De Nederlandse wet bepaalt dat mensen die langer dan 10 jaar buiten de EU wonen, hun Nederlandse nationaliteit automatisch verliezen. Van een aantal personen is om deze reden de paspoortaanvraag niet in behandeling genomen door het Ministerie van BuZa. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft nu prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. Het is een zeldzaamheid dat er prejudiciële vragen worden gesteld over het nationaliteitsrecht. Prejudiciële vragen kunnen door de hoogste rechter worden gesteld om uitleg te krijgen over Europees recht. Maar ook de Europese rechter gaat er in beginsel van uit dat de voorwaarden voor verlies en verkrijging van nationaliteit wordt bepaald door de lidstaten zelf.
Lees hier het persbericht van de RvS van 19 april 2017.
De Afdeling wil weten of het automatisch verlies van de Nederlandse nationaliteit in overeenstemming is met Europese verdragsbepalingen over het burgerschap van de Unie. Verlies van het Nederlanderschap betekent tevens verlies van het Unieburgerschap. Omdat het Unieburgerschap, en niet de nationaliteit, de primaire hoedanigheid is van onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie is het de vraag of dit zomaar kan.
Langzaam lijkt door te dringen dat het Rottmann-arrest en Genovese tegen Malta niet alleen van toepassing zijn in zaken waarin het Nederlanderschap wordt ingetrokken maar misschien ook in zaken waarin het Nederlanderschap automatisch verloren gaat. Uit het Rottmann-arrest volgt dat het Europese evenredigheidsbeginsel van toepassing is op het gebied van het nationaliteitsrecht. Uit Genovese tegen Malta volgt dat nationaliteit deel is van de sociale identiteit en daarmee onder het privéleven valt. Discriminatie bij verwerving van de nationaliteit schendt artikel 8 jo 14 EVRM.
Verdraagt verlies van het Nederlanderschap van rechtswege zich met het Unierecht, met name met het burgerschap van de Unie?
Het Europese Hof van Justitie heeft meermaals verklaard dat de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten het Unieburgerschap moet zijn. Dat betekent nogal wat. Het burgerschap van de Unie is volgens het Europese Hof een belangrijker deel van je identiteit dan het burgerschap, de nationaliteit, van de lidstaat. Aan je Unieburgerschap zijn belangrijke rechten en plichten verbonden die dus hoger worden gewaardeerd dan je nationale rechten en plichten.
Ook al hebben de Europese lidstaten de bevoegdheid om zelf de voorwaarden voor verkrijging en verlies van hun nationaliteit te bepalen, zij moeten dit wel doen met inachtneming van de hogere regels van het Unierecht. De uitoefening van de bevoegdheid inzake nationaliteit valt binnen de werkingssfeer van het Unierecht zodat de nationale regelgeving met betrekking tot verkrijging en verlies van de nationaliteit van een lidstaat niet in strijd mag zijn met het Unierecht.
De Afdeling stelt nu onomwonden dat zij ervan uit gaat dat de artikelen 20 en 21 WEU van toepassing zijn, ongeacht of het burgerschap van de Europese Unie verloren gaat als gevolg van een uitdrukkelijk intrekkingsbesluit of door van rechtswege vervallen van de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie. In beide gevallen verliest de betrokkene immers zijn belangrijkste hoedanigheid van burger van de Unie.
Voor mensen met dubbele nationaliteit is het extra pijnlijk dat het verlies van de Nederlandse nationaliteit, en dus van het burgerschap van de Europese Unie (voor Nederlanders die tevens een nationaliteit van buiten de EU hebben), optreedt na tien jaar verblijf buiten Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en de Europese Unie, terwijl een Nederlands paspoort sinds maart 2014 10 jaar geldig is. Met andere woorden: de verliesdatum van je Nederlandse nationaliteit valt samen met de houdbaarheidsdatum van je Nederlandse paspoort. In de praktijk betekent dit dat als je na 10 jaar je Nederlandse paspoort wilt verlengen je te horen krijgt dat je geen Nederlander meer bent omdat het meer dan 10 jaar geleden is dat je je laatste Nederlandse paspoort verstrekt hebt gekregen. Tegelijkertijd verlies je ook je Unieburgerschap, terwijl dit door het Hof van Justitie van de EU als de primaire hoedanigheid van onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie wordt beschouwd.
In het wetsvoorstel dat de naturalisatietermijn verlengt van 5 naar 7 jaar wordt geregeld dat de automatische verliestermijn van 10 jaar wordt verlengd naar 15 jaar. Dit wetsvoorstel is ingediend op 21 januari 2014 en ligt al geruime tijd ter behandeling bij de Eerste Kamer. Het is vooralsnog onduidelijk of en wanneer het in werking zal treden. Stemming over het wetsvoorstel in de Eerste Kamer staat gepland voor 26 september 2017.
Bron: Everaert advocaten, 2 mei 2017 en 9 juni 2017 (Hermie de Voer)
0 reacties