Van een bevriende relatie ontvingen we deze voorbeeldbrief voor zelfstandige grenswerkers die in Nederland werken. Het gaat over de exporteerbaarheid van de nieuwe ondersteuningsregeling i.v.m. corona die binnenkort van toepassing wordt voor zelfstandigen in Nederland.
“Aanvraag voor prestatie ingevolge de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) voor zelfstandigen, die in Duitsland resp. België wonen en in Nederland sociaal verzekerd zijn.
Ik doe hierbij beroep op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) en vraag de door deze regeling in het leven geroepen prestatie aan.
Ik ben een zelfstandige die, ten behoeve van mijn VOF enz. gevestigd in Nederland zelfstandige activiteiten uitoefent in Nederland. Mijn woonplaats is …. (België/Duitsland). Er wordt gesteld dat men om in aanmerking te komen in Nederland wonen. Dit laatste kan geen reden zijn mij de bedoelde prestaties te weigeren, aangezien verordening 883/2004, inclusief het exportbeginsel, van toepassing is.
Ik ben een EU-burger die over de grens werkt. Ik val dus binnen het bereik van verordening 883/2004. Op basis van artikel 11, lid 3, sub a van deze verordening is op mij de Nederlandse wetgeving van toepassing.
De TOZO valt binnen de werkingssfeer van verordening 883/2004. De TOZO-prestaties zijn sociale zekerheidsuitkeringen, geen bijstandsuitkeringen. Immers, (i) de TOZO-prestaties worden toegekend op basis van een juridisch duidelijk omschreven situatie, die geen individuele en discretionaire beoordeling van de persoonlijke behoeften (vermogenstoets, levenvatbaarheidstoets, partnerinkomenstoets) verlangt en (ii) houden duidelijk verband houdt met de (in artikel 3 van Verordening 883/2004 genoemde) socialezekerheidstak van werkloosheid.
Dit punt (ii) is evident, zeker wanneer men het arrest van het Hof van Justitie in de zaak De Cuyper beziet. Het Hof overwoog onder meer dat het doel van een werkloosheidsuitkering erin bestaat “de betrokken werknemers, wanneer zij onvrijwillig werkloos worden, maar nog arbeidsgeschikt zijn, in staat te stellen om in hun behoeften te voorzien” r.o.27), en dat het feit dat een werkloze is “vrijgesteld van de verplichting om zich als werkzoekende te laten inschrijven, en bijgevolg, van de verplichting om op de arbeidsmarkt beschikbaar te blijven” in geen enkel opzicht afbreuk doet aan de kwalificatie van een prestatie als een werkloosheidsuitkering (r.o.29).
De TOZO is een (tijdelijke) werkloosheidsuitkering voor zelfstandigen, die tijdelijk en/of gedeeltelijk werkloos zijn. Op mij is derhalve artikel 65 van verordening 883/2004 van toepassing. Dat betekent dat ik (i) mij ter beschikking dien te stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat (Nederland) stellen en (ii) recht heb op de uitkering alsof ik in Nederland woonde.
Indien u deze uitkering niet kwalificeert als een ’gewone’ werkloosheidsuitkering, doch als een bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie’ dan moet de TOZO-uitkering toch geëxporteerd worden, omdat de TOZO-uitkeringen zijn niet in Bijlage X opgenomen. Dit impliceert dat zij niet vallen onder de categorie van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, waarvan de export kan worden beperkt.
Het stellen van de woonplaatsvoorwaarden in het geval van de TOZ, kan gezien het tijdelijk karakter en feit dat ik mijn VOF onderworpen is aan administratieve controles in Nederland, niet leiden tot fraude c.q. oneigenlijk gebruik. Er is voor de woonplaatsvoorwaarde geen enkel element aangevoerd waaruit blijkt dat deze woonplaatsvoorwaarde objectief gerechtvaardigd en evenredig is.
Tot slot. Tijdens het ontvangen van de TOZO-uitkering zal ik in Nederland werkzaamheden blijven verrichten. Jammer genoeg gezien de situatie minder! Ik blijf derhalve in Nederland onderworpen aan de Nederlandse wetgeving.
Voor de helderheid. Ik heb geen aanspraak op de Belgische Corona-regelingen omdat deze als voorwaarde stellen dat ik in België als zelfstandige sociaal verzekerd moet zijn. Dit was niet het geval.
De Commissie Verzekeringsaangelegenheden (CVA) heeft invulling gegeven aan de gevolgen van de coronacrisis voor de socialezekerheidswetgeving in het geval van grensoverschrijdend werken. De CVA is een overlegorgaan van alle ministeries en uitvoeringsorganisaties die zich bezighouden met internationale sociale zekerheid.
Lees verder op:
https://www.taxlive.nl/nl/documenten/nieuws/coronacrisis-sociale-zekerheid-bij-grensoverschrijdend-werken/
De SVB schrijft het volgende:
Welke maatregelen worden voor zelfstandigen en ondernemers genomen
Veel zelfstandig ondernemers kunnen in financiële problemen komen, omdat ze door de corona-maatregelen inkomsten mislopen. De overheid in België, Duitsland en Nederland helpen zelfstandigen met financiële ondersteuning.
Lees verder op:
https://www.svb.nl/nl/bbz-bdz/corvid19/zelfstandigen-ondernemers
https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-sociale-zaken-en-werkgelegenheid/documenten/kamerstukken/2020/04/24/uitbreiding-doelgroep-tozo
Daaruit:
Zelfstandigen in grenssituaties De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is thans zo vormgegeven dat een zelfstandige in aanmerking kan komen als hij in Nederland woonachtig is én zijn bedrijf in Nederland gevestigd is. Zoals ik in de antwoorden op Kamervragen over de Tozo, d.d. 10 april 2020, heb aangegeven kunnen zich echter grensgevallen voordoen. Er zijn bijvoorbeeld zelfstandigen die in Nederland wonen, maar hun bedrijf in Duitsland of België hebben gevestigd of andersom. Ook deze zelfstandigen kunnen behoefte hebben aan financiële ondersteuning. Daarom heb ik besloten om de doelgroep van de Tozo uit te breiden.
, en
AOW-gerechtigde zelfstandigen Naar aanleiding van de motie van het lid Van Brenk heb ik onderzocht of het verstrekken van bedrijfskapitaal ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal aan zelfstandig ondernemers met de AOW-gerechtigde leeftijd uitvoerbaar is voor gemeenten. De VNG heeft aangegeven dat gemeenten dit goed kunnen uitvoeren. Deze uitbreiding van de doelgroep van de Tozo voor bedrijfskapitaal zal ik regelen in de genoemde ministeriële regeling.
Beantwoording Schriftelijk Overleg Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 5 mei 2020
Daarin:
7. CDA: Recent hebben de leden Palland en Amhaouch schriftelijke vragen gesteld over de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de situatie van grenswerkers (met een Nederlands paspoort), die in België of Duitsland wonen maar wier bedrijf in Nederland is gevestigd (Kamerstuk nr. 2020D16161). Zij komen alleen in aanmerking voor Tozo-bedrijfskapitaal en zijn voor levensonderhoud aangewezen op de sociale bijstand in het woonland. Onzeker is of grenswerkers die bijstand ook daadwerkelijk krijgen, wanneer zij in Nederland belasting betalen. En dan dus mogelijk tussen wal en schip komen. Relevant is of de Tozo onder de werkingssfeer van verordening 883/2004 over de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels valt. Kan de minister deze vraag beantwoorden?
De bijstand ingevolge de Tozo is onderdeel van het Nederlandse stelsel inzake sociale bijstand en valt daarom niet binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) 883/2004 (hierna de coördinatieverordening). In artikel 3, vijfde lid, van de coördinatieverordening is namelijk bepaald dat sociale bijstand niet onder de reikwijdte van deze Verordening valt.
Dat betekent dat er geen verplichting op grond van de coördinatieverordening is om ondernemers die in België of Duitsland wonen maar waarvan het bedrijf in Nederland is gevestigd, in aanmerking te laten komen voor een inkomensaanvulling op grond van de Tozo.
Daarnaast geldt dat, om onder de werkingssfeer van de coördinatieverordening te vallen, er aan twee voorwaarden voldaan moet worden. Allereerst dient het een wettelijk omschreven recht te betreffen. Ten tweede moet de uitkering verbonden zijn met één van de sociale zekerheidsrisico’s genoemd in artikel 3, eerste lid, van de coördinatieverordening (zoals ziekte, invaliditeit of werkloosheid).4 Aan de tweede voorwaarde is, gezien het doel en de voorwaarden van de regeling, niet voldaan.
Het betreft hier een tijdelijke noodmaatregel in verband met de coronacrisis die voorziet in een inkomensondersteuning voor levensonderhoud. De doelgroep van de Tozo bestaat uit zelfstandigen, die worden geconfronteerd met een financieel probleem als gevolg van de coronacrisis. Deze financiële problemen kunnen door allerlei oorzaken ontstaan. Het kan bijvoorbeeld gaan om zelfstandigen die door quarantaine, ziekenhuisopname, vermindering van opdrachten, klanten, aanvoer van grondstoffen of om andere redenen van economische, organisatorische of persoonlijke aard, als gevolg van de coronacrisis, hun activiteit volledig of gedeeltelijk onderbreken. Maar het kan ook gaan om zelfstandige die de activiteiten niet (volledig) onderbroken hebben, maar als gevolg van de coronacrisis wel te maken hebben met een inkomstenderving, die heeft geleid tot een financieel probleem. De uitkering wordt betaald aan zelfstandigen zonder voldoende bestaansmiddelen als een aanvulling tot het sociaal minimum en heeft daarom een algemeen karakter.
Question for written answer E-004637/2020
to the Council
Rule 138
Tanja Fajon (S&D), Klemen Grošelj (Renew), Irena Joveva (Renew), Milan Brglez (S&D)
Subject: Restrictions on travel between EU Member States
In connection with efforts to tackle the consequences of the coronavirus pandemic, the President of the European Council, Charles Michel, and the President of the Commission, Ursula von der Leyen, issued a communication on 15 April emphasising the European approach in the gradual lifting of restrictions. The measures should be based on scientific knowledge and focused on public health, and must be consistent across the Member States and based on respect and solidarity.
In practice, however, national measures (based on a traffic-light system) vary widely, which is in breach of the fundamental principles of a prohibition against discrimination on grounds of nationality (Article 18 TFEU) and free movement of EU citizens (Articles 20 and 21 TFEU). Applying the principle of reciprocity, some Member States (e.g. Denmark) are treating citizens as an epidemiological risk even if they come from a country which, according to the health criteria, does not present an epidemiological risk.
Consequently, the same country is on the red list for some countries and on the orange or green list for others.
1. Is the Council aware of the travel restriction measures taken by the individual Member States?
2. Do such restrictions constitute a violation of the principles of non-discrimination on grounds of nationality and freedom of movement of EU citizens?
3. Does the Council intend to take action – and if so, what action – in cases where European law and fundamental principles have been violated?
ECLI:NL:RBLIM:2022:3194
Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 25-04-2022 Datum publicatie
26-04-2022 Zaaknummer ROE 20 _ 3505 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken
Bodemzaak Eerste aanleg – meervoudig Inhoudsindicatie
Tozo 1. Woonplaatsvoorwaarde artikel 11 PW in strijd met de vrijheid van vestiging artikel 49 VWEU. Beroep gegrond.
Eisers wonen in België en hebben een bedrijf in Maastricht. Omdat zij niet in Nederland wonen komen zij volgens verweerder niet in aanmerking voor een Tozo-uitkering.
De rechtbank merkt dit aan als een beperking van de vrijheid van vestiging omdat door het hanteren van de woonplaatsvoorwaarde het voor eisers minder aantrekkelijk is om in Nederland gevestigd te blijven. Zij kunnen immers geen beroep doen op de inkomensvoorziening van de Tozo 1, een regeling die speciaal in het leven is geroepen om zelfstandigen te ondersteunen bij financiële problemen ten gevolge van de coronacrisis, terwijl personen die in Nederland een bedrijf hebben en hier ook wonen dat wel kunnen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de woonplaatsvoorwaarde noodzakelijk is uit het oogpunt van een onevenredige belasting van het sociale bijstandsstelsel, omdat verweerder dit standpunt niet met cijfers heeft onderbouwd, terwijl er sprake is van een relatief kleine groep potentieel rechthebbenden op een algemene bijstandsuitkering op grond van de Tozo 1 en de uitkeringsduur ook beperkt is tot maximaal drie maanden. Voor zover verweerder heeft willen betogen dat de onevenredige belasting van het sociale bijstandsstelsel is gelegen in eventuele precedentwerking bij het loslaten van de woonplaatsvoorwaarde voor sociale bijstandsuitkeringen volgt de rechtbank dat niet. Het is immers niet gezegd dat de export van sociale bijstandsuitkeringen per definitie zal leiden tot een onevenredige belasting van het sociale bijstandsstelsel. Tevens heeft de rechtbank gewezen op het karakter van de Tozo 1 als zijnde een tijdelijke steunmaatregel met versoepelde voorwaarden voor zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen zijn geraakt, wat in het kader van precedentwerking wezenlijk verschilt van andere bijstandsuitkeringen.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende gemotiveerd waarom de woonplaatsvoorwaarde noodzakelijk is uit het oogpunt van de rechtmatigheidscontrole van de Tozo-uitkering, omdat verweerder dit enkel heeft onderbouwd met de stelling dat hij in het buitenland niet bevoegd is om de rechtmatigheid van een uitkering te controleren. De rechtbank overweegt dat de rechtmatigheidscontrole van de Tozo 1 relatief beperkt is door de afwezigheid van een partner- en vermogenstoets. Voor zover de rechtmatigheidscontrole bewerkelijker is voor personen die in het buitenland wonen, is niet duidelijk dat voor die rechtmatigheidscontrole niet samengewerkt zou kunnen worden met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat het niet in verhouding staat om personen de toegang tot een algemene bijstandsuitkering op grond van de Tozo 1, wat te gelden heeft als het laatste sociale vangnet, te ontzeggen, enkel omdat verweerder niet zelfstandig bevoegd is om de rechtmatigheid van die uitkering te controleren, terwijl daar wel andere oplossingen voor denkbaar zijn.
Tenslotte stelt de rechtbank vast dat de beperking van de vrijheid van vestiging ook niet valt te rechtvaardigen op grond van artikel 52 van het VWEU.
Dit leidt tot de conclusie dat de woonplaatsvoorwaarde een beperking op de vrijheid van vestiging maakt en die beperking niet te rechtvaardigen is. Het beroep is daarom gegrond en het besluit wordt vernietigd, waarbij aan verweerder wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak. Vindplaatsen
Rechtspraak.nl Viditax (FutD), 26-4-2022
FutD 2022-1259 met annotatie van Fiscaal up to Date
RECHTBANK limburg Zittingsplaats Roermond Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/3505 uitspraak van de meervoudige kamer van 25 april 2022 in de zaak tussen [namen eiser en eiseres]
hierna tezamen: eisers (gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
zie deze kamervragen nav het hierboven vermelde arrest:
2022Z08508
(ingezonden 29 april 2022)
Vragen van de leden Palland en Amhaouch (beiden CDA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Rechter steunt grensondernemers over Tozo’
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2022Z08508&did=2022D17281
ECLI:NL:CRVB:2023:1101
Instantie Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak 27-06-2023 Datum publicatie 27-06-2023
Zaaknummer22/1743 TOZO Rechtsgebieden Bestuursrecht, Socialezekerheidsrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak gaat over de vraag of betrokkenen, die in Nederland werken als zelfstandig ondernemer en in België wonen, recht hebben op een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Tozo 1. Deze uitkering was bedoeld voor zelfstandigen die door de coronacrisis financieel zijn geraakt en werd vanaf maart 2020 voor maximaal drie aaneengesloten kalendermaanden verstrekt. Volgens de Tozo 1 hebben alleen zelfstandigen die in Nederland wonen recht op de Tozo 1-uitkering. De vraag is of dit woonlandvereiste is toegestaan op grond van het recht van de Europese Unie (EU). Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat de afwijzing van de aanvraag van betrokkenen rechtmatig is. Van een beperking van de vrijheid van vestiging als bedoeld in artikel 49 van het VWEU2 is geen sprake.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 april 2022, 20/3505 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
[betrokkene 1] (betrokkene 1) en [betrokkene 2] (betrokkene 2), wonende in België (betrokkenen)
ECLI:NL:CRVB:2023:1100 Centrale Raad van Beroep, 27-06-2023, 22/1201 TOZO
Datum uitspraak: 27-06-2023 Datum publicatie: 27-06-2023
Rechtsgebieden: Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl
Inhoudsindicatie:
Deze uitspraak gaat over de vraag of appellant, die in Nederland werkt als zelfstandig ondernemer en in Duitsland woont, recht heeft op een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Tozo 1. Deze uitkering was bedoeld voor zelfstandigen die door de coronacrisis financieel zijn geraakt en werd vanaf maart 2020 voor maximaal drie aaneengesloten kalendermaanden verstrekt. Volgens de Tozo 1 hebben alleen zelfstandigen die in Nederland wonen recht op de uitkering. De vraag is of dit woonplaatsvereiste is toegestaan op grond van het recht van de Europese Unie. De Raad is het eens met de rechtbank dat de Tozo 1-uitkering moet worden aangemerkt als een sociale bijstandsuitkering en daarom niet valt onder de werkingssfeer van Vo 883/2004.2 Appellant kan aan deze verordening dan ook geen recht op export van de Tozo 1-uitkering ontlenen. Ook artikel 49 van het VWEU3 dwingt Nederland niet de Tozo 1-uitkering uit te betalen aan de zelfstandige die woont in een andere lidstaat van de Europese Unie. De afwijzing van de aanvraag van appellant is daarom rechtmatig.