Selecteer een pagina

Gevolgen van invoering WNRA per 2020: vragen Eerste Kamer

jul 5, 2019

Aan: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid  De heer drs. W. Koolmees

datum 22 mei 2019  betreft Nadere vragen van de Eerste Kamer over de EU-verordening herziening coördinatie sociale zekerheidsstelsels (COM(2016)815)  ons kenmerk 163336.04u

 

Geachte heer Koolmees,   zie:

https://www.eerstekamer.nl/eu/behandeling/20190522/brief_aan_de_minister_van_sociale

Daaruit, naast onderwerpen betreffende discoördinatie- zie een andere draad-  ook als nieuw aspect:

Grenseffectrapportage Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra)

“Als instrument ter voorkoming van grensproblemen wordt vaak de grenseffectrapportage genoemd. In een aantal gevallen is de overheid ook werkgever. Per 1 januari 2020 wordt de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (verder: Wnra) ingevoerd. Als gevolg van die wet wordt de positie van de ambtenaar gewijzigd in werknemer. Gezien de stand van zaken is het van belang dat de sociale en fiscale gevolgen van de Wnra voor die ambtenaren, die hun ambtenarenstatus verliezen, verhelderd worden in het geval van grensoverschrijdende ambtenaren. Het gaat dan bijvoorbeeld om de werknemers van een Nederlandse rijksuniversiteit, die in Duitsland of België wonen én in hun woonland ook werknemer zijn. Deze ambtenaren zullen geconfronteerd worden met een sociale verzekeringsswitch, die grote gevolgen heeft voor zowel de ambtenaar en de werkgever. De Wnra heeft ook tot gevolg dat ambtelijke pensioenen als niet-ambtenarenpensioen gekwalificeerd worden, waardoor de heffingsbevoegdheid verandert. Kan de regering een oplossing aandragen voor deze problematiek, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de commissie zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Hoogachtend,  Prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

11 Reacties

  1. Ik zou graag willen weten wat de gevolgen van de invoering van de Wnra zijn voor ex-ambtenaren die een pensioen ontvangen van het ABP. Deze pensioenen zijn nu, op grond van het huidige verdrag met Spanje, belast in Nederland en niet in Spanje omdat het gaat om een overheidspensioen. Zolang het verdrag met Spanje niet is aangepast zijn deze pensioenen dan m.i.v. 1-1-20 belast in Spanje?

    Antwoord
    • Volgens mij is niet de kwalificatie “ambtenaar” of “niet-ambtenaar” in dezen (dus : voor toepassing van de belastingverdragen) van doorslaggevend belang, maar de status van de werkgever: is het een overheidswerkgever of niet waarbij men (ABP of ander) pensioen opbouwde. De invoering van de WNRA beoogde voor (een deel van de) ambtenaren privaat arbeidsrecht in te voeren. Dat tast niet (althans niet per se) de positie van betrokkenen aan. Wel is tijdens de parlementaire behandeling van de WNRA gemeld dat sommige organisaties van status veranderden waardoor de pensioenopbouw overging naar een ander pensioenfonds: vooral naar Zorg en Welzijn.

      Antwoord
      • https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/07/08/kamerbrief-nav-vragen-over-de-herziening-eu-verordening-coordinatie-sociale-zekerheidsstelsels
        De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
        Datum Betreft 8 juli 2019
        Nadere vragen over de herziening EU-verordening coördinatie sociale zekerheidsstelsels
        Daaruit:

        Met deze brief ga ik in op de door de CDA-fractie gestelde nadere vragen in een brief van de vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 mei jl. over de EU-verordening herziening coördinatie sociale zekerheidsstelsels (EU verordening 883/2004, hierna “de Verordening”). De antwoorden op deze nadere vragen staan niet op zichzelf, maar dienen steeds in samenhang te worden gelezen met de eerdere beantwoording en standpuntbepaling zoals verwoord in mijn brief van 20 december 2018 en 1 april jl. (Kamerstukken I 2018/1019, 34 665, A en B). Ik beantwoord deze vervolgvragen mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
        (…)
        Verder hebben de leden van de CDA-fractie vragen gesteld over de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra), die per 1 januari 2020 wordt ingevoerd. De leden wijzen op een sociale verzekeringsswitch, die grote gevolgen heeft voor zowel de ambtenaar als de werkgever. De CDA-fractie wijst in haar brief meer specifiek op de positie van werknemers van een Nederlandse rijksuniversiteit. De Wnra heeft ook tot gevolg dat ambtelijke pensioenen als niet-ambtenarenpensioen gekwalificeerd worden, waardoor de heffingsbevoegdheid verandert. De CDA-fractie verzoekt de regering een oplossing aan te dragen voor deze problematiek.
        Betreffende de sociale zekerheidsswitch, wil ik het volgende opmerken. Het is juist dat zich bij twee groepen een sociale verzekeringsswitch kan voordoen in grensoverschrijdende situaties. Hieronder licht ik toe welke groepen dit zijn.
        1. Werknemers die op basis van de Wnra de ambtenarenstatus verkrijgen
        Als gevolg van de Wnra gaat een groep ambtenaren over van een ambtelijke aanstelling gebaseerd op het bestuursrecht naar een arbeidsovereenkomst gebaseerd op het private arbeidsrecht. De ambtenarenstatus verdwijnt echter niet met deze wijziging naar een arbeidsovereenkomst op basis van het private arbeidsrecht. De Wnra zelf heeft dus geen gevolgen voor de sociale verzekeringspositie van mensen die grensoverschrijdend werken.
        Wel is er een bepaalde categorie werknemers die door de Wnra per 1 januari 2020 als ambtenaar wordt gekwalificeerd. Dit zijn hoofdzakelijk werknemers van publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen en privaatrechtelijke zelfstandige bestuursorganen die als kerntaak het uitoefenen van openbaar gezag hebben1, zoals de werknemers van het UWV, de SVB en de AFM.

        Voetnoten: 1 Zie Kamerstukken II 2018–2019, 35 073, nr. 3, p. 6-7 voor een beschrijving van het verschil in reikwijdte tussen de Ambtenarenwet en de Ambtenarenwet 2017.
        2 Artikel 11 lid 3 sub b van Verordening (EG) 883/2004.

        2. Ambtenaren die door het wetsvoorstel Normalisering rechtspositie ambtenaren onderwijs de ambtenarenstatus verliezen
        Op grond van het wetsvoorstel Normalisering rechtspositie ambtenaren onderwijs (hierna: Wnra onderwijs) is er een groep ambtenaren in het openbaar onderwijs die vanaf 1 januari 2020 de ambtenarenstatus verliezen. Hierbij kan gedacht worden aan het personeel van openbare universiteiten. Intentie van het wetsvoorstel is om de rechtspositie van het personeel van openbare universiteiten gelijk te trekken met het personeel van bijzondere universiteiten.

      • Voorts daaruit:

        Het verkrijgen of verliezen van de ambtenarenstatus kan gevolgen hebben voor de sociale verzekeringspositie van de betreffende werknemer als er sprake is van grensoverschrijdende arbeid. Ik licht dit onderstaand nader toe.
        Voor ambtenaren geldt dat zij op basis van de Verordening onder de sociale zekerheidswetgeving vallen van de lidstaat waarvoor zij als ambtenaar werkzaam zijn.2 Het nationale recht van een lidstaat bepaalt wie als ambtenaar of daarmee gelijkgestelde persoon wordt gekwalificeerd. Voor werknemers die geen ambtenaar zijn, wordt de sociale zekerheidspositie op basis van de reguliere aanwijsregels van Titel II van de Verordening bepaald. Op basis van deze reguliere aanwijsregels is een werknemer niet in alle gevallen in Nederland sociaal verzekerd. Het verkrijgen (groep 1) of verliezen (groep 2) van de ambtenarenstatus kan hierdoor van invloed zijn op de sociale verzekeringspositie van de werknemer.3 3 In het geval van groep 2 gaat het dan bijvoorbeeld om een in België woonachtige werknemer van een Nederlandse openbare universiteit die een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in België verricht. Momenteel valt deze werknemer als ambtenaar onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving. Per 1 januari 2020 zal hij onder de Belgische sociale zekerheidswetgeving vallen.
        De aanwijsregels van de Verordening zijn dwingendrechtelijk van aard. Een categoriale oplossing, zodat deze groep in Nederland verzekerd blijft, is op grond van de Verordening niet mogelijk. Het is ook afhankelijk van de situatie van ieder individu of het verliezen of verkrijgen van de ambtenarenstatus gevolgen heeft voor de sociale verzekeringspositie. Een sociale zekerheidsswitch als gevolg van het verliezen of verkrijgen van de ambtenarenstatus is hierdoor niet te voorkomen. Dat neemt niet weg dat, indien aan voorwaarden wordt voldaan, door het sluiten van een artikel 16-overeenkomst met de betrokken lidstaat bepaalde personen onder de Nederlandse wetgeving onderworpen kunnen blijven. De artikel 16-overeenkomst kan een oplossing bieden indien het een tijdelijke situatie betreft en het in het belang van de individuele werknemer is om tijdelijk onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving te blijven vallen.
        Met de werkgeversorganisaties in de onderwijssectoren is intensief overleg gevoerd om hen precies te informeren over de wijzigingen, zodat zij hun leden kunnen informeren over hoe zij zich kunnen voorbereiden. Op de website http://www.wnra.nl is ook informatie opgenomen over grensarbeiders in relatie tot de Wnra.

      • Voorts daaruit:

        Fiscale gevolgen Wnra De Wnra zal naar verwachting in het overgrote deel van de gevallen in grensoverschrijdende situaties niet leiden tot een andere fiscale behandeling. Voor de heffingsbevoegdheid over (pensioen)inkomsten uit (vroegere) overheidsdienst is in de Nederlandse belastingverdragen over het algemeen aangesloten bij het OESO-modelverdrag. Kort gezegd komt hiermee het heffingsrecht toe aan Nederland over (loon- of pensioen)betalingen voor diensten bewezen aan de Nederlandse staat, een staatkundig onderdeel daarvan of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam. Vereist is dus dat sprake is of was van een dienstbetrekking bij een Nederlands publiekrechtelijk lichaam. In de huidige uitvoeringspraktijk wordt voor de afbakening van de gevallen die onder het “overheidsartikel” van een belastingverdrag vallen, in de regel aangesloten bij de aanwezigheid van een ambtelijk aanstelling. Met de inwerkingtreding van de Wnra vormt dit echter geen goed aanknopingspunt meer. Na de inwerkingtreding van de Wnra zal daarom in de uitvoeringspraktijk voor de uitleg van het begrip overheidsfunctie directer (moeten) worden aangesloten bij het verdragscriterium dienstbetrekking bij een Nederlands publiekrechtelijk lichaam (ongeacht of dit een ambtelijke aanstelling of arbeidsovereenkomst betreft). De OESO-conforme verdragstekst vereist geen eenzijdige ambtelijke aanstelling, zodat de omzetting hiervan, op grond van de Wnra, in een arbeidsovereenkomst de verdeling van heffingsrechten in beginsel niet wijzigt. Ook is de in Wnra geïntroduceerde term ‘overheidswerkgever’ niet doorslaggevend bij de verdragstoepassing, omdat deze term niet altijd overeenkomt met de in de verdragstekst opgesomde (publiekrechtelijke) overheidsonderdelen. Nederland behoudt dus bijvoorbeeld het heffingsrecht over loon- en pensioeninkomen dat voortvloeit uit een dienstbetrekking aan een Nederlandse rijksuniversiteit. Waar de gewijzigde invulling van het “overheidsartikel” in de belastingverdragen in de toekomst mocht leiden tot een andere toepassing van het Verdrag, zal de staatssecretaris van Financiën eventuele onduidelijkheden en knelpunten hierbij wegnemen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij specifieke groepen werknemers die thans op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van een Nederlands publiekrechtelijk lichaam.
        De belastingverdragen met België en Duitsland moeten worden uitgelegd rekening houdend met de context waarin deze gesloten zijn. Hierbij is een bijzonderheid dat in deze verdragen een protocolbepaling is opgenomen over overheidspensioen waarin wordt verwezen naar de term ‘publiekrechtelijke dienstbetrekking’. Een uitleg op grond waarvan na de Wnra het heffingsrecht over Nederlands overheidspensioen zou worden beperkt strookt niet met de bedoeling van partijen bij het sluiten van deze verdragen. Met België en Duitsland zal contact worden opgenomen over de Wnra om eventuele onduidelijkheid over het heffingsrecht van overheidspensioen weg te nemen.
        de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
        W. Koolmees

  2. https://mailchi.mp/svb/nieuwsbrief-bbz-vzn82zktvb
    Werkzaam voor overheidsdienst in Nederland én in dienstbetrekking in België? Door wijziging Ambtenarenwet verandert mogelijk uw sociale verzekering.

    In Nederland zorgt de ‘Wet normalisering rechtspositie ambtenaren’, de Wnra, per 1 januari 2020 voor een wijziging van de Ambtenarenwet 1929.
    De aangepaste Ambtenarenwet, de Ambtenarenwet 2017, kent een nieuwe definitie van het begrip ambtenaar en het begrip overheidswerkgever.
    Daardoor kan de kwalificatie van de arbeidsrelatie vanaf 1 januari 2020 wijzigen van:
    • Werknemer naar ambtenaar. Bijvoorbeeld: personeel van UWV en SVB
    • Ambtenaar naar werknemer. Bijvoorbeeld: personeel van openbare universiteiten, universitair medisch centra behorende bij openbare universiteiten, en andere wetenschappelijke instellingen

    Werkt u in Nederland voor de overheid en heeft u ook nog een dienstverband in België?
    Door een gewijzigde kwalificatie van uw arbeidsrelatie in Nederland, kunt u vanaf 1 januari 2020 plots onder de wetgeving van een ander EU-land vallen.
    Reden: door wijziging van de kwalificatie geldt een andere aanwijsregel van EU-socialezekerheidsverordening 883/2004.

    Woont of werkt u in Nederland of België? En denkt u dat de Wnra voor u gevolgen heeft? Neem dan contact op met BBZ voor meer uitleg

    Antwoord
  3. Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden Krol en Van Brenk (50PLUS) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de grenseffecten van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) (2019Z14855)
    de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
    Vraag 1 Kunt u een schatting geven van het aantal ambtenaren dat een socialezekerheid-switch maakt als gevolg van de invoering Wnra?

    Het verkrijgen of verliezen van de ambtenarenstatus kan gevolgen hebben voor de socialezekerheidspositie van een grensoverschrijdende werknemer. Voor ambtenaren geldt dat zij op basis van Verordening (EG) 883/2004 (hierna: Verordening) onder de socialezekerheidswetgeving vallen van de lidstaat waarvoor zij als ambtenaar werkzaam zijn. Voor werknemers die geen ambtenaar zijn, wordt de sociale zekerheidspositie bepaald op basis van de reguliere aanwijsregels van Titel II van de Verordening. Personen die de ambtenarenstatus verliezen, zijn niet langer ‘automatisch’ in Nederland sociaal verzekerd. Op basis van Titel II kan een voormalig ambtenaar bijvoorbeeld sociaal verzekerd zijn in zijn woonland of het land waar hij feitelijk werkt. Dit zal niet altijd Nederland zijn. Het merendeel van de voormalig ambtenaren zal ook na 1 januari 2020 onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel blijven vallen.
    Lees verder op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/09/04/beantwoording-kamervragen-over-grenseffecten-wet-normalisering-rechtspositie-ambtenaren

    Antwoord
  4. Staatssecretaris Snel stuurde een brief naar de 2de Kamer over fiscale knelpunten voor grensarbeiders die soms ook van belang is voor gepensioneerden buiten Nederland. Lees meer op:
    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/09/27/fiscale-knelpunten-grensarbeiders-2019
    daaruit (..)
    Wet normalisering rechtspositie ambtenaren
    Per 1 januari 2020 treedt naar verwachting de Wnra in werking. Hiermee verandert de rechtspositie van veel ambtenaren. De naderende inwerkingtreding van de Wnra heeft tot vragen geleid over de gevolgen van deze wet voor de toepassing van de belastingverdragen en de socialezekerheidsregels.15
    Op grond van de Nederlandse belastingverdragen heeft Nederland het heffingsrecht over inkomsten uit (vroegere) (dienst)betrekking bij de Nederlandse staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan. Voor de huidige wetgeving geldt in de uitvoeringspraktijk, voor de vraag of er sprake is van een dienst die valt onder het overheidsartikel van een belastingverdrag, als uitgangspunt dat wordt aangesloten bij de aanwezigheid van een ambtelijke aanstelling bij een publiekrechtelijk lichaam. Door de Wnra is dit echter niet langer een voldoende bruikbaar onderscheidend criterium. Voor veel ambtenaren zal de ambtelijke aanstelling immers vervangen worden door een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst, terwijl het karakter van de overheidsbetrekking verder niet verandert. Na inwerkingtreding van de Wnra zal voor de kwalificatie van de overheidsbetrekking voor de toepassing van het overheidsartikel daarom directer aangesloten (moeten) worden bij de relevante verdragsbepaling. Dit betekent dat gekeken wordt of er sprake is van een (dienst)betrekking bij een publiekrechtelijke rechtspersoon.
    Het voorgaande leidt voor het overgrote deel van de ambtenaren niet tot een wijziging van hun grensoverschrijdende fiscale positie. Ambtenaren die nu op basis van een ambtelijke aanstelling voor een publiekrechtelijke rechtspersoon werkzaam zijn, zullen ook na inwerkingtreding van de Wnra onder de reikwijdte van het overheidsartikel vallen. Dit betreft ook de medewerkers in het openbaar onderwijs die nu op basis van een ambtelijke aanstelling voor een publiekrechtelijke rechtspersoon werkzaam zijn en die – uitgaande van de in het nog aanhangige wetsvoorstel Wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs16 – buiten de reikwijdte van de Ambtenarenwet 2017 zullen vallen.
    Voor de specifieke groep werknemers die nu op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon kan dit betekenen dat wordt vastgesteld dat het overheidsartikel op hen van toepassing is. Dit betreft bijvoorbeeld werknemers van het UWV, de SVB en het COA17. Voor de verdeling van de heffingsrechten over het inkomen uit tegenwoordige arbeid zullen er echter nauwelijks gevolgen zijn. Ook op grond van het in de belastingverdragen opgenomen werknemersartikel valt het heffingsrecht over het inkomen voor de in Nederland verrichte werkzaamheden van (in het buitenland woonachtige) werknemers van bijvoorbeeld het UWV, de SVB of het COA namelijk al aan Nederland toe. Als deze werknemers zowel vóór als na 1 januari 2020 werkzaam zijn voor een Nederlands publiekrechtelijk lichaam, betekent het voorgaande in het algemeen dat vanaf 1 januari 2020 het overheidsartikel van toepassing is voor vanaf die datum op te bouwen pensioen. Als deze werknemers emigreren of na hun pensioen in het buitenland blijven wonen, kan dit betekenen dat een deel van het pensioen onder het overheidsartikel valt en een deel van het pensioen onder het artikel voor particuliere pensioenen. Afhankelijk van de afspraak over de verdeling van heffingsrechten over particuliere pensioenen, kan dit aanleiding geven tot een compartimentering. Als het pensioenartikel in het belastingverdrag uitgaat van een algemene bronstaatheffing, is er geen aanleiding voor een dergelijke splitsing.

    In de belastingverdragen met België en Duitsland zijn specifieke protocolbepalingen opgenomen over de splitsing tussen particuliere en overheidspensioenen. Het gebruik in die bepalingen van het begrip ‘publiekrechtelijke dienstbetrekking’ zou, gezien het voorgaande, kunnen leiden tot onduidelijkheid. Om dit weg te kunnen nemen, zullen de bevoegde autoriteiten van Nederland met de bevoegde autoriteiten van België en Duitsland op korte termijn in overleg treden.

    Antwoord
  5. Uit dit ITEM rapport:
    Grenseffectenrapportage 2019 Dossier 2: De Socialezekerheids- en Pensioensituatie van de Grensoverschrijdende Ambtenaar na de Invoering van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (Wnra)
    (..)
    “ Grensoverschrijdende pensioenuitkeringen
    In internationaal verband geldt dat heffingsbevoegdheid over private pensioenen in beginsel is toegewezen aan de woonstaat. Onder voorwaarden kan de heffingsbevoegdheid worden toegewezen aan de bronstaat, dat wil zeggen, de staat van waaruit het pensioen betaald wordt.33
    Bij overheidspensioenen geldt dat het heffingsrecht toekomt aan Nederland over loon- of pensioenbetalingen voor diensten bewezen aan de Nederlandse staat, een staatkundig onderdeel daarvan of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam.34
    De invoering van de Wnra doet de vraag rijzen of de wijziging van de arbeidsverhouding van een ambtenaar in een werknemer tot gevolg heeft dat bij de uitbetaling van pensioen een splitsing moet worden gemaakt tussen een overheids- en particulier pensioen? In het verleden heeft deze materie tot jurisprudentie geleid. Een pensioenbetaling dient op basis van dienstjaren te worden gesplitst in een overheidspensioen en een privaat pensioen naar gelang al dan niet in overheidsdienst is gewerkt. Een overheidspensioen kan worden gedefinieerd als een pensioen waarbij de pensioenbetaling of premie of afkoopsom door de overheid wordt betaald.35 Dit leidde in de relatie met Duitsland tot interpretatieproblemen.36 De Duitse overheid is van mening dat de hoedanigheid van de betaler van het pensioen bepaalt hoe het pensioen uiteindelijk moet worden gekwalificeerd.37 In het belastingverdrag Nederland-Duitsland 2012 is een oplossing opgenomen, t.w.: een pensioen wordt gekwalificeerd als overheidspensioen indien de opbouw in het kader van een publiekrechtelijke dienstbetrekking is opgebouwd. Het maakt hierbij niet uit wie het pensioen uitbetaalt.38 Leidt de wijziging van de rechtspositie van ambtenaar naar werknemer tot het opnemen van specifieke bepalingen in andere belastingverdragen? Overigens wordt in het Nederlands verdragsbeleid gestreefd naar een volledige bronstaatheffing. Er hoeft dan geen splitsing te worden aangebracht tussen een privaat en een publiek pensioen.39 Andere staten kunnen daar anders over denken en is een volledige bronstaatheffing dan niet mogelijk, dan streeft Nederland in dat geval naar opname van een bepaling die bepaalt welk deel van het gecombineerd pensioen geacht wordt een particulier pensioen te zijn en welk deel een overheidspensioen.40
    De Wnra kan effect hebben op de kwalificatie van het tweede pijlerpensioen in internationaal verband. Volgens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt in de uitvoeringspraktijk in het algemeen aangesloten bij de aanwezigheid van een ambtelijke aanstelling. Dit criterium gaat volgens de minister na de inwerkingtreding van de Wnra niet meer goed werken. Er dient voor de uitleg van het begrip ‘overheidsfunctie’ directer te worden aangesloten bij het verdragscriterium dienstbetrekking bij een Nederlands publiekrechtelijk lichaam. Het maakt hierbij niet uit of sprake is van een ambtelijke aanstelling of een arbeidsovereenkomst. In beginsel wijzigt de verdeling van de heffingsrechten niet, aldus de minister. Nederland zou daarmee de heffingsbevoegdheid over de pensioenuitkeringen behouden.41 Duidelijk is wel dat in overleg moet worden getreden met België en Duitsland over de invulling van het in het belastingverdrag toepasselijke pensioenartikel daar in een protocolbepaling wat betreft het overheidspensioen wordt verwezen naar een publiekrechtelijke dienstbetrekking.42 De vraag is hoe België en Duitsland en de andere landen met deze zienswijze van Nederland zullen omgaan. Het is wel zaak dat daarin duidelijkheid komt. Dit grensoverschrijdend effect van de Wnra had al uitgekristalliseerd moeten zijn.”
    Lees ook over premieverschillen als mogelijk gevolg van de invoering WNRA in grensoverschrijdende situatie:
    https://itemcrossborderportal.maastrichtuniversity.nl/p/homepage
    Dossier 2: Law on the standardisation of civil servants

    Antwoord
  6. De vaste commissie voor Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid heeft op 13 november 2019 enkele vragen en opmerkingen aan de staatssecretaris van Financiën voorgelegd naar aanleiding van de toezending van de rapportage fiscale knelpunten grensarbeiders 2019 (Kamerstukken I, 2019/20, 34655, D).
    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/17/beantwoording-vragen-rapportage-fiscale-knelpunten-grensarbeiders-2019
    Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) De leden van de fractie van het CDA vragen naar de stand van zaken van het overleg met de bevoegde autoriteiten van België en Duitsland om een eventuele onduidelijkheid weg te nemen over het begrip “publiekrechtelijke dienstbetrekking” voor de toepassing van het belastingverdrag na inwerkingtreding van de Wnra. Nederland heeft de bevoegde autoriteiten van beide landen zowel mondeling als schriftelijk ingelicht over de Wnra en welke gevolgen Nederland daaraan verbindt voor de betreffende verdragen. Over de beoordeling hiervan door de bevoegde autoriteiten van België en Duitsland – waar de leden van de fractie van het CDA ook naar vragen – is Nederland nog in overleg.

    De leden van de fractie van het CDA hebben aandacht gevraagd voor statuswijzigingen bij medewerkers van de SVB en medewerkers in het onderwijs per 1 januari 2020. Zij vragen – kort gezegd – of sprake is van een beleidswijziging per 1 januari 2020 bij toepassing van het overheidsartikel en wat dit betekent voor bijvoorbeeld het pensioen van een medewerker van de SVB. Bij de toepassing van het overheidsartikel op pensioeninkomen wordt aangesloten bij het artikel uit het belastingverdrag dat van toepassing was op het arbeidsinkomen waarover het pensioen is opgebouwd. Als op dat arbeidsinkomen het overheidsartikel van toepassing is geweest, wordt ook op de pensioenuitkeringen in beginsel het overheidsartikel toegepast (mits voldaan wordt aan alle criteria van de verdragsbepaling). Als op het arbeidsinkomen het verdragsartikel over nietzelfstandige arbeid is toegepast, dan wordt op de pensioenuitkeringen in beginsel het verdragsartikel over ‘private’ pensioenen toegepast. Bij de toepassing van het overheidsartikel is in de uitvoeringspraktijk tot nu toe als uitgangspunt genomen dat sprake moet zijn van een ambtelijke aanstelling bij een Nederlands publiekrechtelijk lichaam. Door de Wnra is dit niet langer een voldoende bruikbaar onderscheidend criterium, omdat de meeste ambtenaren werkzaam zullen zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Na 1 januari 2020 zal daarom directer aangesloten (moeten) worden bij de relevante verdragsbepaling; hiervoor is van belang of sprake is van een (dienst)betrekking bij een publiekrechtelijk lichaam. Dit kan tot een compartimentering leiden van het pensioen van werknemers die zowel vóór als na 1 januari 2020 werken op basis van een arbeidsovereenkomst bij een publiekrechtelijke rechtspersoon. Dit kan zich voordoen bij medewerkers van de SVB die in het buitenland wonen. Of dit daadwerkelijk leidt tot een splitsing in de verdeling van heffingsrechten hangt af van de formulering van het relevante verdragsartikel over private pensioenen en kan onder meer afhankelijk zijn van de hoogte en fiscale behandeling van uitgekeerde pensioenuitkeringen.

    De leden van de fractie van het CDA vragen of inmiddels duidelijk is hoeveel mensen een switch van de sociaalzekerheidspositie zullen ondergaan. Er kan zich bij twee groepen een sociale 1. Werknemers die op basis van de Wnra de ambtenarenstatus verkrijgen Er is een bepaalde categorie werknemers die door de Wnra per 1 januari 2020 als ambtenaar wordt gekwalificeerd. Dit zijn hoofdzakelijk werknemers van publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen en privaatrechtelijke zelfstandige bestuursorganen die als kerntaak het uitoefenen van openbaar gezag hebben2, zoals de werknemers van het UWV, de SVB en de AFM.

    Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal personen dat per 1 januari 2020 ambtenaar wordt en hierdoor een wijziging in de sociaalzekerheidspositie ondergaat. Voor het merendeel van deze werknemers geldt dat het verkrijgen van de ambtenarenstatus geen gevolgen zal hebben voor de sociale zekerheidspositie, omdat zij al in Nederland sociaal verzekerd zijn.

    2. Ambtenaren die door de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren onderwijs de ambtenarenstatus verliezen Op grond van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren onderwijs (hierna: Wnra onderwijs) verliezen de ambtenaren in het openbaar universitair onderwijs op 1 januari 2020 de ambtenarenstatus. Het betreft het personeel van de openbare universiteiten, openbare universitair medische centra en onderzoeksinstellingen. Dit kan gevolgen hebben als men zich in een grensoverschrijdende situatie bevindt. Een grensoverschrijdende situatie doet zich voor als men buiten Nederland woont of als men buiten Nederland een tweede dienstbetrekking heeft. Een deel van het personeel in een grensoverschrijdende situatie zal per 1 januari 2020 in een ander land sociaal verzekerd raken. Hierbij kan gedacht worden aan een werknemer van een Nederlandse openbare universiteit die een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in zijn woonland België uitvoert. Werknemers die uitsluitend in Nederland werken of niet substantieel in het woonland werken, blijven in Nederland verzekerd. Het grootste deel van het grensoverschrijdende personeel van de onderwijsinstellingen is daarom ook na 1 januari 2020 nog in Nederland sociaal verzekerd. Als men echter buiten Nederland als ambtenaar werkt of buiten Nederland woont en in het woonland substantieel werkt, dan is er sprake van een wijziging in de sociale zekerheidspositie.
    Er zijn momenteel geen cijfers beschikbaar over het aantal personen dat per 1 januari 2020 een wijziging in de sociale zekerheidspositie ondergaat. De Vereniging van Universiteiten (VSNU), Nederlandse Federatie van Universitair Medisch Centra (NFU) en werkgeversvereniging van kennisintensieve (onderzoeks)organisaties (WVOI) gaan ervan uit dat ongeveer 15% van de grensoverschrijdend personeel dat werkzaam is bij Nederlandse openbare universiteiten, academische ziekenhuizen en onderzoeksinstellingen een wijziging in de sociale zekerheidspositie zullen ondergaan. Naar schatting gaat het om circa 570 personen.3
    De leden van de CDA-fractie vragen of de werkgeverskosten zullen toenemen van met name onderwijsinstellingen die in het buitenland wonende medewerkers in dienst hebben en of een indicatie kan worden gegeven van de bedragen. Voor onderwijsinstellingen die in het buitenland wonende werknemers in dienst hebben, zullen de werkgeverskosten samenhangende met de belastingheffing in beginsel niet wijzigen. Immers, voor deze werknemers wijzigt er door de invoering van de Wnra niets. Het artikel in de belastingverdragen dat voor 1 januari 2020 van toepassing was, blijft bij ongewijzigde overige omstandigheden, ook na 1 januari 2020 van toepassing.
    Voor de sociale zekerheid kan wel sprake zijn van een wijziging in de werkgeverskosten. Per 1 januari 2020 kwalificeert het personeel van openbare onderwijsinstellingen niet langer als ambtenaar voor de toepassing van Verordening 883/2004. Hiermee wordt de rechtspositie van het personeel van openbare universiteiten en universitair medische centra gelijk aan de rechtspositie van het personeel van bijzondere universiteiten en universitair medische centra. Dit betekent ook dat het personeel van openbare onderwijsinstellingen die zich in een grensoverschrijdende situatie bevinden niet meer in alle gevallen onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel vallen. De premielasten in andere lidstaten kunnen hoger of lager zijn dan in Nederland. De wijziging in de sociale zekerheidspositie van een deel van de werknemers kan daarom financiële gevolgen hebben voor de universiteiten. De belangenorganisaties van de onderwijsinstellingen schatten de aanvullende premielasten op 10 miljoen euro per jaar voor de universitaire sector. Daarnaast houden zij rekening met 15 miljoen per jaar aan aanvullende kosten voor het verkrijgen van interne en externe expertise. Ik wil hierbij benadrukken dat de werkgeverskosten afhankelijk zijn van de feitelijke situatie, die van geval tot geval beoordeeld moet worden en van de premielast in de lidstaat waar de werknemer sociaal verzekerd is. Of de schatting van de belangenorganisaties een realistische indicatie is, kan ik daarom niet bevestigen.

    Het personeel van de bijzondere universiteiten en universitair medische centra is ook nu al geen ambtenaar. Dit betekent dat deze instellingen al te maken hebben met personeel dat over de grens verzekerd is en daartoe ook de benodigde expertise hebben opgebouwd.

    De leden van de fractie van het CDA hebben ten aanzien van de sociale zekerheid en de Wnra nog een aantal vragen. De leden vragen of alle grensoverschrijdende gevolgen van de Wnra inmiddels duidelijk zijn en geven daarbij als voorbeeld hoe het staat met de lopende medische behandelingen indien een sociale switch plaatsvindt? Als gevolg van de Wnra zal een kleine groep werknemers per 1 januari 2020 ambtenaar worden en sociaal verzekerd raken in Nederland, terwijl zij momenteel in een andere lidstaat sociaal verzekerd zijn. Dit betekent onder andere dat er Nederlandse sociale zekerheidspremies verschuldigd zijn en de werknemer of ambtenaar een Nederlandse zorgverzekering af moet sluiten. Als gevolg van de Wnra onderwijs zal een deel van de grensoverschrijdende werknemers niet langer in Nederland verzekerd zijn, maar in het buitenland. Dit heeft gevolgen voor de premielast van werknemer en werkgever, deze kan in het buitenland hoger of lager worden. Als de werknemer niet langer in Nederland sociaal verzekerd is, kan dit daarnaast gevolgen hebben voor de AOW-opbouw, gezinstoeslagen en lopende uitkeringen van de werknemer. Betrokkene dient tevens de Nederlandse zorgverzekering op te zeggen en aan de buitenlandse verplichtingen omtrent de zorg te voldoen.

    Verordening 883/2004 kent geen speciale regeling voor lopende behandelingen bij een wijziging in de sociale zekerheidspositie van werknemers. Met de sociale zekerheidsswitch eindigt de verzekering in Nederland en daarmee ook de vergoeding van zorg door de Nederlandse zorgverzekeraar. In de praktijk zal het echter niet of nauwelijks voorkomen dat iemand hierdoor zijn behandeling niet af kan maken, maar alleen dat de rekening voor een medische behandeling ergens anders neerslaat; dus in plaats van bij de Nederlandse zorgverzekeraar bijvoorbeeld bij de Duitse of de Belgische zorgverzekeraar. In het geval iemand in Nederland sociaal verzekerd is vanaf 1 januari, zal de Nederlandse zorgverzekeraar degene zijn die de rekening vanaf dat moment vergoed.

    De leden van de CDA-fractie vragen welke (fiscale) gevolgen zijn verbonden aan de in het Nederlandse arbeidsrecht neergelegde loondoorbetalingsplicht in grensoverschrijdende situaties? Voor de belastingheffing zijn er door de invoering van de Wnra geen nieuwe gevolgen verbonden aan de in het Nederlandse arbeidsrecht neergelegde loondoorbetalingsverplichting in een grensoverschrijdende situatie. Het doorbetaalde loon is belast. Voor de toepassing van het belastingverdrag volgt dit doorbetaalde loon het regime van de inkomsten uit dienstbetrekking dan wel het regime van het overheidsartikel, omdat ze in de plaats treden van het loon dat door de werknemer zou zijn genoten. Met ingang van 2020 kan het fiscale gevolg zijn dat het doorbetaalde loon dat eerder onder het werknemersartikel valt nu onder het overheidsartikel valt en is er mogelijk sprake van een verschuiving van het fiscale heffingsrecht.
    Voor wat betreft de sociale zekerheid valt een verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte onder de reikwijdte van Verordening 883/2004.4 Indien een werknemer op grond van Verordening 883/2004 onder de Belgische of Duitse socialezekerheidswetgeving valt, betekent dit dat de werkgever geen loondoorbetalingsverplichting heeft op basis van de Nederlandse Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (Wulbz). Het wettelijke recht op loondoorbetaling bij ziekte zal in dat geval bepaald moeten worden op basis van het Belgisch of Duits recht, afhankelijk van het socialezekerheidsstelsel waar de werknemer onder valt. Voor personen die op 1 januari 2020 al een loondoorbetaling bij ziekte ontvangen, geldt het volgende. Een persoon die recht heeft op een ziekte- of werkloosheidsuitkering wordt voor toepassing van Verordening 883/2004 en de daarin neergelegde regels die bepalen waar iemand sociaal verzekerd is, beschouwd alsof hij de werkzaamheden verricht op grond waarvan hij de ziekte- of werkloosheidsuitkering ontvangt.5 Deze beoordeling kan na 1 januari 2020 tot een andere uitkomst in de toepasselijke wetgeving leiden. Hierbij kan gedacht worden aan het eerder aangehaalde voorbeeld van een werknemer van een Nederlandse openbare universiteit die een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in zijn woonland België verricht. Op enig moment gedurende 2019 wordt hij ziek. Als ambtenaar is hij in Nederland sociaal verzekerd en heeft daarmee recht op loondoorbetaling bij ziekte door zijn werkgever. Als werknemer is hij per 1 januari 2020 in België verzekerd. Het verzekerde risico, het ziek worden, deed zich voor toen de persoon nog in Nederland sociaal verzekerd was. Dit betekent dat de werkgever aan zijn loondoorbetalingsverplichtingen zal moeten blijven voldoen. Indien er sprake is van een ziekteuitkering in plaats van een loondoorbetaling, zal het UWV de uitkering blijven betalen. Wel dienen er dan Belgische premies op de loondoorbetaling of uitkering ingehouden te worden.

    De leden van de CDA-fractie vragen of er al overleg is geweest met de buitenlandse autoriteiten over de invoering van de Wnra? Zij constateren dat er in België bijvoorbeeld een onderscheid wordt gemaakt tussen een ambtenaar met een statutaire aanstelling en een contractuele ambtenaar. In dit verband vragen deze leden of al duidelijk is wanneer sprake is van een loondoorbetaling en hoe het Belgisch rustpensioen wegens ongeschiktheid zal moeten worden berekend? De EU-lidstaten zijn in de Administratieve Commissie6 geïnformeerd over deze wijzigingen in de Nederlandse wetgeving en de gevolgen die deze hebben voor de toepassing van Verordening 883/2004. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden tussen de Nederlandse Sociale verzekeringsbank (SVB) en het Belgische zusterorgaan waarbij deze wijziging is besproken. In het voorgaande ben ik al ingegaan op de loondoorbetaling bij ziekte. Als de Wnra onderwijs ertoe leidt dat op een persoon niet langer de Nederlandse maar de Belgische socialezekerheidswetgeving van toepassing is, dan geldt in geval van ziekte de Belgische regeling bij ziekte. In hoofdlijnen geldt in België dat er na een periode van loondoorbetaling door de werkgever van een maand een ziekte-uitkering van elf maanden volgt. Als iemand na deze periode van ziekte nog arbeidsongeschikt is, dan is er sprake van een arbeidsongeschiktheidsuitkering berekend volgens het pro rata systeem van Verordening 883/2004. Dit betekent dat België, net als in alle andere gevallen, twee beoordelingen zal maken. Allereerst zullen de autoriteiten kijken welke rechten betrokkene heeft volgens de nationale wetgeving. Daarnaast zal er een pro rata-uitkering berekend worden. Bij deze pro rata-uitkering wordt er rekening mee gehouden dat er een verzekeringsverleden is in Nederland. Vervolgens zal gekeken worden welke van de twee berekeningen tot het hoogste bedrag leidt. Dat hoogste bedrag wordt toegekend aan betrokkene.

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.