ECLI:NL:CRVB:2021:3137
Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 10-12-2021 Datum publicatie 16-12-2021 Zaaknummer 19/369 WAJONG Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Herhaalde aanvraag. Toekenning Wajong-uitkering met een terugwerkende kracht van 12 jaar. Vindplaatsen Rechtspraak.nl
19 369 WAJONG, 21/3832 WAJONG
Datum uitspraak: 10 december 2021 Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 december 2018, 17/5358 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (Staat)
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -vernietigt de aangevallen uitspraak;
- -verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 29 november 2017, voor wat betreft de ingangsdatum van de uitkering;
- -verklaart het beroep tegen het besluit van 30 april 2021 ongegrond;
- -wijst het verzoek om veroordeling van het Uwv tot vergoeding van schade af;
- -veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500,-;
- -veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.740,-;
- -bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 174,- vergoedt;
- -veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 374,-.
JAn – wat is de relvantie/impact/doorwerking hier van?
Het belangrijkste aspect lijkt me de mate van terugwerlende kracht van toekenning van de uitkering. De CRvB oordeelt dat het UWV niet gedwongen was 12 jaren terug te gaan (noch verder, zoals de klager eiste). De casus is nogal specifiek. Mijn conclusie: uit coulance ging UWV, omdat in 1993 de besluitvorming die leidde tot stopzetting van de AAW-uitkering (in zekere zin een voorloper van de Wajong) niet vlekkeloos verliep, redelijk ver in toekenning van terugwerkende kracht. Mogelijk dat anderen in vergelijkbare omstandigheden op deze coulance een beroep kunnen doen. Met export van Wajong heeft dit arerst overigens niets te maken. Ik citeer:
OVERWEGINGEN
1.1.
Aan appellant, geboren op [geboortedatum] 1969, is in 1988 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toegekend. Bij brief van 3 november 1993 heeft appellant het Uwv verzocht de AAW-uitkering te beëindigen in verband met de start van een hbo-studie. Na medisch onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 10 december 1993 de AAW-uitkering van appellant met ingang van 1 november 1993 ingetrokken. Tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met een op 21 februari 2017 gedateerd formulier, door het Uwv op 24 februari 2017 ontvangen, heeft appellant een aanvraag om een uitkering ingediend op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellant als gevolg van zijn handicaps niet in staat is gebleken een langdurige arbeidsprestatie te leveren. Het Uwv heeft na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek bij besluit van 19 mei 2017 te kennen gegeven dat de beslissing van 10 december 1993 gehandhaafd blijft, omdat er geen nieuwe medische gegevens zijn die aanleiding geven het eerdere oordeel te herzien. Verder is volgens het Uwv geen sprake van toegenomen beperkingen voortvloeiend uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na intrekking van de Wajong-uitkering.
1.3.
Bij besluit van 29 november 2017 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard na onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 1 november 1993 niet duurzaam belastbaar is voor arbeid. Het Uwv heeft appellant een Wajong-uitkering toegekend met ingang van 21 februari 2017, de datum van de herhaalde aanvraag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de aanvraag van appellant van 21 februari 2017 moet worden aangemerkt als een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb. Van een heropening in de zin van artikel 3:22 van de Wajong is geen sprake. De rechtbank heeft vastgesteld dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden wat betreft de medische gesteldheid van appellant. Het Uwv was niet gehouden om de eerdere beslissing met volledig terugwerkende kracht te herzien. Tenslotte heeft de rechtbank overwogen dat niet gebleken is dat het eigen verzoek van appellant bij de beëindiging van de uitkering een rol heeft gespeeld, nu aan de beslissing van 10 december 1993 een verzekeringsgeneeskundig rapport ten grondslag ligt. De stelling van appellant dat hij door het Uwv geïnformeerd had moeten worden over het recht op uitkering bij scholing, speelt in dit verband volgens de rechtbank dan ook geen rol.
3.1. In hoger beroep heeft appellant onder meer aangevoerd dat de uitkering heropend dient te worden per 1 november 1993.
3.2. Bij gewijzigde beslissing op bezwaar van 30 april 2021 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv kenbaar gemaakt dat bestreden besluit 1 in die zin wordt gewijzigd dat de uitbetaling van de Wajong-uitkering van appellant waarvan bij bestreden besluit 1 nog was geoordeeld dat dit niet eerder zou plaatsvinden dan per datum (herhaalde) aanvraag, 21 februari 2017, gezien de specifieke situatie van appellant met terugwerkende kracht van 12 jaar, dus vanaf 21 februari 2005, zal plaatsvinden. Overwogen is dat het Uwv zich kan beroepen op verjaring na vijf jaar, maar dat gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder de niet vlekkeloos verlopen besluitvorming in 1993, aanleiding bestaat om verdere terugwerkende kracht te verlenen dan vijf jaar. Voor een volledige terugwerkende kracht van 24 jaar wordt geen aanleiding gezien.
3.3. Appellant heeft in reactie op bestreden besluit 2 aangevoerd dat een terugwerkende kracht van 12 jaar weliswaar niet als onredelijk kan worden gekenschetst, maar dat primair het standpunt wordt ingenomen dat de uitbetaling van de uitkering met terugwerkende kracht van vanaf 1 november 1993 dient plaats te vinden. Appellant stelt zich daarnaast op het standpunt dat het Uwv voldoende financiële compensatie moet bieden voor de schade die hij als gevolg van de intrekking van de AAW-uitkering per 1 november 1993 heeft geleden. De schade bestaat daaruit dat appellant studiefinanciering heeft ontvangen, die hij wegens het voortijdig beëindigen van de studie volledig heeft moeten terugbetalen. Het gaat daarbij om een bedrag van € 15.750,-.
Beoordeling:
Terugwerkende kracht
4.5. Artikel 4:6 van de Awb noch enig rechtsbeginsel brengt mee dat het Uwv, in het geval het aanleiding ziet terug te komen van het eerdere besluit, gehouden is dit met volledig terugwerkende kracht te doen (zie uitspraken van 23 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2900 en van 26 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:811). Verder geldt volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraken van 1 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3759, en 22 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:912) dat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid na een termijn van vijf jaren niet meer in rechte afdwingbaar zijn, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven hieraan voorbij te gaan. Het verval van afdwingbaarheid geldt in beginsel voor alle financiële aanspraken jegens de overheid, tenzij bij wet anders is voorzien of door de wetgever anders is beoogd. De Wajong bevat geen bepalingen op grond waarvan de genoemde rechtsregel buiten toepassing moet blijven. Aanwijzingen ontbreken dat de wetgever heeft beoogd dat vorderingen tot betaling van Wajong-uitkering na vijf jaar nog afdwingbaar zijn.
4.6. Het Uwv heeft op grond van de omstandigheden van het geval aanleiding gezien om terugwerkende kracht te verlenen tot 12 jaar, waarbij het Uwv heeft toegelicht het redelijk te achten de periode tussen de intrekking van de AAW-uitkering en de aanvraag van de Wajonguitkering 24 jaar later, te delen. Anders dan appellant aanvoert, is de door appellant gestelde gebrekkige voorlichting door het Uwv in 1993 geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in de onder 4.5 genoemde rechtspraak. Zo had appellant – los van de voorlichting door het Uwv rond november 1993 – al op het moment van het beëindigen van de studie dan wel op het moment waarop duidelijk werd dat er geen recht op studiefinanciering meer bestond en deze terugbetaald diende te worden, contact met het Uwv kunnen opnemen over de consequenties van deze ontwikkelingen voor het eerder beëindigde recht op uitkering. Hieruit volgt dat het besluit van het Uwv om naar aanleiding van de aanvraag om uitkering in 2017 geen verdere terugwerkende kracht te verlenen dan 12 jaar stand kan houden.
beste uwv ik hoor met terugwerkende kracht geld terug te krijgen van 29-11-11 kan jullie mijn helpen ik ben een zieke jongeman vanaf 15 jaar tot heden 42 jaar astublieft neem contact met mijn op mijn nummer is xxxxxx email mijn is ook goed ik wil aan mijn toekomst denken ik wil jullie danken dat jullie een luisterde oor zijn. dank julie voor berip tonen trouwens ik heb een brief ontvangen in 2010 of 29-11-2011 dat staat met dikke hoofdletters dat ik met terug wekende kracht vanaf me 18 tiende tot32 ste ik ben die brief kwijt geraakt wegens omstandigheden oke fijne dag verder.
Geantwoord op privé e-mail adres op 19-3-2022.
Geachte ali el bahlouli,
Hartelijk dank voor uw bericht.
U richt uw bericht aan het UWV.
Dat zijn wij niet en ik begrijp niet goed wat u bedoelt met uw schrijven.
Met vriendelijke groet,
Ed Roosen
VBNGB