2021Z07399 (ingezonden 4 mei 2021) Vragen van de leden Idsinga en Wiersma (beiden VVD) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Arbeidsmigrant krijgt belastingkorting die Nederlander niet krijgt’. 1. Bent u bekend met het bericht ‘Arbeidsmigrant krijgt belastingkorting die Nederlander niet krijgt’? 1) Ja, ik ben met dit bericht bekend. Ik heb uw Kamer, mede naar aanleiding van dat bericht, in mijn brief van 3 mei jl.1 geïnformeerd over de bijzonderheid die zich in sommige situaties bij buitenlandse belastingplichtigen kan voordoen bij de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK).
(…)
- Kunt u toelichten op welke basis arbeidsmigranten meer kunnen claimen aan IACK dan Nederlandse gezinnen in dezelfde situatie? Door de uitzondering in de Wet IB 2001 op het fiscaal partnerbegrip krijgen buitenlandse belastingplichtigen de IACK automatisch toegekend als zij aangeven een kind onder de 12 jaar te hebben die voor minimaal zes maanden staat ingeschreven op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige.5 Terwijl binnenlandse belastingplichtige met gelijke feitelijke gezinsomstandigheden de IACK mogelijk niet toegekend krijgen. Ik zal dit hieronder toelichten. Voor de toepassing van de Wet IB 2001 en dus ook voor de IACK worden onder meer echtgenoten, geregistreerde partners en belastingplichtigen die op hetzelfde adres staan ingeschreven als een minderjarig kind aangemerkt als fiscaal partners. Voor buitenlandse belastingplichtigen geldt echter een uitzondering op dit fiscale partnerbegrip. Een persoon die geen inwoner is van Nederland en geen KBB is, kan niet aangemerkt worden als fiscaal partner. Daardoor wordt ook als een buitenlandse belastingplichtige bijvoorbeeld gehuwd is, de huwelijkse partner niet aangemerkt als fiscaal partner. De buitenlandse belastingplichtige die gehuwd is wordt dan fiscaal behandeld als alleenstaande. Deze uitzondering voor buitenlandse belastingplichtigen in de Wet IB 2001 op het fiscaal partnerbegrip is onder andere gemaakt omdat het ongewenst wordt geacht dat buitenlandse belastingplichtigen die niet kwalificeren als KBB, gebruik kunnen maken van de vrije toerekening van bepaalde inkomsten en uitgaven. Fiscale partners kunnen deze inkomsten en uitgaven zodanig verdelen dat zij samen in Nederland zo min mogelijk belasting betalen. Buitenlandse belastingplichtigen hebben dit voordeel in beginsel niet. Ze kunnen namelijk uitsluitend aangemerkt worden als fiscaal partners als ze allebei voldoen aan de voorwaarden van de KBB-regeling. Door de uitzondering op het fiscaal partnerschap voor buitenlandse belastingplichtigen kan het bij de toepassing van de IACK echter voorkomen dat een buitenlandse belastingplichtige uit de landenkring met Nederlands arbeidsinkomen, die samen met een niet[1]werkende partner6 en een kind buiten Nederland maar in de landenkring op hetzelfde adres staat ingeschreven, wel de IACK kan effectueren in de aangifte inkomstenbelasting. Dit is een onbedoeld gevolg van de (overigens logische) uitzondering op het fiscaal partnerbegrip en niet in lijn met de geest van de wet. Ik ben voornemens de wetgeving op dit punt aan te passen om deze verschillen weg te nemen. 5. Deelt u de mening dat de in het nieuwsbericht genoemde maas in de wet volstrekt onacceptabel is en niet uit is te leggen aan de belastingbetaler? Zo ja, hoe en op welke termijn bent u voornemens om het probleem aan te pakken?
Het feit dat buitenlandse belastingplichtigen de IACK krijgen in situaties waarin een binnenlandse belastingplichtige deze niet zou krijgen, is onbedoeld en zoals hiervoor aangegeven niet in lijn met de geest van de wet. Mijn streven is daarom de wetgeving zodanig aan te passen dat voor de toepassing van de IACK de uitwerking voor buitenlandse belastingplichtigen wordt gelijkgesteld met die voor binnenlandse belastingplichtigen. Ik streef ernaar een voorstel hiertoe met Prinsjesdag aan de Kamer aan te bieden.
- Bent u voornemens om reeds ingediende of lopende claims aan te houden en/of te herzien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe? Ik ben voornemens de wetgeving zodanig aan te passen dat de uitwerking voor de buitenlandse belastingplichtige en voor de binnenlandse belastingplichtige die gehuwd is met een partner woonachtig in het buitenland, wordt gelijkgesteld met die van de binnenlandse belastingplichtige. Mijn voornemen is om de wetgeving op 1 januari 2022 in werking te laten treden. Ik zie geen mogelijkheden om reeds ingediende aangiften inkomstenbelasting of (definitieve) aanslagen inkomstenbelasting over de belastingjaren tot 2022 te herzien. Dit is namelijk zeer waarschijnlijk in strijd met het eigendomsgrondrecht van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 1 EP EVRM). Daarnaast zou de Belastingdienst bij het invoeren van de wetswijziging met terugwerkende kracht worden geconfronteerd met een zware uitvoeringslast. Voor de hiervoor genoemde groep zou dan een herbeoordeling plaats moeten vinden op basis van de nieuwe regels. Dit wordt (mede) veroorzaakt doordat in die groep ook belastingplichtigen zitten die wel overeenkomstig de bedoeling van de wetgeving ook in een puur binnenlandse situatie recht zouden hebben op de IACK. Op basis van een inschatting is het met terugwerkende kracht toepassen van gewijzigde IACK-wetgeving voor de Belastingdienst onuitvoerbaar. 7. Is de berichtgeving van RTL Nieuws juist dat het ministerie van Financiën/u door de Belastingdienst in 2015 en 2018 is gewaarschuwd voor een maas in de wet, maar beide keren geen actie is ondernomen? Zo ja, waarom is geen actie ondernomen? De Belastingdienst heeft het feit dat verschillende uitkomsten mogelijk zijn ten aanzien van buitenlandse belastingplichtigen binnen de landenkring inderdaad al eerder gesignaleerd. Uit nader onderzoek blijkt dat na signalering door de Belastingdienst een voorstel tot wijziging van de wet is uitgewerkt. De opzet toen was om deze wijzigingen mee te nemen in een breder pakket van herzieningen. Punt van aandacht was bijvoorbeeld dat er op het gebied van de heffingskortingen, zeker in grensoverschrijdende gevallen, inmiddels een complex geheel is ontstaan. Ook zijn er nog onzekerheden rond het EU-recht die mogelijk kunnen doorwerken naar het recht op heffingskortingen, waaronder de IACK. De benodigde opvolging heeft toen helaas niet de juiste prioriteit gekregen. Bij de prioritering is destijds in ogenschouw genomen dat belastingplichtigen in een puur binnenlandse situatie, waarin beide partners in Nederland woonachtig zijn, steeds juist en overeenkomstig de bedoeling van de wetgever zijn en worden behandeld.
Commentaar jdv: het bovenstaande is vooral van belang voor arbeidsmigranten die werken in Nederland. Intrigerend is wel het antwoord op vraag 6 waarin de staatssecretaris meldt dat er nog meer onzekerheid betstaat omtrent de doorwerking van het EU recht naar het recht op heffingskortingen. Mogelijk wordt daarmee de algemene heffingskorting bedoeld waarover thans rechtszaken lopen ondersteund door VBNGB. Zie daarvoor elders op deze site.
Ik heb een bezwaar lopen wegens het niet toepassen van de algemene heffingskorting.
De aanslag over 2017 heb ik knarsentandend geaccepteerd, maar voor 2018 durfde ik het wel aan dankzij jullie aanloopje daarvoor. Ontvangstbevestiging ? Wat is dat ?
Een volgende “massaal bezwaar” ? Van mij mag het. Dan kan ik nog een poosje dromen van gelijk hebben én nog gelijk krijgen ook.
Ik hoop dat de Staatsecretaris het Brussels benauwd krijgt van de invloed van het EU recht op het recht op heffingskortingen.
Maak maar haast met het al lang beloofde afstand nemen van de kwalificatie als “belastingparadijs”. Voor anderen wel en voor landgenoten niet ? Ook dat is toch niet uit te leggen ?
Toch ben ik bang dat ons op termijn nog iets te wachten staat: (alweer) verdragsherziening Nederland/Tsjechië. Het is mij een raadsel waarom bijvoorbeeld Duitsland en recent Polen het heffingsrecht op (echte) niet-overheidspensioenen zo maar weg geven. En op welk punt wordt Nederland het niet eens met Frankrijk ?
Ook heb ik mijn twijfels over AOW in dit rijtje. Is de premiebetaling ooit gefacilieerd ? De premieheffing was een aparte heffing, maar kan je dan spreken van een belastingfaciliteit omdat het loon dat je daardoor niet kreeg ook niet belast werd ?
Voor de duidelijkheid: ik heb ambtenarenpensioen van het ABP (belast in NL) en niet volledige AOW (belast in CZ, maar feitelijk is de belasting nihil).
Mijn echtgenote heeft pensioen van PFZW en AOW. Als ik overige inkomsten slim verdeel (huurinkomsten oveenkomstig eigendomsverhouding 50/50 en rente-inkomsten – hier belast – bij mij is er meestal niets verschuldigd).
Of maak ik nu een denkfout ? Kan best, want zo simpel (en toch leuk ?) is deze materie niet.
Wat betreft de AOW. Zie daartoe de uitspraak van de Hoge raad over belastingheffing AOW in Portugal. Indien er een voorwaarde is dat de AOW fiscaal gefacilieerd is in de
opbouwfase wil Nederland kunnen heffen , dan geldt dat de AOW inderdaad niet fiscaal gefacilieerd opgebouwd is. Ik leid uit de uitspraak af dat sociale uitkeringen die via ene omslagstelsel gefinancierd worden, zoals de AOW, niet fiscaal gefacilieerd kunnen worden geacht. Dit gezegd zijnde zou dat ook voor bijv. WAO en ANW gelden, maar dat is nog niet expliciet getoetst door de Hoge Raad. Voor u speelt dat niet omdat de heffing over Nederlandse sociale uitkeringen in Tsjechië aan Tsjechië is toegewezen in het belastingverdrag.
“Onbedoeld, en in strijd met de geest van de wet.”
Pardon?
Ministerie van IQ80???