De belastingheffing op winstuitkeringen aan aandeelhouders lijkt in Europese verband niet houdbaar. Dat kan goed nieuws zijn voor Nederlandse pensioenfondsen.
(finanzen.nl/AFN) – Het Europees Hof van Justitie legt opnieuw een bom onder de dividendbelasting. Een arrest van het Hof in een Duitse zaak vergroot de kans dat pensioenfondsen miljoenen aan belasting terugkrijgen in de Europese Unie. Ook Nederlandse pensioenfondsen. Daar staat een mogelijke tegenvaller voor de Nederlandse schatkist tegenover, meldt Het Financieele Dagblad.
Het betreft: ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 november 2019 (*)
„Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van kapitaal – Belastingheffing van pensioenfondsen – Verschil in behandeling tussen ingezeten en niet-ingezeten pensioenfondsen – Regeling van een lidstaat die ingezeten pensioenfondsen in staat stelt hun belastbare winst te verlagen door reserves die bestemd zijn voor de pensioenbetalingen daarvan af te trekken en de op dividenden geheven belasting te verrekenen met de vennootschapsbelasting – Vergelijkbaarheid van situaties – Rechtvaardiging”
In zaak C 641/17,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Finanzgericht München (belastingrechter in eerste aanleg München, Duitsland) bij beslissing van 23 oktober 2017, ingekomen bij het Hof op 17 november 2017, in de procedure
College Pension Plan of British Columbia
tegen
Finanzamt München Abteilung III,
Dictum: Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:
1) De artikelen 63 en 65 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan, ten eerste, over de dividenden die door een ingezeten vennootschap aan een ingezeten pensioenfonds worden uitgekeerd bronbelasting wordt geheven die volledig kan worden verrekend met de door dat fonds verschuldigde vennootschapsbelasting en die, wanneer zij hoger is dan de door het fonds verschuldigde vennootschapsbelasting, kan leiden tot een terugbetaling, en, ten tweede, die dividenden niet of nauwelijks leiden tot een verhoging van het aan vennootschapsbelasting onderworpen resultaat, als gevolg van de mogelijkheid om voorzieningen voor pensioenverplichtingen van dat resultaat af te trekken, terwijl over dividenden die aan een niet-ingezeten pensioenfonds worden uitgekeerd bronbelasting wordt geheven die voor een dergelijk fonds een definitieve belastingheffing vormt, wanneer het niet-ingezeten pensioenfonds de ontvangen dividenden gebruikt voor toevoeging aan de voorzieningen voor pensioenen die het in de toekomst moet betalen, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.
2) Artikel 64, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling op grond waarvan, ten eerste, over dividenden die door een ingezeten vennootschap aan een ingezeten pensioenfonds worden uitgekeerd bronbelasting wordt geheven die volledig kan worden verrekend met de door dit fonds verschuldigde vennootschapsbelasting en die, wanneer zij hoger is dan de door het fonds verschuldigde vennootschapsbelasting, kan leiden tot een terugbetaling, en, ten tweede, die dividenden niet of nauwelijks leiden tot een verhoging van het aan vennootschapsbelasting onderworpen resultaat, als gevolg van de mogelijkheid om voorzieningen voor pensioenverplichtingen van dat resultaat af te trekken, terwijl over dividenden die aan een niet-ingezeten pensioenfonds worden uitgekeerd bronbelasting wordt geheven die voor een dergelijk fonds een definitieve belastingheffing vormt, voor de toepassing van die bepaling niet kan worden beschouwd als een op 31 december 1993 bestaande beperking.