CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL
- PITRUZZELLA
van 17 maart 2022 (1)
Zaak C‑713/20
Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
tegen
X en Y
[verzoek van de Centrale Raad van Beroep (Nederland) om een prejudiciële beslissing]
„Prejudiciële verwijzing – Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikel 11, lid 3, onder a) en e) – Persoon die in een lidstaat woont en in een andere lidstaat werkzaamheden in loondienst verricht – Arbeidsverhoudingen met een uitzendbureau – Bepaling van de wetgeving die van toepassing is op de perioden tussen de dienstbetrekkingen”
- Is op een uitzendkracht die woont in een andere lidstaat dan die waarin hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, in de tussenliggende perioden waarin hij geen werkzaamheden verricht en geen arbeidsovereenkomst van kracht is, de wet van de werkstaat als bedoeld in artikel 11, lid 3, onder a), van verordening nr. 883/2004(2) van toepassing, of de wet van de woonstaat als bedoeld in artikel 11, lid 3, onder e), van die verordening?
- Dat is in wezen de vraag die het Hof dient te beantwoorden in de onderhavige zaak betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Centrale Raad van Beroep (Nederland) in het kader van twee gevoegde rechtszaken tussen enerzijds de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Nederland; hierna: „SVB”) en anderzijds X en Y.
- De onderhavige zaak biedt het Hof de gelegenheid om de betekenis te verduidelijken van artikel 11, lid 3, onder a), van verordening nr. 883/2004 en om het stelsel van de collisieregels in titel II van deze verordening nader vast te stellen.
Dictum:
- Conclusie
- Op basis van de bovenstaande overwegingen geef ik het Hof in overweging om de prejudiciële vragen van de Centrale Raad van Beroep te beantwoorden als volgt:
„Artikel 11, lid 3, onder a), van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019, moet aldus worden uitgelegd dat een werknemer die in een lidstaat woont en zijn werkzaamheden gewoonlijk verricht in een andere lidstaat, niet onderworpen blijft aan de wetgeving van de werkstaat gedurende de perioden waarin hij overeenkomstig de socialezekerheidswetgeving van die staat geen geldende arbeidsovereenkomst heeft en geen werkzaamheden verricht die volgens de wetgeving van de lidstaat kunnen worden aangemerkt als werkzaamheden al dan niet in loondienst. Tijdens deze intervallen is daarentegen op grond van artikel 11, lid 3, onder e), van verordening nr. 883/2004 de wetgeving van de woonstaat van toepassing.”
Concreet komt het erop neer dat, in die intervallen recht op WW geldt volgens de regels van de woonstaat. Dit is al jaren het geval. In ieder geval van toepassing vanaf ±2010. En op toegezien.
Issue was altijd dat, indien een medewerker einde contract had en in principe recht had op WW, voorkomen moest worden de uitkering te ontvangen vanuit de luie stoel in het woonland(met lagere leefkosten). En de sollicitatieplicht via het internet voldeed. Op dit moment is de controle intensiever, maar zo’n 5 jaar geleden werd op bovenstaande wijze regelmatig gefraudeerd. Of moet ik zeggen: gebruik gemaakt van ondermaatse controle door het UWV.
De verstrekking van een werkloosheidsuitkering na beeindiging van uitzendwerk is hier echter nadrukkelijk niet aan de orde. Zou dit het geval zijn dan zou dit (voor beperkte duur) een uitkering van de werkstaat zijn. DE verwijzende CRvB en de AG merken echter op dat artikel 11 lid 2 niet aan de orde is.
OK, maar als je vast in Frankrijk woont en in Nederland werkt, dan geldt toch de wet van de werkstaat? Zie arrest De Ruyter. Of ik moet me al heel erg vergissen. Ik wist trouwens niet dat in gevallen van grensarbeid al jarenlang de wet van de woonstaat toepasselijk wordt geacht. En waarom heeft de CRvB dan nu plotseling die vraag voorgelegd aan het EHvJ?
Merkwaardig. Hij werkt gewoonlijk in lidstaat A en woont in lidstaat B. Dan zou ik verwachten dat de wetgeving van de werkstaat (bv. wat betreft werkloosheid) van toepassing is. Maar ja, de wijzen hebben anders beslist.
Dit is een advies van de Advocaat-Generaal. Het EHvJ moet nog uitspraak doen.