Selecteer een pagina

Wijziging pensioenartikel in belastingverdrag met Duitsland

nov 4, 2021

Protocol tot wijziging van het Verdrag van 12 april 2012 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen zoals gewijzigd door het Protocol van 11 januari 2016; ‘s-Gravenhage, 24 maart 2021 (Trb. 2021, 43)

TOELICHTENDE NOTA

Daaruit:

 

  1. ALGEMEEN

I.1. Inleiding

Met het onderhavige op 24 maart 2021 te ‘s-Gravenhave ondertekende Protocol (Trb. 2021, 43, hierna aangeduid als: ‘het Wijzigingsprotocol’) worden enkele wijzigingen aangebracht in het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2012, 123, hierna aangeduid als: ‘het Verdrag’, respectievelijk ‘het Protocol bij het Verdrag’) zoals gewijzigd op 16 februari 2016 (Trb. 2016, 19).

Het onderhavige Wijzigingsprotocol betreft in het bijzonder een herziening van de toewijzing van het heffingsrecht ter zake van socialezekerheidsuitkeringen (artikel 17 van het Verdrag).

Lees verder : https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnotas/2021/03/24/toelichtende-nota-bij-kamerbrief-inzake-overleggingsbrief-protocol-tot-wijziging-van-het-verdrag-inzake-vermijden-dubbele-belasting-tussen-koninkrijk-der-nederlanden-en-bondsrepubliek-duitsland

49 Reacties

  1. II.4. Pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen (artikelen IV, VII en VIII van het Wijzigingsprotocol, het nieuwe artikel 17 van het Verdrag en de nieuwe artikelen XIII en XIV van het Protocol bij het Verdrag)
    Artikel 17 van het Verdrag heeft betrekking op de verdeling van heffingsrechten over pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen. Met artikel IV van het Wijzigingsprotocol wordt artikel 17 integraal vervangen door een nieuw artikel 17 op grond waarvan het heffingsrecht over socialezekerheidsuitkeringen (socialezekerheidspensioenen daar niet onder begrepen) in alle gevallen wordt toegewezen aan de bronstaat. Op grond van het huidige artikel 17 geldt als uitgangspunt een woonstaatheffing en wordt het heffingsrecht over dergelijke socialezekerheidsuitkeringen toegewezen aan de bronstaat, indien de door een inwoner van één van beide verdragsluitende staten uit de andere verdragsluitende staat in een kalenderjaar genoten pensioen of andere soortgelijke beloningen, lijfrenten en uitkeringen ingevolge het socialezekerheidsstelsel tezamen meer bedragen dan € 15.000. De hiervoor benodigde wijzigingen zijn opgenomen in het eerste tot en met derde lid van het nieuwe artikel 17. Hieronder wordt het nieuwe artikel 17 per lid nader toegelicht.
    Het eerste lid bepaalt dat voor pensioenen en andere soortgelijke beloningen, lijfrenten en uitkeringen betaald krachtens de bepalingen van een socialezekerheidsstelsel van een verdragsluitende staat als uitgangspunt een woonstaatheffing geldt.
    Ingevolge het tweede lid mogen pensioenen en andere soortgelijke beloningen, lijfrenten, alsmede pensioenen betaald krachtens de bepalingen van het Nederlandse of Duitse socialezekerheidsstelsel (‘socialezekerheidspensioen’) die worden genoten door een inwoner van een verdragsluitende staat ook in de andere verdragsluitende staat worden belast als het gezamenlijke brutobedrag van de door de belastingplichtige in een kalenderjaar genoten pensioenen en andere soortgelijke beloningen, alsmede lijfrenten en socialezekerheidspensioenen uit die andere staat (de bronstaat) meer bedraagt dan € 15.000. De woonstaat voorziet dan in het vermijden van dubbele belasting (zie de toelichting op artikel V van het Wijzigingsprotocol). Met deze wijziging wordt bereikt dat socialezekerheidsuitkeringen, anders dan een socialezekerheidspensioen, niet langer binnen de reikwijdte van artikel 17, tweede lid, van het Verdrag vallen. In het nieuwe artikel XIII van het Protocol bij het Verdrag (Ad artikel 17) is een omschrijving opgenomen van wat moet worden verstaan onder een ‘socialezekerheidspensioen’ (zie hierna).
    Het derde lid bepaalt dat socialezekerheidsuitkeringen, niet zijnde een socialezekerheidspensioen, in alle gevallen ook mogen worden belast in de bronstaat.
    In het vierde tot en met achtste lid van het nieuwe artikel 17 zijn wijzigingen aangebracht ten opzichte van de tekst van die leden van het huidige artikel 17. Deze wijzigingen houden verband met de wijzigingen die zijn opgenomen in het eerste tot en met derde lid van het nieuwe artikel 17 en zijn redactioneel van aard.
    Met artikel VII van het Wijzigingsprotocol wordt artikel XIII van het Protocol bij het Verdrag integraal vervangen.
    Om de uitvoeringspraktijk handvatten te geven bij de toepassing van het nieuwe artikel 17 van het Verdrag geeft het nieuwe artikel XIII, eerste lid, een invulling aan het begrip ‘socialezekerheidspensioen’. Dit begrip omvat in het geval van Nederland elk bedrag betaald krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet. In het geval van Duitsland gaat het om bedragen die worden betaald door de instellingen (zowel federaal als regionaal) van de ‘Deutsche Rentenversicherung’ en de ‘Landwirtschaftliche Alterskasse’ en bedragen betaald krachtens een pensioenregeling voor vrije beroepen (‘berufsständische Versorgungseinrichtungen’), met dien verstande dat de desbetreffende bedragen:
    – periodiek betaalbaar moeten zijn op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak;
    – verschuldigd moeten zijn ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen; en
    – moeten worden beschouwd als een lijfrente of soortgelijke betaling volgens artikel 22, nummer 1, derde zin, van de Duitse Wet inkomstenbelasting (‘Einkommensteuergesetz’).

    Het nieuwe tweede lid stemt overeen met het huidige artikel XIII van het Protocol bij het Verdrag en bevestigt dat alle uitkeringen die onder (het nieuwe) artikel 17, tweede lid, van het Verdrag vallen per belastingplichtige tezamen worden genomen om te bepalen of de grens van € 15.000 is overschreden.
    Tijdens de onderhandelingen bleek dat het Duitse ‘Elterngeld’ vanuit Duits perspectief niet als uitkering op basis van het (Duitse) socialezekerheidsstelsel wordt beschouwd en zonder nadere regeling in beginsel onder artikel 21 van het Verdrag (Overige inkomsten) zou vallen op grond waarvan het heffingsrecht zou zijn toegewezen aan de woonstaat. Om die uitkomst te voorkomen, bepaalt het nieuwe artikel XIII, derde lid, van het Protocol bij het Verdrag dat (het nieuwe) artikel 17, derde lid, van het Verdrag van overeenkomstige toepassing is op het Duitse ‘Elterngeld’.
    Met artikel VIII van het Wijzigingsprotocol wordt artikel XIV van het Protocol bij het
    Verdrag (Ad artikelen 17 en 18) integraal vervangen. Met het nieuwe artikel XIV van het Protocol bij het Verdrag wordt beoogd onduidelijkheid als gevolg van de invoering van de WNRA over de uitleg van de huidige bepaling weg te nemen. Voor de invoering van de WNRA werd in de uitvoeringspraktijk voor de vraag of sprake is van een dienst die valt onder het overheidsartikel aangesloten bij de aanwezigheid van een ambtelijke aanstelling bij een publiekrechtelijk lichaam. Als gevolg van de inwerkingtreding van de WNRA is dit niet langer een bruikbaar criterium, omdat die aanstelling voor veel ambtenaren vervangen wordt door een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst.12 Na de inwerkingtreding van de WNRA wordt daarom beoordeeld of er sprake is van een (dienst)betrekking bij een publiekrechtelijke rechtspersoon. De huidige tekst van artikel XIV van het Protocol bij het Verdrag kan leiden tot onduidelijkheid vanwege het gebruik van het begrip ‘publiekrechtelijke dienstbetrekking’. Hierin zou gelezen kunnen worden dat het hebben van een ambtelijke aanstelling nog steeds van belang is voor de vraag of het overheidsartikel van toepassing is. Om iedere onduidelijkheid hierover weg te nemen is in het nieuwe artikel XIV van het Protocol bij het Verdrag de zinsnede ‘publiekrechtelijke dienstbetrekking’ vervangen door de zinsnede ‘diensten verleend aan een verdragsluitende staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan (overheidsdiensten)’.

    Antwoord
    • Hallo,

      Mijn AOW wordt sinds 2020 belast in Nederland èn in Duitsland.
      Dit omdat het bedrag van mijn AOW minder dan euro 15.000 is.
      Wij zijn hiertegen in bezwaar gegaan bij onze belastingsconsult in Duitsland die onze aangifte in Duitsland verzorgt.
      Vandaag bericht ontvangen dat Duitsland conform Verdrag 2016 de AOW belast in Duitsland. Dit is definitief.

      De Belastingdienst heeft ons laten weten dat zij alle inkomsten belasten omdat de totale optelsom de grens van euro 15.000 overschrijdt conform Art 17 lid 2 Protokol XIII.
      Wat kunnen wij hiertegen nu doen?

      Antwoord
      • Op het eerste gezicht lijkt het erop dat Nederland het heffingsrecht heeft over (ook) uw AOW. Uw Duitse belastingconsulent moet dit kunnen bevestigen onder toepassing van het belastingverdrag met Duitsland. Als dat klopt, dient u in Duitsland de rechtgang te volgen (bezwaar en beroep), aannemend dat dat nu nog mogelijk is. Wel is van belang goed na te gaan of Duitsland wel werkelijk de AOW belast, danwel slechts die betrekt in het progressievoorbehoud , dus ter vaststelling van het Duitse tarief over uw wereldinkomen.

  2. I.2. Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen
    De aanleiding voor de onderhandelingen over een wijzigingsprotocol is gelegen in de onevenwichtige uitkomsten van artikel 17 van het Verdrag met betrekking tot een aantal specifieke Duitse kortdurende socialezekerheidsuitkeringen.3 Vanuit verschillende belangengroepen, in het rapport “Grenswerkers in Europa; Een onderzoek naar de fiscale, sociaalverzekerings- en pensioenaspecten van grensoverschrijdend werken” van de Vereniging voor Belastingwetenschap4 en in de Tweede Kamer5 is hier aandacht voor gevraagd.
    3 Het
    Het heffingsrecht over loon uit dienstbetrekking van grensarbeiders die in Nederland wonen en in Duitsland werken, wordt op grond van het Verdrag in beginsel toegekend aan de werkstaat. Als deze grensarbeiders (kortdurende) socialezekerheidsuitkeringen uit Duitsland ontvangen en deze in een kalenderjaar (tezamen met bepaalde andere uitkeringen, pensioenen en lijfrenten) niet meer bedragen dan € 15.000, is het heffingsrecht daarover toegewezen aan de woonstaat: Nederland. Bijvoorbeeld bij een socialezekerheidsuitkering die een dergelijke grensarbeider ontvangt in verband met ziekte vindt er een verschuiving van het heffingsrecht plaats van de werkstaat naar de woonstaat.
    Veel Duitse socialezekerheidsuitkeringen worden afgestemd op het nettoloon en zijn in Duitsland onbelast. Doordat het Verdrag het heffingsrecht over deze uitkeringen in bepaalde gevallen aan de woonstaat toewijst, kan de situatie ontstaan dat een in Duitsland op het nettoloon afgestemde en onbelaste uitkering in Nederland als bruto-inkomen wordt belast. Voorts is het tijdens de onderhandelingen duidelijk geworden dat Nederlandse socialezekerheidsuitkeringen die vergelijkbaar zijn met Duitse uitkeringen in Duitsland worden vrijgesteld. Beide uitkomsten zijn onevenwichtig.
    Nederland en Duitsland zijn daarom een wijziging van artikel 17 van het Verdrag overeengekomen die er in essentie op neerkomt dat socialezekerheidsuitkeringen (niet zijnde socialezekerheidspensioenen) voortaan in alle gevallen ter heffing worden toegewezen aan de staat waaruit deze afkomstig zijn. Het bedrag van de socialezekerheidsuitkering (al dan niet tezamen met de bedragen van bepaalde andere uitkeringen) in een kalenderjaar is derhalve hiervoor niet meer relevant. Deze oplossing is niet beperkt tot de specifieke – Duitse – socialezekerheidsuitkeringen waarvoor aandacht is gevraagd. Hierdoor wordt voorkomen dat dezelfde onevenwichtigheid zich (later) voordoet met betrekking tot andere socialezekerheidsuitkeringen (niet zijnde socialezekerheidspensioenen). Daarnaast wordt bewerkstelligd dat Nederlandse socialezekerheidsuitkeringen (op brutobasis) die nu mogelijk in Duitsland worden vrijgesteld in Nederland kunnen worden belast.
    Voorafgaand aan en tijdens de onderhandelingen hebben verschillende belanghebbenden aandacht gevraagd voor de gevolgen van de € 15.000-grens in artikel 17 van het Verdrag voor inwoners van Nederland die een klein pensioen uit Duitsland ontvangen. Deze inwoners die ten tijde van het van toepassing worden van het Verdrag reeds een klein pensioen uit Duitsland ontvingen, hebben aangekaart dat deze grens in het Verdrag voor hen tot negatieve inkomenseffecten heeft geleid ten opzichte van de situatie onder het oude belastingverdrag uit 1959. Het Wijzigingsprotocol laat de € 15.000-grens ten aanzien van (socialezekerheids)pensioenen echter ongemoeid, omdat met die grens de administratieve lasten worden beperkt. Doordat het Verdrag het heffingsrecht over (socialezekerheids)pensioenen en lijfrenten van bij elkaar € 15.000 of minder per kalenderjaar toewijst aan het woonland, hoeven bijvoorbeeld inwoners van Nederland met, kort gezegd, een klein pensioen uit Duitsland namelijk alleen in Nederland aangifte te doen. Dergelijke administratieve lasten ontstaan niet of slechts zeer beperkt bij een bronstaatheffing voor socialezekerheidsuitkeringen (niet zijnde socialezekerheidspensioenen), omdat in gevallen waarin dergelijke uitkeringen worden ontvangen er vaak al een aangifteverplichting geldt in de bronstaat in verband met in die staat verrichte arbeid. Verder geldt voor (socialezekerheids)pensioenen dat Duitsland deze ook belast, waardoor de hierboven beschreven onevenwichtigheid ten aanzien van socialezekerheidsuitkeringen (niet zijnde socialezekerheidspensioenen) zich niet voordoet met betrekking tot (socialezekerheids)pensioenen. Op dit moment bestaat er daarom geen voornemen om het Verdrag op dit punt te wijzigen. Voorts zou het laten vervallen van de € 15.000-grens voor verschillende groepen tot – positieve of negatieve – inkomensgevolgen leiden.
    Bij de aanvang van de onderhandelingen is op verzoek van Duitsland besloten om de materiële bepalingen van het MLI, voor zover Nederland en Duitsland in dat kader dezelfde keuzes hebben gemaakt, direct te verwerken in het Verdrag. Nederland is hiermee akkoord gegaan, omdat hiermee hetzelfde resultaat wordt bereikt als via het MLI.
    Nederland en Duitsland hebben verkend of het nodig zou zijn om een protocolbepaling overeen te komen over de behandeling van ontslagvergoedingen voor de toepassing van artikel 14 van het Verdrag (inkomsten uit dienstbetrekking). Omdat Duitsland net als Nederland uitgaat van de uitgangspunten die hierover zijn opgenomen in het commentaar bij het OESO-modelverdrag6 en Duitsland dit ook heeft vastgelegd in zijn nationale wetgeving, is echter geconcludeerd dat een nadere protocolbepaling hierover niet noodzakelijk is.

    Antwoord
  3. Wat heb je aan belastingverdragen als de Nederlandse belastingdienst zich nergens iets van aantrekt?
    Ik woon in Frankrijk en ben daar dus belastingplichtig voor al mijn inkomen.
    Ik heb dus de Nederlandse belastingdienst gevraagd van mij geen belastingen meer in te houden. Dit is een paar keer herhaald en toch blijven ze belasting innen op mijn AOW.

    Antwoord
    • Heeft u formulier vrijstelling loonheffing gebruikt?

      Antwoord
  4. Dank.

    “Met deze wijziging wordt bereikt dat socialezekerheidsuitkeringen, anders dan een socialezekerheidspensioen, enz. ”

    Wat is het verschil tussen een sociale zekerheidsuitkering en een sociaal zekerheidspensioen?

    Antwoord
    • Op beide begrippen wordt ingegaan in de toelichting, en door mij geciteerd op deze site.

      Antwoord
  5. Volgens opgave 2020 NiNbi van de Nederlandse belastingdienst was mijn inkomen buiten Nederland nul. In 2020 was ik voor Nederland een kwalificerend buitenlands belastingplichtige met woonland Duitsland. Bij de berekening door de Duitse belastingdienst van de door mijn echtgenote (AOW uit Nederland onder €15.000) verschuldigde Einkommensteuer werden mijn inkomsten (pensioen uit Nederland boven €15.000) bij die van mijn echtgenote geteld. Ter voorkoming van dubbele belasting werd door mij in Nederland betaalde inkomstenbelasting in mindering gebracht als zijnde reeds betaalde belasting. De hoogte van deze vermindering was echter niet de feitelijk in Nederland betaalde inkomstenbelasting, maar werd vastgesteld als ware de inkomstenbelasting in Duitsland verschuldigd. Of zoals de Duitse belastingdienst mij schreef “Dabei sind die ausländischen Einkünfte nach Deutschem Steuerrecht zu ermitteln”. Deze zogenaamde “Steuerabzug für ausländische Einkünfte” was meer dan 50% lager dan de feitelijk in Nederland betaalde inkomstenbelasting, waardoor alsnog in Duitsland Einkommensteuer betaald moest worden.
    Gaat deze wijze van verrekening ter voorkoming van dubbele belasting veranderen als gevolg van het nieuwe artikel 22 in het verdrag?

    Antwoord
    • Artikel 22, dus betreffende wijze van vermijding van dubbele belasting, wordt niet gewijzigd.

      Antwoord
    • Je kan dat voorkomen door beiden Einzelveranlagung bij je aangifte aan te geven dan blijven over en weer de inkomsten apart belast

      Antwoord
  6. Wat mij niet geheel duidelijk is of de verandering van artikel 17 ook gevolgen heeft voor de uitkering van het Britse pensioen. Mijn vrouw en ik ontvangen, op grond van in Engeland als inwoner, als werknemer gewerkt te hebben een uitkering van Work and Pension. Voor Engeland is dit het staatspensioen, alleen in Nederland wordt dit kennelijk gezien als een sociale verzekeringsuitkering. In Engeland wordt er geen belasting over ingehouden en tot nu toe werd dit inkomen toegewezen aan Duitsland. Ook in Duitsland valt deze uitkering niet onder de regeling waarbij het pensioen (Renten) wordt verlaagd op grond van het overgangsrecht (datum ingang pensioen is bepalen). Lijkt mij belangrijk om te weten waar en vanaf wanneer dit eventueel verandert.

    Antwoord
    • De kwalificering ( in Duitsland en V.K. ) van Brits pensioen staat los van (de wijzigingen in) het belastingverdrag van Nederland met Duitsland.

      Antwoord
      • Hartelijk dank, het bevestigt mijn eigen mening, maar ben altijd blij als die juist blijkt te zijn. Nu maar hopen dat door Brexit er niet teveel zal veranderen

  7. Hoe je het wendt of keert, blijft een schandalige zaak dat ontvangers van klein Duits pensioen in Nederland, een poot uitgedraaid wordt, van soms enkele duizenden euro’s, t.o.v. de situatie van voor 2016.
    En slap gezwets over het gemak geen aangifte te hoeven doen, dat was met een telefoongesprekje van 5 min. met Neubrandenburg in mijn geval geregeld.

    Antwoord
  8. De heer Vijlbrief heeft weer geantwoord op vragen uit de tweede kamer, over de exorbitante belastingverhoging van de Duitse pensioenen, maar er zit een barst in de plaat, of hij heeft nog steeds zijn oogkleppen op.
    Hij herhaalt steeds weer dat wij op dezelfde manier behandeld worden als dezelfde personen in Nederland met een aanvullend pensioen, en walst steeds weer over de werkelijke verschillen heen, in behandeling door de Duitse en Nederlandse fiscus.
    En vergeet ook te vermelden dat wij gekort worden op de AOW, wat bij Nederlandse ontvangers niet het geval is.
    De heer De Voogd moet mij nog maar eens uitleggen waarom belasting op een WW uitkering opeens zielig is, en een uit Duitsland afkomstig pensioen wel afgeroomd mag worden.
    Als ik de reacties van de heer De Voogd lees kan ik me niet aan de indruk onttrekken, dat hij een baan heeft bij de belastingdienst.

    Antwoord
    • “Belasting op een WW-uitkering opeens zielig”? Wat bedoelt u daarmee?
      Ik weet niet op welke reactie u doelt, maar ik werk(te) niet bij de Belastingdienst.

      Antwoord
      • Geachte heer De Voogd, ik doelde op de protocolwijziging die op het Duitse verdrag nu gemaakt wordt ten aan zien van sociale uitkeringen die in Duitsland netto uitbetaald worden en in Nederland onder het NIEUWE verdrag belast werden. Onze pensioenen werden in Duitsland wel niet netto, maar toch heel humaan belast, en die kun je WEL aanpakken.

    • In Duitsland wonende Nederlanders worden niet gekort op hun AOW. Wel krijgen zij minder AOW voor de jaren waarin geen AOW werd opgebouwd zijnde de jaren na de emigratie. Na de emigratie gelden de regels voor opbouw van een oudedagsvoorziening die in Duitsland gelden en niet meer die in Nederland. Als in de jaren na emigratie in Duitsland gewerkt zou zijn, dan was in Duitsland een “Rente” opgebouwd. Bovendien is het mogelijk om, de na emigratie niet in Nederland opgebouwde AOW, via de SVB te verzekeren.

      Antwoord
  9. Dan moet Nederland ook wel kijken naar de toeslagenwet (aanvulling sociaal minimum)! Want een uitkering (bijvoorbeeld WIA, WAO) mag worden meegenomen naar het buitenland maar een toeslag niet! Maar als de uitkering wordt belast in Nederland dient toch ook mogelijk te zijn om de toeslag mee te nemen!? Immers worden de inkomsten uit uitkering nu ook in Nederland belast. En hoe zit het met de ziektekostenverzekering in dit geval?

    Antwoord
    • Welke toeslagen bedoelt u precies wat betreft export (meenemen naar het buitenland)?
      De toeslagen van de Toeslagenwet, als aanvulling tot het sociaal minmum, zijn inderdaad niet exporteerbaar. Dat is ook wel logisch omdat het sociale minimum landgebonden is: de omstandigheden en prijshoogte etc. zijn immers nogal landgebonden. De volgende toeslagen zijn in beginsel wel exporteerbaar: zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag, en ook de AOW toeslag. De zorgtoeslag is te zien als een tegemoetkoming in de premie ZVW voor lage inkomens. Logisch dat ZVW verzekerden in het buitenland (en verdragsgerechtigden) daar dan ook recht op hebben.

      Antwoord
      • Probleem: arbeidsongeschikt 50% = ~600 euro bruto in de maand! Wordt aangevuld tot sociaal minimum tot ~1200 euro bruto
        De meeste mensen in de WIA worden deels arbeidsgeschikt verklaard, terwijl de meesten dat niet zijn of zelf geen baan kunnen vinden, bijvoorbeeld 60+ (besparen op uitkering is een bewuste keuze wetgever)!
        gaat iemand met die 50% naar Duitsland of een ander land kan die wel fluiten na de aanvulling en hiervan kan niemand leven.

  10. en het volgende onderwerp. Dat gaat over de €15.000-grens!
    De wet is er sinds 12-04-2012 maar het grens-bedrag wordt tot nu toe niet geindexeerd…
    Dat is een grote misser in het belastingsverdrag na tien jaar tijd…
    Sommigen gaan pas over 10 of 20 jaar met pensioen. Nog steeds €15.000-grens…

    Antwoord
    • Inderdaad: geen indexatieclausule voor die grens. Maar dat is niet ongebruikelijk in belastingverdragen, omdat twee staten het dan voor langere tijd eens moeten worden over zo’n clausule.

      Antwoord
  11. Woonstaat 100% Duitsland sinds 15 jaar. Nederlandse pensioen privaatrechtelijk ABP. AOW+ABP samen meer dan €15000.
    Mag Nederland belasting heffen over AOW èn ABP. Duitsland meent dat hij over pensioen ABP belasting mag heffen. Nederland houdt inkomstenbelasting in van zowel ABP als AOW.
    Wie heeft gelijk?

    Antwoord
    • Als het Nederlands privaatrechtelijk pensioen en de AOW meer bedraagt dan 15.000€ valt het heffingsrecht over al deze inkomensbestanddelen in beginsel toe aan Nederland. Duitsland mag echter ook heffen, maar moet rekening houden met de in Nederland betaalde belasting.
      NB: Als het ABP-pensioen een overheidspensioen is, is dat in Nederland belastbaar. Het telt in dat geval niet mee met voor de 15.000 € grens, waardoor de AOW in Duitsland belastbaar zou kunnen worden.

      Antwoord
      • Mijn pensioen is een privaatrechtelijk overheidspensioen ABP (onderwijs confessioneel onderwijs). Samen met mijn AOW bedraagt mijn inkomen meer dan 15000. Ik heb nu voor de derde keer bezwaar aangetekend bij de belastingdienst. Er wordt nog steeds over mijn gehele inkomen belasting ingehouden in Nederland.
        Is dit correct?
        Wat moet ik doen om mijn recht te halen?

      • Als uw pensioen privaatrechtelijk is en de waarde, samen met AOW, socialezekerheidsuitkeringen en lijfrentes meer dan 15.000 € bedraagt, zijn al deze inkomsten volgens het belastingverdrag met Duitsland in Nederland belast. Als uw pensioen publiekrechtelijk zou zijn (overheidspensioen) zou dat deel in Nederland belastbaar zijn. Als de som van AOW socialezekerheidsuitkeringen en lijfrentes meer dan 15.000 € bedraagt zijn deze inkomsten ook in Nederland belastbaar, is de som lager in Duitsland. Het is niet uitgesloten dat uw pensioen een mix is van privaat- en publiekrechtelijk pensioen.

  12. Privaatrechtelijke lijfrente bedraagt 17 dE uit BRD en woon- en werkland is NL. Is dan zowel NL als BRD belastinggerechtigd of enkel BRD? En is NL dan over 15 dE of over het totaal uitgekeerde bedrag van 17 dE belasting gerechtigd met voorkoming dubbele belasting? Er zijn geen verdere pensioen/lijfrente inkomsten. En als NL ook belastinggerechtigd is, wordt er dan rekening gehouden met het betaalde belastingbedrag over de uitkering in BRD of over de som waarover BRD belasting heft, zijnde 17dE?

    Antwoord
    • Duitsland heeft als bronland krachtens art. 17 Verdrag het heffingsrecht. Nederland betrekt de lijfrente ook in zijn heffing, maar verleent krachtens art. 22 vrijstelling ter voorkoming (voor de gehele Duitse lijfrente) op basis van de eigen wetgeving, dwz. de vrijstellingsmethode volgens de MvT op het verdrag. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33615-3.html
      Dit impliceert dat geen rekening wordt gehouden met het aan Duitsland betaalde belastingbedrag. Dat zou anders zijn bij hantering van de verrekeningsmethode.

      Antwoord
  13. Veel dank voor het antwoord. Nog 1 vraag. Er is ook de mogelijkheid te kiezen voor uitbetaling van de volledig gespaarde som ipv een maandelijkse levenslange rente. Voor BRD is dit vrijgesteld van belasting. Hoe wordt dit in NL beoordeeld? Uiteraard komt dit in BOX 3 maar vroeg me af of hier in BOX 1 ook geheven wordt
    door NL?

    Antwoord
    • Als Duitsland niet heft, trekt Nederland de heffing naar zich toe op grond van art. 22.2.c van het verdrag: “Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor de bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede en zesde lid, artikel 13, tweede lid, artikel 15, eerste lid, artikel 16, eerste en tweede lid, en artikel 17, derde lid, van dit Verdrag in de Bondsrepubliek Duitsland mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in de Bondsrepubliek Duitsland over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest.”
      Uit de MvT hierop:
      In het tweede lid, onderdeel c, wordt voor een aantal inkomsten waarover Duitsland belasting mag heffen uitgewerkt dat Nederland in die gevallen slechts een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting verleent volgens de verrekeningsmethode met evenredigheidslimiet. Het betreft daar met name de zogenoemde passieve inkomsten, zoals dividend en interest, maar ook de inkomsten van bestuurders en artiesten en sportbeoefenaars

      Antwoord
  14. Bedankt!
    Het wordt wel heel technisch allemaal.
    Wat ik lees in het verdrag bij de genoemde artikelen is dat
    BRD heeft het eerste recht te heffen. Art 17 derde lid.
    Als de uitkering in NL was verleent BRD voor inwoners BRD voorkoming mbv de verrekenings-methode. Artikel 22 II.22 wordt lijfrente specifiek genoemd.
    In NL gedeelte van het verdrag is deze lijfrente uitkering niet specifiek genoemd en ik denk te begrijpen dat dit ook volgens de verrekenmethode gebeurt? Maar kon dat niet specifiek vinden. In dit geval dat BRD geen belasting heft over de uitkering (polis is volgens oud BRD recht) dan heft NL dus volledig (met salderingsaftrek)
    Klopt mijn redenering of zie ik iets over het hoofd.
    Is er evt toch voorkoming via de vrijstellingsmethode- dat zou natuurlijk ideaal zijn….

    Antwoord
    • zoals de MvT stelt: de verrekeningsmethode zal Nederland toepassen. Hoe dat precies met de salderingsaftrek zit is nog een volgende vraag. Vrijstellingsmethode geldt niet. Dat is bij een afkoopsom niet aan de orde.

      Antwoord
      • Dank je, ben veel wijzer geworden!

  15. Heb verschillende periodes in bouw in Duitsland gewerkt. Krijg daarvoor 100 euro per maand aow en moet hierover 76 euro zorgverzekeringswet en 399 euro inkomstenbelasting betalen. En ook wordt ik ca 10 % gekort op mijn aow kan dit wel?

    Antwoord
    • Korting op AOW komt voort uit niet verzekerde jaren voor de AOW wegens gebrek aan wonen of werken in Nederland.

      Antwoord
  16. Door “Entgeltumwandlung” via mijn werkgever, een grote Duitse onderneming, heb ik gedurende ca. 20 jaar geld van mijn bruto salaris ingelegd. De inleg is belastingvrij. Bij uitbetaling moet ik in Duitsland over de uitkeringen belasting betalen. Na mijn pensioen is het opgebouwde bedrag in drie termijnen in drie opeen volgende jaren uitbetaald. Het totaal van mijn pensioen in Duitsland Rente plus een pensioen, is meer dan 15.000 Euro.
    Volgens mij betaal ik inkomstenbelasting in Duitsland en krijg ik voor deze uitkering vrijstelling en in het wereldinkomen meegenomen onder de noemer progressievoorbehoud. Ik betaal dus alleen belasting over het Nederlandse deel van mijn wereldinkomen.
    Is deze aanname correct? Graag uw reactie.

    Antwoord
  17. Kamerbrief met update over belastingheffing inwoners Nederland met Duits pensioen
    Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) geeft de Tweede Kamer een update over de belastingheffing van inwoners van Nederland die een Duits pensioen ontvangen. De vaste commissie voor Financiën heeft om de update gevraagd.

    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/03/29/kamerbrief-met-update-over-belastingheffing-inwoners-nederland-met-duits-pensioen

    Antwoord
    • Waarom wordt de 15000 grens niet geindexeerd?

      • Hoedanigheid: - Niet-lid
      Antwoord
      • Waarschijnlijk omdat de staten dan moeten gaan onderhandelen over het te kiezen indexatiepercentage.

      • Onterechte heffing Nederlandse fiscus, over Duitse altersrente.
        Hoe denkt de heer de Voogd over het artikel in de IB wet 2001:3.82, en art. 17.6 van het verdrag met Duitsland.
        Temeer daar dit probleem door de Duitse fiscus terdege onderkend is en daar een periode tot 2040, de tijd voor neemt om het doppelt besteueren tegen te gaan.
        Het blijft natuurlijk onrechtvaardig om netto betaalde bijdragen voor oudedagsvoorzieningen, later nogmaals te belasten, en zoals uit die artikelen blijkt ook nog eens onwettig.

        • Hoedanigheid: - Niet-lid
  18. Dit onderwerp komt aan de orde in dit bericht
    https://vbngb.eu/2021/09/27/kleinepensioenenregeling-in-verdrag-met-duitsland/
    en daarin deze uitspraak.
    ECLI:NL:RBZWB:2023:5190
    Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant
    Zie in het bijzonder punt 5.1. De Rechtbank opent hier de mogelijkheid een pensioen(deel) van een Duits pensioen dat door Duitsland niet fiscaal gefacilieerd is buiten de heffing van Nederland te laten. Je moet echter als belastingplichtige met bewijs komen dat er niet fiscaal gefacilieerd is, wat in die zaak ontbrak.

    • Hoedanigheid: - Adviseur
    Antwoord
  19. Het is natuurlijk een vreemde zaak, dat iedereen weet dat de werknemers bijdrage voor 2005, in Duitsland ,na einkommensteuer betaald werden, dat je dat bij de rechter moet bewijzen.
    Niet voor niets is na 2005 het hele systeem op de schop gegaan, en de onbelaste percentages van de uitkering, is bij iedere deelnemer bekend !

    Antwoord
    • Desalniettemin zal de “klager”, al in bezwaar bij de Belastingdienst zou ik zeggen, een eigen berekening moeten maken van welk deel van een Duits pensioen wel en niet fiscaal gefacilieerd is door Duitsland. Dat maar overlaten aan de belastingdienst en de Nederlandse rechter lijkt me niet verstandig en ook niet in overenstemming met de bewijsplicht die de klager heeft.

      Antwoord
      • ” Artikel 17 van het huidige verdrag luidt:
        Lid 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, mag een pensioen of andere soortgelijke beloning, alsmede een lijfrente of een pensioen betaald krachtens de bepalingen van een socialezekerheidsstelsel van een verdragsluitende staat (socialezekerheidspensioen) ook worden belast in de verdragsluitende staat waaruit het of deze afkomstig is, in overeenstemming met de wetgeving van die staat, indien het totale brutobedrag ervan in enig kalenderjaar de som van 15.000 euro te boven gaat
        (..)
        Lid 6. Een pensioen of andere soortgelijke beloning of lijfrente wordt geacht afkomstig te zijn uit een verdragsluitende staat voor zover de met het pensioen of de andere soortgelijke beloning of lijfrente samenhangende bijdragen of betalingen, dan wel de aanspraken op dit pensioen of deze andere soortgelijke beloning of lijfrente in die staat in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale faciliëring.”

        Commentaar jdv: Merk dus op dat bij de bepaling van het wel of niet overschrijden van de 15.000 Euro grens (lid 2), slechts fiscaal gefacilieerde pensioenen en/of lijfrenten aan de orde zijn. Dat zal dus ook om die reden onder omstandigheden inderdaad splitsing van Duitse Renten in een deel wel en niet gefacilieerd met zich brengen. Op een enigszins vergelijkbaar punt in het Belgische belastingverdrag (uitleg van de 25.000 Euro grens aldaar) zijn al in Nederland rechtszaken geweest ten gunste van de belastingplichtigen.

  20. De € 15000.= grens heeft naar mijn mening niets van doen met de belasting op het betreffende pensioen.
    In mijn geval heb ik in de 60 en 70er jaren de bijdragen gedaan aan de DRV met 50% werknemersdeel, en dat werd tot 2005 met netto geld gedaan, en kreeg dus in 2005 bij begin van de uitkering, 50% steuerfrei uitgekeerd.
    Die korting is niet geïndexeerd, bedrag blijft dus levenslang.
    De nu beginnende pensioenen misschien nog 15% steuerfrei.
    Dus de Duitsers houden zeker rekening met netto betaalde bijdragen.
    En dat is zoals ik het lees in het verdrag art. 17.6 ook de intentie geweest van de regeling.
    En dat vind je ook weer terug in de belastingwet 2001:3.82, zie ook ECLI:GHARL:2022:9842.

    Antwoord
    • Volgens mij geldt het volgende voor iemand die in Nederland woont en (mede) pensioen uit Duitsland heeft:
      1. eerst moet bepaald worden welke staat mag heffen over de socialezekerheidspensioenen en pensioenen en lijfrentes. Daarbij geldt in beginsel woonstaatheffing, maar levert art. 17.2 een uitzondering van bronstaatheffing op indien het totaal van de bedoelde pensioenen de 15.000 Euro grens overschrijdt.
      2. hoe bereken je of die grens overschreden wordt aan de hand van de pensioenen e.d. van de bronstaat? Dat is de som van: a) socialezekerheidspensioenen van die bronstaat (fiscale faciliëring speelt daarbij geen rol), b) het deel van het pensioen afkomstig uit de bronstaat dat fiscaal gefacilieerd is geweest bij de opbouw (gezien art. 17 lid 6), c) idem wat betreft lijfrentes. Indien de bronstaat Duitsland is wat betreft b (en ook c), kan het dus zeer wel voorkomen dat slechts een klein deel fiscaal gefacilieerd is geweest, zij het dat dit deel, naar Duits recht, wel toeneemt naarmate men later dit pensioen ontvangt.
      3. Mocht Nederland, als woonstaat, gegeven het feit dat naar berekening volgens 2 de 15000 Euro grens niet overschreden wordt, recht op heffing hebben op de onder 2 genoemde pensioenen (en lijfrentes), dan geschiedt dat in box 1 (inkomen uit werk en woning). Het niet door Duitsland gefacilieerde deel van het Duitse pensioen (en lijfrentes) blijft buiten beschouwing in de Nederlandse heffing in box 1. Dit is in overeenstemming met art. 3.82 WetIb2001. Die niet-gefacilieerde delen mogen door Nederland wel in aanmerking genomen worden in box 3.
      4. Ik houd eraan vast, gegeven ook de Rechtbank ZWB uitspraak, dat een en ander door de belastingplichtige zelf moet worden berekend (en aannemelijk gemaakt moet kunnen worden). Volgens mij kan dat dan al in de Nederlandse aangifte ib worden verwerkt.

      Mocht de 15.000 Euro grens wel worden overschreden, na berekening als onder 2, dan heeft Duitsland als bronstaat heffingsrecht over dat totaal, en zal die heffing naar Duits recht worden toegepast, dwz slechts het bij opbouw in Duitsland gefacilieerde deel zal in de heffing betrokken worden. Het niet door Duitsland gefacilieerde deel van het pensioen (en de lijfrente) mag m.i. dan nog steeds door Nederland in de heffing van box 3 betrokken worden

      Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.