent bovendien een indirecte verrekening («underlying credit») ten aanzien van dividenden uitgedeeld door Nederlandse vennootschappen aan Ierse vennootschappen op deelnemingen van 5% of meer. Doel van deze indirecte verrekening is cumulatie van vennootschapsbelasting op dividenden te voorkomen. Hiertoe is in onderdeel b bepaald dat Ierland de Nederlandse belasting verrekent die is geheven van de uitdelende vennootschap met betrekking tot de winsten waaruit de dividenden zijn betaald.
    Het zevende lid is opgenomen, omdat Ierland op basis van Ierse wetgeving slechts een verrekening van in het buitenland betaalde belasting kan geven indien de betreffende inkomsten afkomstig zijn uit een buitenlandse bron. Met deze bepaling wordt zeker gesteld dat aan deze voorwaarde is voldaan.
    In het achtste is opgenomen dat Ierland als woonstaat bij het berekenen van de belasting over inkomensbestanddelen, eventueel vrijgestelde inkomensbestanddelen in de grondslag mag betrekken om de verschuldigde belasting over de rest van het inkomen te bepalen.

    Antwoord
  7. II.23. Non-discriminatie (artikel 23)

    Artikel 23 is grotendeels gebaseerd op de in het OESO-modelverdrag opgenomen non-discriminatiebepaling. In lijn met het Nederlandse verdragsbeleid zoals beschreven in onderdeel 2.11.5 van de NFV 2011 is in het zesde lid een regeling opgenomen inzake voortgezette pensioenpremieaftrek.
    Het eerste lid bevat het verbod op fiscale discriminatie naar nationaliteit.
    (..)Het zesde lid bewerkstelligt een non-discriminatoire aftrek in de werkstaat van pensioenpremies die natuurlijke personen betalen bij voortgezette deelname aan een fiscaal erkende pensioenregeling in de andere staat (veelal de voormalige werkstaat). Een non-discriminatoire aftrek van pensioenpremies houdt in dat in de nieuwe werkstaat dezelfde belastingaftrek wordt verleend als wanneer deze pensioenpremies waren betaald aan een pensioenfonds van de nieuwe werkstaat van de premiebetaler. Deze bepaling is met name van belang voor de voortgezette pensioenopbouw van werknemers die in concernverband gedurende langere tijd (soms enkele jaren) naar het buitenland worden uitgezonden. Een voortgezette pensioenopbouw tijdens de periode van uitzending voorkomt (voor de werknemer nadelige) pensioenbreuken. Aan de toepassing van het zesde lid zijn de volgende twee voorwaarden verbonden: a) de betrokken persoon betaalde reeds premies aan het desbetreffende pensioenfonds voordat hij inwoner werd van de huidige werkstaat, en b) de bevoegde autoriteit van de huidige werkstaat heeft erkend dat het pensioenfonds in het algemeen overeenkomt met voor belastingdoeleinden erkende pensioenfondsen van die staat.
    Volgens het zevende lid is de toepassing van dit artikel niet beperkt tot de belastingen waar het Verdrag ingevolge artikel 2 op van toepassing is.

    Antwoord
  8. II.30. Inwerkingtreding (artikel 30)

    Artikel 30 regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Volgens het eerste lid stellen de verdragsluitende staten elkaar via diplomatieke notawisseling ervan in kennis dat de in hun staat vereiste wettelijke procedures voor de inwerkingtreding van het Verdrag zijn vervuld. Het Verdrag treedt dan in werking op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste van de beide kennisgevingen is ontvangen.
    (..)
    Het derde lid bevat een algemene overgangsmaatregel op verzoek; als een persoon door het Verdrag in een nadeligere fiscale positie komt te verkeren dan onder de Overeenkomst van 1969, dan kan die persoon kiezen voor verlengde toepassing van de Overeenkomst van 1969. In dat geval blijven de bepalingen van de Overeenkomst van 1969 ten aanzien van die persoon nog voor een periode van twaalf maanden, volgend op het tijdstip dat het Verdrag anders van toepassing zou zijn geworden ten aanzien van deze persoon, van toepassing. Na twaalf maanden gelden dan onverkort de bepalingen van het Verdrag.
    Het vierde lid bevat op verzoek van Ierland een specifieke overgangsregeling met betrekking tot pensioenen, andere soortgelijke beloningen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen, die reeds zijn ingegaan op het tijdstip dat het Verdrag van toepassing wordt. Het vierde lid bepaalt dat de fiscale behandeling onder de Overeenkomst van 1969 in de tijd onbeperkt wordt voortgezet voor reeds ingegane uitbetalingen van pensioenen, andere soortgelijke beloningen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen, tenzij de genieter ervan uitdrukkelijk kiest voor toepassing van de bepalingen van het Verdrag. Deze keuze kan worden gemaakt tot twee jaar nadat het Verdrag van toepassing is geworden en is onherroepelijk.

    Antwoord
  9. Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Ierland tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en vermogenswinsten en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting (met Protocol); Dublin, 13 juni 2019

    VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

    II Reactie van de Staatssecretaris

    De vaste commissie voor Financiën heeft op 8 november 2018 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Financiën over de brief van 16 oktober 2019 (Kamerstuk 35318, nr. 1) waarin de minister van Buitenlandse Zaken het voorstel overlegt tot stilzwijgende goedkeuring van het op 13 juni 2019 tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Ierland tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en vermogenswinsten en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting (met Protocol), Trb. 2019, nr. 95 en Trb. 2019, nr. 153, hierna aangeduid als: ‘het Verdrag’.
    Daaruit:

    De leden van de SP-fractie vragen welke omvang het handelsbelang met Ierland heeft en welk deel hiervan materiële handel betreft. Zij vragen waarop de regering de verwachting stoelt dat de budgettaire gevolgen neutraal zullen zijn. Deze leden vragen of dit tevens geldt voor de wijziging waardoor belastingheffing over pensioenen groter dan € 25.000 aan de bronstaat worden toegewezen. Zij vragen om hoeveel gevallen dit gaat en welke fiscale gevolgen dit heeft voor degenen die met deze wijziging te maken krijgen.
    Uit statistieken van het CBS blijkt dat in 2018 de totale invoer van goederen uit Ierland € 6,9 miljard bedroeg en de totale uitvoer van goederen naar Ierland € 4,1 miljard. In 2018 bedroeg de totale invoer van diensten uit Ierland € 9,2 miljard en de totale uitvoer van diensten naar Ierland € 26,5 miljard. Met name de uitvoer van diensten naar Ierland werd gedomineerd door diensten waarvoor royalty’s betaald worden.7 Wat betreft deze handelsstromen zijn er geen wijzigingen in het verdrag die substantiële wijzigingen in de belastingopbrengsten van Nederland tot gevolg hebben. De opname van bronstaatheffing over substantiële pensioenen, andere soortgelijke pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen heeft per saldo verwaarloosbare gevolgen voor de belastingopbrengsten. Door de aanpassing behoudt Nederland, ten opzichte van de huidige situatie, de belastingclaim over degenen die naar Ierland verhuizen en een substantieel pensioen, andere soortgelijke pensioenen, lijfrente of socialezekerheidsuitkering uit Nederland ontvangen, maar verliest deze over degenen die vanuit Ierland naar Nederland verhuizen en een substantieel pensioen, andere soortgelijke pensioenen, lijfrente of socialezekerheidsuitkering uit Ierland ontvangen. Uit statistieken van het CBS blijkt dat het vestigingsoverschot vanuit Ierland in Nederland beperkt blijft tot 140 personen per jaar.8 Dit betreft vermoedelijk vooral jongeren. Het aantal ouderen zal een fractie hiervan zijn. Op grond hiervan is geconcludeerd dat het budgettaire effect verwaarloosbaar zal zijn. Voor degenen die met de wijziging te maken krijgen betekent dit dat zoals hiervoor is toegelicht de heffing toevalt aan de bronstaat in plaats van aan de woonstaat. Hierbij is op de kortere termijn vooral van belang dat vanwege de overgangsbepaling voor reeds ingegane pensioenen het oude verdrag onbeperkt blijft gelden zodat er voor die gevallen dus niets verandert.

    Antwoord
    • Reeds bestaande gevallen worden dus ‘gerespecteerd’, (zoals in Noorwegen, Curacao, etc). Dit weer in tegenstelling tot de in Duitsland woonachtige gepensioneerden, die door Duitsland als gevluchte slaaf aan Nederland zijn terug verkocht !

      Antwoord
    • Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Ierland tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en vermogenswinsten en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting (met Protocol); Dublin, 13 juni 2019
      VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
      II Reactie van de Staatssecretaris
      , daaruit:
      De leden van de SP-fractie vragen welke omvang het handelsbelang met Ierland heeft en welk deel hiervan materiële handel betreft. Zij vragen waarop de regering de verwachting stoelt dat de budgettaire gevolgen neutraal zullen zijn. Deze leden vragen of dit tevens geldt voor de wijziging waardoor belastingheffing over pensioenen groter dan € 25.000 aan de bronstaat worden toegewezen. Zij vragen om hoeveel gevallen dit gaat en welke fiscale gevolgen dit heeft voor degenen die met deze wijziging te maken krijgen.
      Uit statistieken van het CBS blijkt dat in 2018 de totale invoer van goederen uit Ierland € 6,9 miljard bedroeg en de totale uitvoer van goederen naar Ierland € 4,1 miljard. In 2018 bedroeg de totale invoer van diensten uit Ierland € 9,2 miljard en de totale uitvoer van diensten naar Ierland € 26,5 miljard. Met name de uitvoer van diensten naar Ierland werd gedomineerd door diensten waarvoor royalty’s betaald worden.7 Wat betreft deze handelsstromen zijn er geen wijzigingen in het verdrag die substantiële wijzigingen in de belastingopbrengsten van Nederland tot gevolg hebben. De opname van bronstaatheffing over substantiële pensioenen, andere soortgelijke pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen heeft per saldo verwaarloosbare gevolgen voor de belastingopbrengsten. Door de aanpassing behoudt Nederland, ten opzichte van de huidige situatie, de belastingclaim over degenen die naar Ierland verhuizen en een substantieel pensioen, andere soortgelijke pensioenen, lijfrente of socialezekerheidsuitkering uit Nederland ontvangen, maar verliest deze over degenen die vanuit Ierland naar Nederland verhuizen en een substantieel pensioen, andere soortgelijke pensioenen, lijfrente of socialezekerheidsuitkering uit Ierland ontvangen. Uit statistieken van het CBS blijkt dat het vestigingsoverschot vanuit Ierland in Nederland beperkt blijft tot 140 personen per jaar.8 Dit betreft vermoedelijk vooral jongeren. Het aantal ouderen zal een fractie hiervan zijn. Op grond hiervan is geconcludeerd dat het budgettaire effect verwaarloosbaar zal zijn. Voor degenen die met de wijziging te maken krijgen betekent dit dat zoals hiervoor is toegelicht de heffing toevalt aan de bronstaat in plaats van aan de woonstaat. Hierbij is op de kortere termijn vooral van belang dat vanwege de overgangsbepaling voor reeds ingegane pensioenen het oude verdrag onbeperkt blijft gelden zodat er voor die gevallen dus niets verandert.

      Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.