Selecteer een pagina

Weigering vrijstelling loonheffing niet vatbaar voor bezwaar/beroep

jan 6, 2022

ECLI:NL:RBZWB:2021:6606

Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum uitspraak 21-12-2021 Datum publicatie 06-01-2022 Zaaknummer AWB – 19 _ 62 Rechtsgebieden

Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda Zaaknummer BRE 19/62

uitspraak van 21 december 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende, en de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Daaruit:

Verklaring inzake de vrijstelling voor inhouding van loonheffingen

2.19. De verklaring inzake de vrijstelling voor de inhouding van loonheffingen kent een beperkte geldigheidsduur. Dat wil zeggen dat na verloop van de in de verklaring genoemde termijn een nieuw verzoek dient te worden gedaan ten behoeve van de vrijstelling. Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht om die voorwaarde te wijzigen naar een voorwaarde van een onbeperkte geldigheidsduur. Daartoe voert hij aan dat de voorwaarde onevenredige nadelige gevolgen (in de zin van artikel 3:4, tweede lid van de Awb) heeft in zijn geval, nu hij is genaturaliseerd tot Amerikaanse staatsburger.

2.20. De rechtbank stelt voorop dat voor het belastingrecht bijzondere regels gelden ten aanzien van de beschikkingen waar bezwaar en beroep tegen open staan. Dit volgt uit artikel 26 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. Daarin is het zogenoemde ‘gesloten stelsel van rechtsbescherming’ neergelegd. Dat stelsel komt erop neer dat alleen bezwaar en beroep mogelijk is indien – voor zover hier van belang – sprake is van ‘een voor bezwaar vatbare beschikking’. Een beschikking is alleen ‘een voor bezwaar vatbare beschikking’ als die beschikking in een belastingwet ook zo is aangemerkt. Dit ‘gesloten stelsel van rechtsbescherming’ kan dus meebrengen dat tegen een beschikking geen bezwaar bij de inspecteur en beroep bij de belastingrechter mogelijk is; wel kan een geschil daarover aan de civiele rechter worden voorgelegd.4

2.21. Het gaat er dus om – in het onderhavige geval – of een verklaring inzake de vrijstelling voor de inhouding van loonheffing in een belastingwet is aangemerkt als ‘een voor bezwaar vatbare beschikking’. Dat is niet het geval. Artikel 27, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 regelde tot 1 januari 2003 dat in de situaties waarin op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht geen loonbelasting behoorde te worden ingehouden, deze inhouding slechts achterwege mocht blijven indien de werknemer beschikte over een daartoe strekkende verklaring van de inspecteur. Nu deze verklaring met ingang van 1 januari 2003 niet langer meer verplicht is, maar een facultatief karakter heeft gekregen is het zevende lid met ingang van 1 januari 2003 vervallen en kan een werknemer of werkgever op verzoek een dergelijke verklaring aanvragen. Hoewel dus nog wel om een verklaring kan worden gevraagd en deze ook wordt afgegeven indien de inspecteur meent dat dit kan, is deze verklaring vanaf 1 januari 2003 niet meer in een belastingwet opgenomen. De verklaring is dus ook niet aangemerkt als voor bezwaar vatbare beschikking. De rechtbank is derhalve onbevoegd een beslissing te nemen op belanghebbendes verzoek om aanpassing van de verklaring vrijstelling loonbelasting met als grond dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden..

4 Reacties

  1. Belanghebbende verzocht om de beschikking voor vrijstelling van loonbelasting onbeperkt in tijd te laten zijn en dat werd afgewezen.
    Maar kan er ook geen bezwaar worden gemaakt tegen een lopende, voor 5 jaar durende beschikking, waarvan er pas 3 jaar voorbij zijn en die dan ivm veranderde wetgeving van de één op de andere dag ingetrokken wordt?
    Dit is op 1 januari 2021 gebeurd met lopende vrijstellingen in Zwitserland.
    Mij dunkt dat dit rechtsonzekerheid veroorzaakt.

    Antwoord
  2. Aannemelijk is dat ook het intrekken van een verkalring niet voor bezwaar vatbaar is. De oplossing is dat je gewoon bezwaar maakt tegen de eerste (of latere) inhouding van loonbelasting. zie daartoe 2.7 in dit arrest van dezelfde Rechtbank: ECLI:NL:RBZWB:2019:5585.

    Overigens is de kans op in gelijk stelling dan erg gering indien het Belastingverdrag de heffing voor inkomstenbelasting aan Nederland toewijst. Dat geldt sinds 1.1.2021 voor uit Nederland afkomstige pensioenen bij in Zwitserland wonenden.

    Antwoord
  3. De belastingdienst kan het ook verkeerd hebben. Ik ben in 2019 naar de belastingrechter in Eindhoven gestapt vanwege het toewijzen van nabestaandenpensioen aan Nederland.
    De belastingdienst had contact gehad met het ABP, vandaar het besluit.
    Vorig jaar kom ik er toevallig achter dat de belastingdienst weliswaar contact heeft gehad met het ABP, maar niet over nabestaandenpensioen.
    ABP geeft aan dat laatste werkgever overleden echtgenote privaatrechtelijk was, en daarom belasting nabestaandenpensioen aan Frankrijk moet worden toegewezen.
    Belastingdienst reageert met een pak papier van wel 12 cm dik, persisteert dat laatste werkgever openbaar onderwijs (dus publiekrechtelijk) was, en de zaak ligt al vanaf juni 2021 bij de rechtbank!
    Het lijkt veel op het krantenartikel waarin hoogleraren aangeven dat een gevacht tegen de belastingdienst haast niet te winnen valt.

    Antwoord
  4. Bezwaren tegenonjuiste inhouding loonheffing dienen niet bij pensioenfonds ingediend te worden maar bij de Belastingdienst (in het buitenland wonend: Belastingdienst Heerlen)

    ECLI:NL:GHDHA:2023:1283
    Instantie Gerechtshof Den Haag
    Datum uitspraak 15-06-2023
    Datum publicatie 01-08-2023
    ZaaknummerBK-22/00985
    Rechtsgebieden Belastingrecht
    Bijzondere kenmerken Hoger beroep
    Inhoudsindicatie
    Artikel 26, lid 2, AWR; de belastingrechter is bij uitsluiting bevoegd met betrekking tot een geschil over de ingehouden loonheffingen door de inhoudingsplichtige. Een bezwaarschrift tegen de ingehouden loonheffingen dient te worden ingediend bij de Inspecteur en niet bij de inhoudingsplichtige.
    Vindplaatsen Rechtspraak.nl

    Daaruit:

    Ontvankelijkheid
    12. Ingevolge artikel 7:1 van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar te maken.
    13. Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kan, in afwijking van artikel 8:1 van de Awb, tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld indien het betreft een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 van de Awr voorgeschreven verrekening, of een voor bezwaar vatbare beschikking. Ingevolge artikel 26, tweede lid, van de Awr wordt de voldoening of afdracht op aangifte, dan wel de inhouding door een inhoudingsplichtige, voor de mogelijkheid van beroep gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking. Het fiscale procesrecht kent dus een zogenoemd gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
    14. Gelet op het voorgaande moet een bezwaar tegen de inhouding van loonbelasting niet bij het pensioenfonds worden ingediend, maar bij verweerder. Dit is niet gebeurd, eiser heeft immers met het pensioenfonds gecorrespondeerd. De onder 6 genoemde brief van het pensioenfonds, kan derhalve niet als een uitspraak op bezwaar worden aangemerkt en deze brief is daarom geen voor beroep vatbaar besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de AWR. Uit het systeem van de wet, zoals het bepaalde in artikel 26 van de AWR in verbinding met artikel 8:1 van de Awb, alsmede de artikelen 7:1 Awb, 26b en 26c AWR, vloeit voort dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een geschrift dat niet is aan te merken als een uitspraak op bezwaar. Eiser zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
    15. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

    • Hoedanigheid: - Adviseur
    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.