ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)
6 oktober 2021
„
In zaak C‑538/19,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Curte de Apel Constanţa (rechter in tweede aanleg Constanţa, Roemenië) bij beslissing van 4 juli 2019, ingekomen bij het Hof op 10 juli 2019, in de procedure
TS,
UT,
VU
tegen
Casa Naţională de Asigurări de Sănătate,
Casa de Asigurări de Sănătate Constanţa,
Daaruit:
25 Bijgevolg betwijfelt de verwijzende rechter of de bepalingen van de nationale regeling die op de bij hem aanhangige zaak van toepassing zijn, in overeenstemming zijn met artikel 56 VWEU en verordening nr. 883/2004. Hij vraagt zich in het bijzonder af of op grond van deze bepalingen moet worden aangenomen dat de verzekerde die alleen over een medisch advies van een arts uit een andere lidstaat dan die waar hij woont beschikt, en waarin een andere dan de aanvankelijk aanbevolen behandeling wordt voorgeschreven, om objectieve redenen die vergelijkbaar zijn met die welke in punt 45 van het arrest van 5 oktober 2010, Elchinov (C‑173/09, EU:C:2010:581), zijn genoemd, geen toestemming heeft kunnen verkrijgen voor de vergoeding van in die andere lidstaat verstrekte gezondheidszorg.
26 In die omstandigheden heeft de Curte de Apel Constanţa (rechter in tweede aanleg Constanţa, Roemenië) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
„1) Moet het feit dat de door een verzekerde aanvaarde behandeling alleen is voorgeschreven door een arts uit een andere lidstaat dan die waar hij woont, terwijl de diagnose en het spoedeisende karakter van een behandeling zijn bevestigd door een arts in het kader van het zorgverzekeringsstelsel van de lidstaat waar hij woont, echter met aanbeveling van een andere behandeling, in vergelijking waarmee de behandeling die om relevante redenen door de verzekerde is aanvaard, ten minste even doeltreffend is, maar het voordeel heeft dat zij geen handicap veroorzaakt, als dringende situatie worden beschouwd in de zin van punt 45 van het arrest van 5 oktober 2010, Elchinov (C‑173/09, EU:C:2010:581), of als een objectieve belemmering voor een verzoek om toestemming op grond van artikel 20, leden 1 en 2, van [verordening nr. 883/2004], op grond waarvan de kosten van een passende medische behandeling (ziekenhuisbehandeling) in een andere lidstaat dan die waar de verzekerde woont, volledig kunnen worden vergoed?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, dient de verzekerde nog om de in artikel 20, lid 1, van [verordening nr. 883/2004] bedoelde toestemming te verzoeken om voor vergoeding in aanmerking te komen, indien hij na vaststelling van een diagnose en een behandeling door een arts van het zorgverzekeringsstelsel van de lidstaat waar hij woont, om relevante redenen niet instemt met de behandeling maar naar een andere lidstaat reist voor een tweede medisch advies, dat echter een andere behandeling inhoudt, die ten minste even doeltreffend is maar het voordeel heeft dat zij geen handicap veroorzaakt, en overeenstemt met de eisen van artikel 20, lid 2, tweede volzin, van diezelfde verordening, en de verzekerde die andere behandeling aanvaardt?
3) Staan artikel 56 VWEU en artikel 20, leden 1 en 2, van [verordening nr. 883/2004] in de weg aan een nationale regeling die enerzijds de verlening van toestemming door het bevoegde orgaan voor het ontvangen van een passende behandeling (ziekenhuisbehandeling) in een andere lidstaat dan die waar de verzekerde woont, afhankelijk stelt van een medisch rapport dat uitsluitend kan worden opgesteld door een arts die werkzaam is in het kader van het zorgverzekeringsstelsel van de lidstaat waar de verzekerde woont, met akkoord van de hoofdarts van het bevoegde orgaan van die lidstaat, ook wanneer de behandeling die door de verzekerde is aanvaard om relevante redenen, namelijk omdat zij geen handicap veroorzaakt, alleen is voorgeschreven door een arts uit een andere lidstaat in het kader van een tweede medisch advies, en anderzijds binnen het zorgverzekeringsstelsel van de lidstaat waar de verzekerde woont geen toegankelijke en voorzienbare procedure biedt voor een doeltreffende medische analyse van de mogelijkheid om het tweede medische advies in een andere lidstaat uit te voeren?
4) Indien de eerste en de derde vraag bevestigend worden beantwoord, heeft de verzekerde of hebben diens erfgenamen, indien de twee voorwaarden van artikel 20, lid 2, tweede volzin, van [verordening nr. 883/2004] zijn vervuld, recht op volledige vergoeding van de kosten van de in een andere lidstaat verstrekte behandeling, door het bevoegde orgaan van de lidstaat waar de verzekerde woont?”
(..)
Dictum: Artikel 20 van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 988/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009, gelezen in samenhang met artikel 56 VWEU, moet aldus worden uitgelegd dat de verzekerde die in een andere lidstaat dan die waar hij woont een behandeling heeft ondergaan die behoort tot de prestaties waarin de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, voorziet, recht heeft op volledige vergoeding van de kosten van die behandeling onder de in die verordening gestelde voorwaarden, wanneer genoemde verzekerde niet overeenkomstig artikel 20, lid 1, van die verordening toestemming van het bevoegde orgaan heeft kunnen verkrijgen omdat, hoewel de diagnose en het spoedeisende karakter van een behandeling zijn bevestigd door een arts van het zorgverzekeringsstelsel van de lidstaat waar betrokkene woont, deze arts hem een andere behandeling had voorgeschreven dan de behandeling die deze persoon op grond van een tweede medisch advies van een arts uit een andere lidstaat heeft gekozen, en die, anders dan de eerste behandeling, geen handicap zou veroorzaken.
Het recht om de medische behandeling te kiezen die de patient het beste voorkomt EN spoedeisend is EN behoort tot de prestaties geleverd als zijnde in het woonland EN ook nog eens geen handicap zou veroorzaken is hiermee vastgelegd. Hulde voor deze uitspraak (“dictum”).
Interessante casus. Is er overleg geweest tussen de twee medici van de twee lidstaten? Wanneer twee artsen met twee verschillende behandelingsopties komen, zou ik me kunnen voorstellen dat inhoudelijk overleg plaatsvindt waarna, ten minste in een aantal gevallen, de artsen tot een consensus kunnen komen. Zo’n manier van werken werkt m.i. in het voordeel van patiënt en behandelaar.