Selecteer een pagina

“Portugal: claimen van Nederlandse belasting over AOW en WAO”

dec 25, 2020

Op 24 december 2020 heeft het bestuur van de VBNGB besloten om het volgende artikel: “Portugal : claimen van Nederlandse belasting over AOW en WAO”, te plaatsen om u hierover te informeren. Klik hier voor het artikel.

Deze pagina is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden van de VBNGB

Een deel van deze website is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden. Het bij elkaar brengen van relevante informatie kost inspanningen en geld. Zo ook deze website en het onderhouden er van. Een deel van de website houden wij vrij toegankelijk. Hier leest u wat vrij is en wat niet, en waarom.
Als u al lid bent kunt u hieronder inloggen. Bent u nog geen lid? Dan nodigen wij u uit om lid te worden, door het aanmeldformulier in te vullen.

10 Reacties

  1. De Belastingdienst Buitenland in Nederland heeft een mogelijkheid om wanneer er sprake van is dat er dubbele Belasting of Heffingen worden gevorderd deze via Aangifte van Inkomsten Belasting in Nederland tot 5 jaar daarvoor, via een Ontheffing van Belasting en Heffingen Aanvraag terug te vorderen. Dit is mogelijk via de toegang tot het Belastingsysteem met een gebruikersnaam en code, die ook weer aangevraagd kan worden, in de pagina ven de Belastingdienst Nederland.

    Antwoord
  2. Waarom heft Spanje inkomstenbelasting als je al in Nederland belasting betaalt?

    Antwoord
    • Spanje mag inkomstenbelasting heffen over dat deel van het inkomen dat aan Spanje bij belastingverdrag is toegewezen, en Nederland over het aan Nederland toegewezen deel.

      Antwoord
  3. Merk op dat in de voorlichting van het Ministerie van Financiën de heffingstoewijzing over AOW ongeclausuleerd is toegewezen aan Portugal. Dat geldt niet voor Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkeringen als WAO, WIA, WAZ, Wajong. Daar staat het volgende: toegewezen aan Portugal op basis van art. 18 lid 1 belastingverdrag, maar dan komt het:
    : “Uitzondering onder voorwaarden heffing in NL wanneer totaal uitkeringen per jaar > € 10.000. Zie art. 18, lid 2”

    Het gegeven dat ook WAO en WIA omslaggefinancierd zijn is dus voor het Ministerie (en ook: de belastingdienst van Nederland) niet doorslaggevend voor ongeclausuleerde toewijzing heffingsrecht aan Portugal (zoals wel bij de AOW).
    Het is wenselijk dat hierover (via bezwaar en evt. beroep) helderheid over ontstaat bij in Portugal wonenden met een dergelijke a.o. uitkering, in het bijzonder dus ivm de voorwaarde van pensioenen/uitkeringen hoger dan 10.000 Euro. Ervaringen in dit verband worden op prijs gesteld.

    Antwoord
    • De SVB schreef mij vandaag dat loonbelasting over mijn AOW en ABP-pensioen gaat worden teruggegeven vanwege een arrest in november 2020. Mijn verzamelinkomen (AOW+ABP) was vorig jaar €16.246
      Op verzoek zal ik Jan de Voogd graag een kopie van de brief sturen.

      Antwoord
      • Ik heb kennis genomen van uw SVB besluit waaruit blijkt dat de SVB, zij het nogal laat, de inhouding van loonbelasting over AOW in 2021 staken zal, en reeds ingehouden loonbvelasting van 2021 zal verrekenen. Van belang zou zijn vast te stellen hoe UWV bij in Portugal wonenden handelt in verband met WAO- en WIA uitkeringen. Dat zou m.i. soortgelijk moeten zijn.

  4. Toetsing aan voorwaarde b

    3.1.
    De rechtbank zal eerst de voorwaarde van artikel 18, tweede lid, onderdeel b van het Verdrag behandelen (hierna: voorwaarde b). De Hoge Raad heeft ter zake van voorwaarde b in zijn beslissing het volgende antwoord gegeven op een prejudiciële vraag van de rechtbank:

    “Voor de toepassing van artikel 18, lid 2, letter b, van het Verdrag geldt dat is voldaan aan de voorwaarde dat een uitkering in de heffing wordt betrokken, wanneer die uitkering volgens de wetgeving van de woonstaat in de belastingheffing moet worden betrokken. Daarbij komt geen betekenis toe aan het effect op die heffing van maatregelen ter voorkoming van dubbele belasting.”

    3.2.
    Aan voorwaarde b wordt voldaan indien de WAO-uitkering niet tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief voor inkomsten verkregen uit niet-zelfstandige arbeid, dan wel het brutobedrag van de WAO-uitkering voor minder dan 90 percent, in de belastingheffing wordt betrokken in Portugal. Niet in geschil is dat de WAO-uitkering feitelijk in Portugal volledig tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief in de belastingheffing is betrokken. Dat is echter niet doorslaggevend omdat – zie 3.1 – het erom gaat hoe de WAO-uitkering volgens de wetgeving in Portugal in de belastingheffing moet worden betrokken.

    Nu de WAO-uitkering feitelijk volledig in de belastingheffing is betrokken tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief in Portugal, ligt het op de weg van de inspecteur om voldoende onderbouwd uiteen te zetten dat niettemin toch aan voorwaarde b is voldaan. Deze onderbouwing heeft de inspecteur niet gegeven. In zijn reactie van 23 november 2020 heeft de inspecteur volstaan met een verwijzing naar zijn verweerschrift en de reactie van 25 maart 2020 op de voorgestelde prejudiciële vragen. Dat is onvoldoende. In deze stukken is de stelling te vinden dat Portugal altijd credit verleent voor socialezekerheidsuitkeringen die het bedrag van € 10.000 overschrijden, alsmede de stelling dat de reden dat belanghebbende geen credit heeft ontvangen, te wijten is aan het feit dat belanghebbende aan de Portugese belastingautoriteiten niet (voldoende) duidelijk heeft gemaakt dat het gaat om een socialezekerheidsuitkering. Dit is onvoldoende als onderbouwing. Zeker gelet op het antwoord van de Hoge Raad op de vraag van de rechtbank over de betekenis van een maatregel ter voorkoming van dubbele belasting voor de toepassing van voorwaarde b, had de inspecteur een nadere toelichting moeten geven over de aard van de credit, met name of die credit niet een maatregel ter voorkoming van dubbele belasting is. Dat geldt te meer nu de inspecteur in zijn verweerschrift ervan lijkt uit te gaan dat de (gestelde) credit juist wel gegeven wordt in het kader van de voorkoming van dubbele belasting.3

    Bij gebrek aan voldoende onderbouwing door de inspecteur komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de juistheid van stellingen over het Portugese recht.

    3.3.
    Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat aan voorwaarde b is voldaan. Dit betekent dat het heffingsrecht over de WAO-uitkering van belanghebbende in de buitenlandse periode van € 16.745 niet aan Nederland maar aan Portugal toekomt. Het beroep is daarom gegrond. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 moet wat betreft de IB worden verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 26.389 minus € 16.745 is) € 9.644.

    Antwoord
    • En hoe is het met de Spaanse dubbele AOW betalingen.

      Antwoord
      • Wat bedoelt u met Spaanse dubbele AOW betalingen?

  5. ECLI:NL:RBZWB:2021:2886
    Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum uitspraak 09-06-2021 Datum publicatie 21-06-2021 Zaaknummer BRE – 19 _ 6079 Rechtsgebieden
    Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig Inhoudsindicatie
    voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt Vindplaatsen
    Rechtspraak.nl
    RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Belastingrecht, enkelvoudige kamer
    Locatie: Breda Zaaknummer BRE 19/6079 uitspraak van 9 juni 2021
    Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [belanghebbende] , domicilie kiezende te [woonplaats], belanghebbende,
    En de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
    1Ontstaan en loop van het geding
    Belanghebbende woont in Portugal. Op 5 juli 2019 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen – onder meer – de op de Nederlandse AOW-uitkering ingehouden loonheffingen in de maanden mei en juni 2019 door de Sociale Verzekeringsbank.
    1.2. De inspecteur heeft bij brief van 28 oktober 2019 het bezwaar afgewezen.
    1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 november 2018, ontvangen bij de rechtbank op 26 november 2018, beroep ingesteld. Tegelijkertijd heeft belanghebbende beroep ingesteld in een vergelijkbare zaak, bekend bij de rechtbank onder procedurenummer 19/6078. Vanwege samenhangende zaken heeft de griffier eenmaal een griffierecht geheven van € 47 van belanghebbende.
    1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
    1.5. Bij brief van 22 april 2020 heeft de rechtbank partijen in kennis gesteld dat zij de behandeling van het beroep aan zal houden in afwachting van het antwoord van de Hoge Raad op door de rechtbank gestelde prejudiciële vragen.1 Belanghebbende heeft hierop bij brief van 27 april 2020 gereageerd.
    1.6. De Hoge Raad heeft deze vragen op 6 november 2020 beantwoord.2 De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De inspecteur heeft gereageerd bij brief van 18 november 2020 en belanghebbende bij brief van 10 december 2020, ingekomen op 12 januari 2021.
    1.7. Met toestemming van partijen is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
    2Beoordeling van het geschil
    Vooraf 2.0 Nadat partijen hebben gemeld dat uitspraak kon worden gedaan zonder nadere zitting, heeft het – door omstandigheden – langer geduurd dan wenselijk is dat deze uitspraak wordt gedaan. De rechtbank biedt daarvoor haar verontschuldigingen aan.
    Inhoudelijk
    2.1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat ten onrechte loonbelasting is ingehouden op de AOW-uitkering van belanghebbende over de maanden mei en juni 2019. De rechtbank zal tot teruggave van die loonheffingen beslissen.
    Een teruggaaf van loonheffingen over andere maanden kan de rechtbank niet in haar beslissing tot uitdrukking brengen, omdat deze beroepsprocedure alleen over de maanden mei en juni 2019 gaat. De rechtbank wijst er nog wel op dat de inspecteur in zijn verweerschrift, onderdeel 7.13 heeft gewezen op de mogelijkheid om een aangifte inkomstenbelasting in te dienen.
    2.2. Belanghebbende maakt aanspraak op een rentevergoeding. Op grond van artikel 30ha, eerste en derde lid, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR) heeft belanghebbende recht op een rentevergoeding. Deze vergoeding kan ook in deze procedure worden toegekend, hoewel niet eerder een beschikking als bedoeld in artikel 30j van de AWR is genomen.3 De belastingrente wordt berekend over het tijdvak dat aanvangt 8 weken na de ontvangst van het verzoek om de teruggaaf, maar niet eerder dan 3 maanden na het einde van het kalenderjaar of het boekjaar waarop de teruggaaf betrekking heeft en eindigt 14 dagen na dagtekening van de teruggaafbeschikking.
    2.3. Belanghebbende heeft tevens verzocht de Belastingdienst op te dragen een vrijstelling van loonheffingen te verlenen over de AOW-uitkering vanaf 1 mei 2019. De rechtbank is daartoe echter niet bevoegd. Deze procedure gaat niet over een afwijzing van een verzoek om een verklaring van vrijstelling van loonheffingen, en overigens staat tegen een dergelijke afwijzing geen bezwaar en beroep bij de belastingrechter open.4
    2.4. Het beroep is daarom gegrond.

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.