Selecteer een pagina

EFTA Hof arrest E-2/18 over verplichte aard van verdragsrecht voor gepensioneerden

JUDGMENT OF THE COURT

14 May 2019

(Regulation (EC) No 883/2004 – Article 24 – Pensioner residing outside the competent State – Benefits in kind in the place of residence – Reimbursement procedure)

In Case E-2/18,

REQUEST to the Court under Article 34 of the Agreement between the EFTA States on the Establishment of a Surveillance Authority and a Court of Justice by the Princely Court of Liechtenstein (Fürstliches Landgericht), in a case pending before it between

C and

Concordia Schweizerische Kranken- und Unfallversicherung AG, Landesvertretung Liechtenstein

concerning the interpretation of Regulation (EC) No 883/2004 of the European Parliament and of the Council of 29 April 2004 on the coordination of social security systems,

(…)

Questions to the Court:

 

26 By a letter of 13 July 2018, registered at the Court on 17 July 2018, the Princely Court decided to stay the proceedings and refer the following questions to the Court:

  1. Does [the Basic Regulation] merely lay down a minimum framework which must be complied with in order to prevent distortions of competition or are the rules of that regulation mandatory in so far as they also affect and restrict benefit obligations to be performed worldwide under the insurance contract? Is [the Basic Regulation] applicable to social insurance systems which merely oblige workers to demonstrate adequate health insurance but allow them, by way of contractual autonomy, to choose between several different insurers governed by private law and only require proof that an appropriate insurance contract has been concluded?

2.(a) Is a policyholder required, on account of the validity of [the Basic Regulation], to submit invoices which are covered by the insurance contract concluded within the framework of the statutory health insurance scheme to the social insurance institution in his place of residence, with the result that the social insurance institution which is situated in the Member State responsible for payment of the pension can be made liable for payment only once the institution in his place of residence has refused to pay or can a policyholder none the less rely on his rights under the insurance contract?

(b) If, in accordance with point (a), it is not possible for the policyholder to rely on the insurance contract:

Is that also the case where the insurance contract is concluded within the framework of the statutory insurance requirement but the contractual insurance goes beyond the minimum required by law and has thus been concluded to some extent ‘voluntarily’?

  1. If policyholders are obliged, in accordance with Question 2, to submit invoices first to the institution in their State of residence:

(a) Does this also apply to an insured person who has already been provided benefits under the contractual relationship for several years or is reliance by the social insurance scheme on [the Basic Regulation] contrary to the principle of good faith?

(b) Is a social insurance scheme entitled, relying on [the Basic Regulation], to make claims for recovery to an insured person because in the past it has provided insurance cover in excess of the level specified in the regulation, that is to say, it has provided benefits which do not have to be paid under the rules of that regulation, or it is contrary to the principle of good faith to make claims for recovery?

(c) Does, in the light of [the Basic Regulation], the provision of benefits by the social insurance scheme, without invoices having been submitted through the social insurance institution in the place of residence, also entitle the policyholder to the future provision of benefits, without the need to submit invoices through the social insurance institution in the place of residence?

(..)

III Answers of the Court

Questions 1 and 2

29 By Questions 1 and 2, the referring court seeks, in essence, to clarify whether Article 24 of the Basic Regulation provides a mandatory procedure for the provision of benefits in kind to an insured person who receives a pension from one EEA State but resides in another EEA State, where the State of residence has refused benefits in kind to the pensioner on the basis that those benefits fall outside the scope of its social security system. The Court will assess these questions together

(…)

58 The answer to Questions 1 and 2 is therefore that when a pensioner is not entitled to benefits in kind in the EEA State of residence, due to the fact that the benefits fall outside the scope of its social security system, the pensioner is entitled, pursuant to Article 24(1) of the Basic Regulation, to receive the benefits in kind at the expense of the competent institution in the EEA State under whose legislation the pension is paid. The pensioner has a right to submit claims for reimbursement directly to the competent institution in the EEA State under whose legislation the pension is paid, in particular, but not only, if he has been refused reimbursement by the State of residence. In accordance with Article 22(1) of the Implementing Regulation and Article 76(4) of the Basic Regulation, if the competent institution does not provide the pensioner with information as to the procedure to be followed, that must not adversely affect the pensioner’s rights vis-à-vis the institution.

Question 3

59 In light of the response given to Questions 1 and 2, there is no need to address Question 3.

18 Reacties

  1. Het oordeel van dit Hof roept, in de stellige wijze waarop het is geformuleerd, vragen op ten aanzien van de reikwijdte ervan in de uitleg van art. 24 Vo883/2004 (m.i. geldt hetzelfde oordeel bij uitleg van art. 25 Vo883/2004, al zou de letterlijke formulering van art. 25 dit niet bij voorbaat zeggen). Men zou eruit kunnen lezen dat verdragsgerechtigde pensioenemigranten indien ze ziektekosten maken voor verstrekkingen in hun woonstaat die niet onder het wettelijke systeem van dat woonland vallen en op grond van art. 24 Vo883/2004 dus niet vergoed worden door de woonstaat aan betrokkene, altijd kan terugvallen op de rechten die de bevoegde pensioenstaat onder het eigen systeem biedt. Ook argumenten ten aanzien van behoud van rechten van de herkomststaat die genoemd worden in de overwegingen van dit arrest zouden in die richting kunnen wijzen. Argumenten die genoemd worden door de EC, en – verrassend- Nederland en het Hof zelve.
    Anderzijds: de omstandigheden van dit geval zijn dat de betrokken gepensioneerde die in Spanje woont (en gebruik maakte van part. zorg in Spanje die niet onder het Spaanse wettelijke staatszorgsysteem valt) bleef kennelijk zijn Liechtensteinse verzekering behouden bij emigratie, waarbij hij – net als in Nederland- zelf een verzekeraar – in casu Concordia- kon kiezen,en bovendien biedt die verzekering werelddekking. Cruciaal is dus of deze feitelijke situatie : wel of niet behouden van de wettelijke verzekering van de herkomststaat doorslaggevend is bij dit arrest. Merk op dat Zwitserland een tamelijk vergelijkbaar systeem van extraterritoriale rechten voor pensioenemigranten kent als Liechtenstein. Voor Duitsland zou je wellicht kunnen concluderen dat de verzekeringsrelatie die men voor emigratie vanuit Duitsland als gepensioneerde had met de Krankenkasse in de KVG herleeft buiten de woonstaat, althans zeker in Duitsland zelve (op basis van een LSG arrest uit het begin van deze eeuw). Andere EU/EER-staten waarbij in de nationale wetgeving van de (pensioen)staat al is vastgelegd dat de wettelijke ziektekostenverzekering na emigratie blijft bestaan, ken ik niet.

    Antwoord
    • Had ik dit stuk maar eerder onder ogen gehad gelet op mijn beroepzaak bij de Rechtbank in Den Haag inzake de jaarafrekening CAK 2017. Een ander aspect is dat de huidige regeling / verdrag in strijd is met het EU mededingingsrecht, immers een persoon met de Duitse nationaliteit heeft vrije keuze van verzekeringsmaatschappij (Krankenkasse). Dit hebben wij ook wel echter levert geen voordeel op. Een andere KK kan dan wel goedkoper zijn of gunstiger voorwaarden hebben echter dit levert ons als verzekerden niets op, immers niet de KK berekent de premie en factureert mij maar de Staat der Nederlanden. Volgens de rekenmodule van de KK is de premie € 89,- pm. Het Koninkrijk berekent mij € 350,-. Dank u. Volgens mij heeft deze uitspraak ook gevolgen voor het z.g. Wlz gedeelte. Het Koninkrijk verklaart dat ik niet verzekerd ben voor dit deel maar verklaart dat ik krek eender iedere andere Nederlander wel 9,65% over het wereldinkomen moet betalen. De KK berekent voor het z.g. Pflegeversicherungsdeel 3,5%. Volgens mij kan een Duitse national permanent wonend bijv. in Nederland gewoon zijn KK verzkering behouden. Ik moet nog uitvinden of dit over een wereldinkomen wordt berekend. Ik kom hier nog op terug. Wordt een pensionada in de BRD bijv. geconfronteerd met Wlz achtige kosten dan moet iedere keer uitgevogeld worden hoe, waar en op welke wijze dit gedekt is “of niet” volgens de uitspraak van het EHJ Hof.

      Antwoord
      • Nederlandse inwoners van Duitsland met een Nederlands wettelijk pensioen en zonder Duits inkomen zijn verplicht verzekerd via het verdragsrecht. Inwoners van Nederland met een Duits pensioen kennen die verplichting niet. Een Duitser in Nederland die geen Nederlands inkomen heeft kan inderdaad bij de Krankenkasse (KK) verzekerd blijven. Ontvangt hij/zij een lage AOW op grond waarvan Nederlandse verzekering verplicht wordt, kan hiervan worden afgezien als de KK-verzekering de voorkeur geniet.
        De verschillen tussen KK’n beperken zich tot enkele extra’s in de dekking (een standaardpakket is verplicht); in de premie verschilt alleen de KK-eigene Zusatz, die rond de 1% schommelt.
        Ook de KK rekent af over het wereldinkomen. Een inwoner van Duitsland met zowel een Nederlands als een Duits pensioen is niet noodzakelijk goedkoper uit dan een verdragsgerechtigde. Hij/zij betaalt over de gesetzliche Rente en over de AOW de helft van de KV premie en de Zusatz van de KK, de PV geheel (samen ruim 10% van het bruto-inkomen) en over overige inkomsten (Duitse Versorgingsbezüge en Nederlands pensioen de volledige premie (bijna 20% van het bruto-inkomen). Wie op grond van een lage gesetzliche Rente verplicht verzekerd is in Duitsland en een hoog Nederlands bedrijfs- of overheidspensioen ontvangt, doet er daarom soms goed aan, afstand te doen van die gesetzliche Rente omdat de bijdrage voor verdragsgerechtigden zoveel goedkoper uitvalt dat het verlies wordt gecompenseerd.

      • Hallo Roy,

        Ik ben een en ander verder uit gaan pluizen en inderdaad de KK berekent de premie over een z.g. wereldinkomen echter voor een bedrijfspensioen geldt een vrijstelling van € 159,25 per maand of € 1.911,- per jaar. Over het buitenlands (staats)pensioen wordt 7,3% berekend + 0,39% Zusats. De Pfelegeversicherung is 3,3%. Ik heb de rekenmodule van de Krankenkassen gehanteerd en kom op een maandpremie van € 96,24 + € 42,37 Pflege samen € 138,61. Geen eigen risico noch eigen bijdrage behoudens die bij medicijnen en € 10,- per dag bij ziekenhuisopname met een max. van 28 dagen. Het Koninkrijk brengt mij echter € 350,- per maand in rekening. Houdt het al in van de AOW. Over het Wlz gedoe ben ik nog niet uit. De uitspraak van het EU Hof staat ook in de Nederlandse taal.

      • Beste Dick,
        In Nederland is alleen de AOW aangemerkt als “gesetzliche Rente”. Alle overige pensioenen worden als “Versorgungsbezüge” aangemerkt. Zo staat het in het Deutsche Sozialgesetzbuch en zo is het ook terechtgekomen in de EESSI Master Directory van de EU. Hierin worden alle pensioenen genoemd en gekwalificeerd.

        Dat houdt in dat over alle Nederlandse pensioenen, ook overheidspensioenen, zowel het werkgevers- als werknemersdeel van de premie moet worden betaald, dat is, zoals gezegd, bijna 20% van het bruto-pensioen. De vrijstelling van 159 € per maand is bedoeld voor lagere pensioenen. De bedoeling van deze maatregel was dat 60% van de ontvangers van een Duitse “Betriebsrente” niet meer dan de helft van de KK-premie zouden betalen. Met andere woorden, het gaat om pensioenen van 318 € en minder.

        Er zijn vanuit diverse landen gerechtelijke acties gestart om hun pensioenen als “gesetzliche Rente” aangemerkt te krijgen en zo de KK-premie voor hun in Duitsland wonende onderdanen te verminderen. Tot nu toe is alleen Zwitserland hierin geslaagd. De reden is dat de (betreffende) Zwitserse pensioenen door de regering verplicht zijn en dat er kennelijk een functie in de sociale zekerheid bestaat. Dit geldt niet voor Nederlandse pensioenen. De Nederlandse staat regelt wel een hoop op dat gebied, maar de verplichting tot deelname aan een pensioenfonds volgt in de regel uit de omstandigheid dat een bedrijf behoort tot een sector met een collectief bedrijfstakpensioenfonds of uit een cao. Het probleem is voornamelijk dat de Deutsche gesetzliche Rentenversicherung verantwoordelijk is voor zowel pensioenopbouw als sociale zekerheid. Zo’n orgaan kent Nederland niet. Alleen de AOW is aangemerkt als gelijkwaardig omdat het een functie heeft in de sociale zekerheid en omdat de uitkering lijkt op een pensioen.

  2. Het lijkt mij zeer simpel. Ten eerste heeft het Hof hier vast gesteld dat de betrokkene slechts rechten kan doen gelden volgens het ziekte kosten verzekerings stelsel van het woonland. Alles wat daar buiten valt wordt dus niet vergoed door het ziekenfonds van het woonland.

    Nu rijst dus de vraag kan de betrokkene rechten doen gelden ten opzichte van het pensioenland ? En dat kan dus mits de betrokkene verdragsgerechtigd is voor rekening van Nederland. Daarbij zal dan de betrokkene wel vallen onder de regels van het pensioenland i.e. Nederland. Het Hof heeft slechts vast gesteld dat de persoon in kwestie het recht heeft om de gemaakte kosten te claimen bij de competente instantie van het pensioenland. Maar of dan een dergelijke claim gehonoreerd zal worden hangt dan weer af van de wettelijke regeling van het pensioenland. En waar het hier kennelijk privé behandelingen betrof waarvoor het competente orgaan van het pensioenland geen toestemming had gegeven zal deze claim dus ongetwijfeld resoluut worden afgewezen.

    Het is dus een overwinning zonder waarde.

    Antwoord
    • Uit de punten 20 t/m 24 blijkt dat , gegeven het nu geoordeelde door het Hof, het zeer wel mogelijk is dat de Liechtensteinse verzekeraar verplichtingen heeft tot betaling van althans een deel van de in Spanje in de part. zorg gemaakte kosten. De Liechtensteinse verzekeraar, Concordia, heeft dat in feite al erkend. Welke kosten wel of niet precies gedekt worden uit de polis van Concordia was echter geen voorwerp van onderzoek in dit arrest. Dat is typisch een nationale zaak (van Liechtenstein). Van belang is hier dat het Hof vaststelde dat uit het verdragsgerecht geen voorgaande betalingsverplichtingen van de zijde van Spanje konden worden afgeleid (omdat het immers om niet-publieke, niet wettelijk zorg in Spanje gaat), maar dat de verzekeringsrelatie met de verzekeraar van het pensioenland blijft bestaan.

      Antwoord
  3. Ik woon in Frankrijk, en betaal 410 euro!!! per maand aan Nederland, vanwege (helaas) verdragsplichtig. Voor die 410 euro word ik voor 65% verzekerd in Frankrijk, en mag voor de overige 35% nog een extra (dure) verzekering nemen.
    Fransen vallen achterover als ik vertel wat ik (verplicht) ben te betalen.
    Begrijp ik nu uit het arrest dat ik mijzelf kan verzekeren bij de Franse CPAM (ziekenfonds) en dat Nederland de boom in kan. Vermoedelijke premie in Frankrijk: 110 euro!!!!

    Antwoord
    • Neen, dat is uit het arrest niet af te leiden. Mijn analyse is dat hier de situatie behandeld wordt dat men, wonend in Spanje, (verplicht) verdragsgerechtigd is als gepensioneerde ten laste van een andere EER staat (Liechtenstein in casu), onder Vo883/2004, en tegelijk (verplicht) verzekerd in het pensioenland (overigens zonder dubbele premiebetaling), en dan gebruik maakt van de private zorgvoorzieningen in het woonland. De vraag is dan of de verdragsgerechtigde op basis van de laatste verzekering de kosten van private zorg voor vergoeding kan claimen. Kennelijk wel volgens dit arrest.
      De vraag die ik opwierp was of vergelijkbare verdragsgerechtigden ten laste van Nederland in vergelijkbare zorgsituaties hieraan rechten op basis van het Nederlandse wettelijke systeem, vergoeding dus door CAK, zouden kunnen ontlenen. Tot heden heeft het CAK, en zijn voorgangers, dergelijke kosten geweigerd te vergoeden. Een andere vraag zou zijn wat de reikwijdte van dit arrest zou zijn voor kosten gemaakt in de private zorg door een gepensioneerde verdragsgerechtigde in derde landen, binnen en buiten de EU/EER.

      Antwoord
  4. Dus Jan, als kosten in Frankrijk niet vergoed worden door de Sécu (CPAM) maar door de Mutuelle, de aanvullende verzering,
    betekent het dan dat ik de aanvullende verzkering kan laten vervallen en de kosten er van bij het CAK in Nederland kan claimen?
    Lijkt mij overigens wel logisch, aangezien ik een kapitaal betaal aan het CAK en daarvoor maar voor 65% verzekerd ben in Frankrijk.
    Voor minder geld ben ik 100% verzekerd in Nederland; dus waarom worden wij niet voor 100% verzekerd in Frankrijk?

    Antwoord
    • Ik wierp juist de vraag op of een beroep op dit arrest in zo’n situatie in Frankrijk een verdragsgerechtigde wel zou helpen. Letterlijk genomen zou je denken van wel, maar er is een verschil tussen de pensioenemigrant vanuit Liechtenstein en de pensioenemigrant vanuit Nederland. De eerste behoudt zijn Liechtensteinse ziektekostenverzekering, met werelddekking, de tweede niet zijn ZVW-verzekering (ook met werelddekking) die hij in Nederland had. Slechts in een proefproces zou je kunnen toetsen of een Nederlandse verdragsgerechtigde iets heeft aan het E-2/18 arrest. Dat zou gecombineerd kunnen worden met een argumentatie waarbij men een beroep doet op de Patientenrichtlijn in geval van private zorg in de woonstaat gebruik gemaakt wordt (of voor het claimen van eigen bijdragen in de woonstaat onder het wettelijke stelsel ervan). Althans indien Nederland als pensioenland “de staat van aansluiting” is. Voor Frankrijk geldt het laatste, voor Spanje niet.

      Antwoord
      • In de discussie ontgaan een aantal zaken. Als inwoner van de BRD ben ik wettelijk verplicht mij te verzekeren tegen ziektekosten bij een Krankenkasse naar keuze. Contractueel ontstaat er dus een vordering van de Krankenkasse op mij. Die vordering wordt verlegd naar een derde. Ik ontvang geen ‘Rechnung’ van de Krankenkasse. De Krankenkasse is contractueel wel verplicht mij te leveren zoals in de voorwaarden is overeengekomen. Door de vordering van de KK op mij te verleggen naar een derde (de Staat der Nederlanden en haar administratiekantoor als uitvoerende) is er sprake van subrogatie.

        “Subrogatie is de overgang van een vordering op een derde anders dan door verkoop van de vordering. Bij subrogatie treedt een nieuwe schuldeiser in de plaats van de oorspronkelijke schuldeiser. De nieuwe schuldeiser neem alle rechten en plichten uit hoofde van de vordering over.”

        Dit laatste is bepalend. De nieuwe schuldeiser (de Staat der Nederlanden) is derhalve verplicht te leveren hetgeen contractueel is overeengekomen en tegen dezelfde prijs en voorwaarden die met de Krankenkasse is overeen gekomen en gelet op het gelijkheidsbeginsel mag niet afwijken van hetgeen Duitse staatsburgers overeenkomen. De huidige gang van zaken staat dus niet alleen op gespannen voet met de wet maar is zelfs strijdig naar mijn mening. Of klopt mijn zienswijze niet?

      • Er ontstaat helemaal geen vordering van de Krankenkasse op u. Integendeel: in Vo883/2004 art. 30 staat juist dat de woonstaat niets te vorderen heeft. U heeft slechts administratieve verplichtingen (en hoogstens een plicht een eigen bijdrage te betalen als de Krankenversicherung die kent).
        Wel heeft het pensioenlandorgaan (het CAK) een vordering rechtstreeks op u: de bijdrage aan het CAK op basis van art. 69 ZVW. Die regeling heeft het EHvJ in het arrest Van Delft goedgekeurd. U bent overigens niet wettelijk verplicht u aan te melden bij de Krankenkasse. U bent wel wettelijk verplicht u voldoende te verzekeren tegen ziektekosten als inwoner van Duitsland.
        De verplichting die Nederland jegens u heeft is slechts de pensioenlandzorg in Nederland te leveren (op basis van art. 27 Vo883/2004), en vergoedingen voor genoten zorg in derde landen, onder voorwaarden, aan u te geven. Arrest E-2/18 suggereert dat bovendien part. zorg in het woonland vergoed zou moeten worden. Dat is hier echter ter discussie in die zin dat de verzekeringspositie van een verdragsgerechtigde afkomstig uit Liechtenstein anders is dan die van een Nederlandse. De cruciale vraag is of dat verschil in verzekeringspositie ter zake doet. Mij lijkt het inderdaad aannemelijk, maar het zou eenvoudig getoetst kunnen worden door een verdragsgerechtigde in bijv. Spanje die net als die Liechtensteiner naar een part. kliniek gaat en de rekening naar het CAK stuurt. Liefst in een situatie dat hij redelijkerwijs aangewezen was op die part. kliniek.

      • Artikel 24 van de verodening 883/2004

        Geen recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats

        1. Degene die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten en “geen recht” heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, ontvangt desalniettemin verstrekkingen voor zichzelf en zijn gezinsleden voorzover hij hierop recht zou hebben krachtens de wetgeving van de lidstaat, of van minstens een van de lidstaten die voor zijn pensioenen bevoegd is, indien hij in die lidstaat zou wonen. De verstrekkingen worden voor rekening van het in lid 2 bedoelde orgaan verstrekt door het orgaan van de woonplaats alsof de betrokkene recht had op pensioen en verstrekkingen krachtens de wetgeving van die lidstaat. ▼C1 2004R0883 — NL — 01.01.2014 — 006.003 — 21

        In de beroepsprocedure bij de Rechtbank Den Haag verwijst de Rechtbank naar bovengenoemd artikel op grond waarvan ik verplicht zou zijn aan het Koninkrijk te betalen. Dat staat er dus helemaal niet. Wat er wel staat is dat “indien ik geen recht zou hebben” (in het woonland Duitsland). Dit heb ik nu juist wel. Sterker nog ik ben er wettelijk toe “verplicht”. De BRD ingevolge de nationale wetgeving en de verordening mag en kan mij helemaal niet weigeren. Door mijn overeenkomst met “een” willekeurige Krankenkasse ontstaat er wel degelijk een juridische (lokale) verbintenis met de Krankenkasse. Waarom ontvang ik anders een “Rechnung” voor goederen en diensten geleverd door zorgverleners? Waar is die vordering dan op gebaseerd? Artikel 69 van de Ziekenfondswet wordt met geen woord genoemd in de verordening. Evenmin de berekeningsystgematiek en vastelling van de premie of bijdrage. De verordening is duidelijk! Alleen in het geval ik als inwoner van de BRD mij niet zou kunnen verzekeren tegen zorgkosten heb ik het “recht” terug te vallen op het pensioenland waaruit ik voor het merendeel mijn pensioen ontvang. Punt aan de lijn. Dit is met geen van de inwoners van Duitsland aan de orde. Het kan zijn en dit weet ik niet, dat er EU landen zijn alwaar inwoners uit andere EU landen geheel of gedeeltelijk uitgesloten zijn en het recht ontberen een zorgkostenverzekering af te sluiten. In dat geval treedt de verordening (24) in werking mits het pensioenland zelf de bullen voor elkaar heeft. Stel je vangt bot bij het woonland en het pensioenland heeft eveneens de zaken niet voor elkaar dan wordt het een zure appel. Is dit al eens uitgezocht? De zaak wordt vervolgd bij de Centrale Raad van Beroep.

      • De betalingsverplichting aan het pensioenland wordt geregeld, dat wil zeggen toegelaten , in art. 30 lid 1 Vo883/2004. Mochten er wel rechten zijn omdat Duitsland elke inwoner zou toelaten tot de gesetzliche Krankenversicherung (wat volgens mij niet uit de Duitse wetgeving blijkt) dan zou art. 25 Vo883/2004 van toepassing zijn (in Zweden is dat bijv. zo). Met overigens dezelfde gevolgen: nog steeds verdragsgerechtigd en betalingsplichtig aan het CAK. Art. 69 ZVW wordt niet genoemd in de verordening. De betalingsregeling wordt namelijk aan de pensioenstaat overgelaten. Nederland heeft dat uitgewerkt in de Regeling Zorgverzekering, art. 6.3.1. en volgende.

    • Dit staat er in de verordening over de vrijwillige (lees aanvullende verzekering)

      Artikel 14

      Vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

      1. De artikelen 11 tot en met 13 zijn niet van toepassing op vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor één van de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid in een lidstaat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat.

      2. Wanneer de betrokkene krachtens de wetgeving van een lidstaat in die lidstaat verplicht verzekerd is, kan hij in een andere lidstaat niet deelnemen aan een stelsel van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering. In alle overige gevallen waar voor een bepaalde tak van sociale zekerheid de keuze bestaat tussen verschillende stelsels van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, wordt de betrokkene alleen toegelaten tot het stelsel dat hij heeft gekozen.

      3. Wat invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen betreft, kan de betrokkene evenwel worden toegelaten tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering van een lidstaat, zelfs indien hij verplicht verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, voorzover hij op een bepaald ogenblik tijdens zijn loopbaan onderworpen is geweest aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat op grond van of ten gevolge van een al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheid, wanneer deze gelijktijdige aansluiting krachtens de wetgeving van de eerste lidstaat uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt toegelaten. ▼M1

      4. Indien op grond van de wetgeving van een lidstaat de toegang tot een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk is van het wonen in die lidstaat of van eerdere al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden, is artikel 5, onder b), uitsluitend van toepassing op personen die op enig moment in het verleden onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van die lidstaat omdat zij daar al dan niet in loondienst werkzaamheden hebben verricht.
      ▼C1 2004R0883 — NL — 01.01.2014 — 006.003 — 17

      Antwoord
      • De vrijwillige verzekering uit Vo883/2004 is niet zonder meer op te vatten als aanvullende verzekering. Het moet namelijk om wettelijke vrijwillige verzekering gaan, die veelal in de plaats komt van verplichte verzekering. Veel aanvullende verzekeringen zijn geen wettelijke in de zin van Vo883/2004, maar particuliere verzekeringen.

  5. Volgens mij een hoop speculaties en een hoge dosis wishful thinking. VO 883/2004 art. 24 is glashelder. Het luidt : QUOTE Geen recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de
    lidstaat van de woonplaats
    1. Degene die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een
    of meer lidstaten en geen recht heeft op verstrekkingen krachtens de
    wetgeving van de lidstaat waar hij woont, ontvangt desalniettemin verstrekkingen voor zichzelf en zijn gezinsleden voorzover hij hierop recht
    zou hebben krachtens de wetgeving van de lidstaat, of van minstens een
    van de lidstaten die voor zijn pensioenen bevoegd is, indien hij in die
    lidstaat zou wonen. De verstrekkingen worden voor rekening van het in
    lid 2 bedoelde orgaan verstrekt door het orgaan van de woonplaats alsof
    de betrokkene recht had op pensioen en verstrekkingen krachtens de
    wetgeving van die lidstaat. UNQUOTE Dus het Hof heeft in dit geval helemaal niets nieuws en/of baan brekends besloten.
    En er ligt een stapel aan jurisprudentie die hoger is dan Mount Everest.
    Neem nu in dit geval even aan dat wij hier te maken zouden hebben met een verdragsgerechtigde die in Spanje zorg heeft genoten die niet voor vergoeding in aanmerking komt door het Spaanse ziekenfonds. Omdat die zorg ( en dergelijke zorg ) niet voor vergoeding in aanmerking komt in Spanje betalen de Nederlandse verdragsgerechtigden dus een relatief lage verdragsbijdrage omdat de woonlandfactor ook zeer laag is. Zou nu een Nederlandse verdragsgerechtigde een claim gaan indienen bij het CAK voor deze zorg die hij of zij heeft genoten die het zorgpakket van het Spaanse ziekenfonds overstijgt dan zal het CAK dus toetsen of de genoten zorg binnen het wettelijke stelsel van Nederland zou vallen. En dat is natuurlijk niet zo want daarvoor zijn zeer duidelijke regels met betrekking tot noodhulp en geplande zorg. En dus mag deze verdragsgerechtigde gerust een claim indienen maar hij of zij zal daarop het antwoord krijgen dat die zorgkosten niet binnen het wettelijk stelsel van Nederland vallen zoals die zijn vastgelegd in de ZVW, de Regeling Zorgverzekering en de Patientenrichtlijn. Dus het zou onverstandig zijn als zich men blij laat maken met een dode mus. En een proefproces ? Er zijn al zo veel processen geweest en daar komt altijd precies hetzelfde uit. Men zou hoogstens de vraag kunnen krijgen….Wat komt u hier nu eigenlijk doen ?

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.