ECLI:NL:CRVB:2020:689
Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 18-03-2020 Datum publicatie 19-03-2020 Zaaknummer 17-7161 ANW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
De Svb heeft zich met inachtneming van de beleidsregel SB1076 terecht op het standpunt gesteld dat het besluit van 8 oktober 2012 onmiskenbaar onjuist is als gevolg van een fout van appellante. Dit betekent dat de ANW-uitkering terecht met één jaar terugwerkende kracht is toegekend vanaf het moment dat appellante op 17 maart 2015 het verzoek heeft ingediend. Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
17 7161 ANW Datum uitspraak: 18 maart 2020 Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
4 oktober 2017, 17/3032 (aangevallen uitspraak) Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Daaruit:
OVERWEGINGEN
1.1.
De echtgenoot van appellante is [in] 2010 overleden. Appellante heeft op 1 augustus 2012 een aanvraag gedaan om toekenning van een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW). Bij besluit van 8 oktober 2012 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Het besluit van 8 oktober 2012 is door de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) aan appellante bekendgemaakt. Appellante heeft hiertegen geen rechtsmiddel aangewend, waardoor dat besluit rechtens onaantastbaar is geworden. Op 9 juli 2014 heeft appellante de Svb opnieuw verzocht om toekenning van een ANW-uitkering. De Svb heeft appellante hierop bij brief van 16 oktober 2014 een kopie van het besluit van 8 oktober 2012 toegezonden.
1.2. Op 17 maart 2015 heeft appellante een nieuwe ANW-aanvraag ingediend bij de Svb. Daarbij heeft appellante aangegeven dat zij een nabestaandenuitkering uit Frankrijk ontvangt. Bij besluit van 26 juni 2015 heeft de Svb onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Awb het besluit van 8 oktober 2012 gehandhaafd. Na telefonisch contact heeft de gemachtigde van appellante een kopie van de toekenning van de Franse uitkering aan de Svb toegezonden. Hierop heeft de Svb navraag gedaan bij het Franse zusterorgaan. Daaruit is gebleken dat appellante in Frankrijk een op 12 mei 2011 gedateerde aanvraag heeft gedaan om toekenning van een nabestaandenuitkering, die op 26 januari 2012 is ontvangen. Appellante heeft op die aanvraag geen werkzaamheden in Nederland vermeld. Het Franse orgaan heeft aan appellante met ingang van 1 december 2010 een nabestaandenuitkering toegekend.
1.3. Bij besluit van 30 november 2016 heeft de Svb aan appellante met ingang van juni 2014 een ANW-uitkering toegekend. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt wat betreft de ingangsdatum van de uitkering.
1.4. Bij beslissing op bezwaar van 12 april 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 30 november 2016 gegrond verklaard. Daarbij is de ingangsdatum van de ANW-uitkering alsnog gesteld op maart 2014, één jaar voor de ontvangst van het verzoek om herziening van maart 2015. Daartoe is overwogen dat geen sprake is van een bijzonder geval dat aanleiding geeft de uitkering eerder te doen ingaan, nu appellante in Frankrijk eerder een aanvraag heeft ingediend dan in Nederland en daarbij niet heeft vermeld dat haar echtgenoot in Nederland heeft gewerkt.
(..)
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In geschil is de ingangsdatum van de toekenning van de ANW-uitkering.
4.2.Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven.
4.3.De namens appellante in hoger beroep ingezonden stukken hebben niet tot het oordeel kunnen leiden dat het besluit van 8 oktober 2012 onmiskenbaar onjuist is ten gevolge van een fout van de Svb. Daarvoor is in aanmerking genomen dat de Svb gemotiveerd heeft weersproken dat zij geen aanvraag van 10 mei 2011 door de CNSS heeft ontvangen. De Svb heeft niet eerder dan op 28 augustus 2012 een aanvraag om een ANW-uitkering van appellante ontvangen. Verder heeft meegewogen het door de Svb ingezonden afschrift van de aanvraag van de echtgenoot van appellante van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. Hieruit blijkt dat de echtgenoot van appellante heeft ingevuld dat hij nooit buiten Nederland heeft gewerkt, waardoor er voor de Svb geen enkele aanleiding bestond om onderzoek te doen naar een mogelijk arbeidsverleden in Frankrijk. De Svb heeft zich met inachtneming van de beleidsregel SB1076 terecht op het standpunt gesteld dat het besluit van 8 oktober 2012 onmiskenbaar onjuist is als gevolg van een fout van appellante. Dit betekent dat de ANW-uitkering terecht met één jaar terugwerkende kracht is toegekend vanaf het moment dat appellante op 17 maart 2015 het verzoek heeft ingediend. De in hoger beroep ingebrachte getuigenverklaring van [naam] heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
4.4.Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
ECLI:NL:CRVB:2022:1609 Centrale Raad van Beroep, 14-07-2022, 21/1580 ANW
Datum uitspraak: 14-07-2022
Datum publicatie: 21-07-2022
Rechtsgebieden: Socialezekerheidsrecht
Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl
Inhoudsindicatie:
Nabestaandenuitkering terecht ingetrokken en teruggevorderd. Appellant is door zijn huwelijk niet (tijdig) aan de Svb te melden, zijn inlichtingenplicht niet nagekomen. Het had appellant redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat een huwelijk van invloed kon zijn op de nabestaandenuitkering. Geen redenen om af te zien van terugvordering.