Selecteer een pagina

Nederlandse belastingheffing inwoner Saoedie-Arabië

mrt 11, 2021

ECLI:NL:GHSHE:2021:622

Instantie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch Datum uitspraak 19-02-2021 Datum publicatie 10-03-2021 Zaaknummer 20/00158 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2020:879, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Woonplaats op grond van artikel 4 AWR en artikel 2.2 Wet IB 2001. Mag Nederland heffen over het pensioen van belanghebbende? Toepassing van het Verdrag tussen Nederland en Saudi-Arabië. Wetsverwijzingen Algemene wet inzake rijksbelastingen 4 Vindplaatsen Rechtspraak.nl

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00158 Uitspraak op het hoger beroep van [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] , hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 februari 2020, nummer BRE 18/7440, in het geding tussen

belanghebbende, en de inspecteur van de belastingdienst,

 

Daaruit:

Het hof heeft hiervoor uiteengezet dat belanghebbende in de maanden april tot en met december 2016 als buitenlandse belastingplichtige in de heffing wordt betrokken, omdat belanghebbende in die maanden niet in Nederland woont. Belanghebbende is gelet op de hiervoor aangehaalde definitie in het Verdrag dus geen inwoner van Nederland. De vraag is vervolgens of belanghebbende ingevolge de wetgeving van Saudi-Arabië op grond van zijn woonplaats, verblijf of andere soortgelijke omstandigheid in Saudi-Arabië aan belasting is onderworpen. Belanghebbende heeft weliswaar een ‘residentcard’ overgelegd, maar dat betekent niet zonder meer dat belanghebbende op grond van zijn woonplaats, verblijf of andere soortgelijke omstandigheid in Saudi-Arabië aan belasting is onderworpen. Het antwoord op die vraag kan echter in het midden blijven.

Indien belanghebbende niet op grond van zijn woonplaats, verblijf of andere soortgelijke omstandigheid in Saudi-Arabië aan belasting is onderworpen, dan is belanghebbende geen inwoner van Saudi-Arabië in de zin van het Verdrag. Gelet op artikel 1 van het Verdrag is het Verdrag dan niet van toepassing, omdat belanghebbende geen inwoner is van Nederland of Saudi-Arabië. In dat geval wordt Nederland niet belet om op grond van artikel 7.2 Wet IB 2001 te heffen over het pensioen.

Indien belanghebbende op grond van zijn woonplaats, verblijf of andere soortgelijke omstandigheid in Saudi-Arabië aan belasting is onderworpen, dan is het Verdrag wél van toepassing. In artikel 18, lid 1 van het Verdrag wordt de heffing dan toegewezen aan de Verdragsluitende Staat waar de betrokkene woont. In dit geval zou dat Saudi-Arabië zijn. Echter, in het protocol behorende bij het Verdrag zijn Nederland en Saudi-Arabië het volgende overeengekomen:

“Niettegenstaande het eerste lid, mag de andere Verdragsluitende Staat die bestanddelen van het inkomen ook belasten indien die in de Staat van inwonerschap zijn vrijgesteld en totdat het artikel door de beide Verdragsluitende Staten is heronderhandeld, indien de Staat van inwonerschap een dergelijke belasting invoert.”.

De inspecteur heeft onder verwijzing naar diverse stukken betoogd dat pensioenen in Saudi-Arabië zijn vrijgesteld van belastingheffing. Het hof acht dit standpunt van de inspecteur juist. Belanghebbende stelt dat Saudi-Arabië mogelijk heeft geheven over het pensioen, maar daarvoor is geen enkel aanknopingspunt te vinden. Belanghebbende heeft tijdens de zitting in hoger beroep verklaard dat hij niet aan de autoriteiten in Saudi-Arabië heeft doorgegeven dat hij een pensioen genoot. Ook de door belanghebbende overgelegde Employment Agreement, waar in artikel 2 is opgenomen dat belanghebbende een nettoloon ontvangt, bevat geen enkel aanknopingspunt dat Saudi-Arabië heeft geheven over het pensioen. Zou Saudi-Arabië wel hebben geheven over het pensioen dan had het in de rede gelegen dat Saudi-Arabië Nederland daarvan op de hoogte zou hebben gesteld, hetgeen, voor zover het hof bekend, niet is gebeurd, omdat in dat geval heronderhandelingen over het pensioenartikel zouden moeten plaatsvinden. Het vorenstaande betekent dat de uitzondering in het protocol bij het Verdrag van toepassing is. Het Verdrag, inclusief het Protocol, wijst de heffingsbevoegdheid aan Nederland toe. Dat betekent dat de inspecteur het pensioen terecht tot het belastbare inkomen uit werk en woning heeft gerekend. Het gelijk is aan de inspecteur.

1 Reactie

  1. Met andere woorden woont (permanent of voor bepaalde tijd) iemand in een staat en die staat heft geen belasting op pensioenen dan is het koninkrijk desalniettemin gerechtigd belasting over het pensioen te heffen. Volkomen logisch, redelijk en billijk toch? In het verlengde daarvan is het ook te billijken, dat indien men in een staat woont en het belastingtarief op pensioenen is 2% en in het koninkrijk 50% dan mogen de tollenaars in het koninkrijk de gemiste 48% alsnog heffen. Volkomen logisch, redelijk en billijk. Volgende fase het bijpassen van het verschil in prijs van wegenbelasting, benzine en eieren en kosten van de barbier.

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.