Selecteer een pagina

Belastingverdrag met Algerije

feb 11, 2019

35 057 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Volksrepubliek Algerije tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; Algiers, 9 mei 2018

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

 

TOELICHTENDE NOTA

I. ALGEMEEN

I.1. Inleiding

Het onderhavige op 9 mei 2018 te Algiers tot stand Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Volksrepubliek Algerije tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol (Trb. 2018, 65, hierna: het «Verdrag» en «het Protocol») geeft regels die aanwijzen welke van de verdragsluitende staten bevoegd is om in overeenstemming met zijn nationale wetgeving belasting te heffen van het inkomen en het vermogen van inwoners van één of van beide staten. Dit teneinde dubbele belasting te voorkomen. Daarnaast regelt het Verdrag, onder meer met het oog op het voorkomen van het ontgaan van belasting, de administratieve wederzijdse bijstand in de vorm van onderlinge uitwisseling van fiscale informatie en invordering van belastingen.

Het Verdrag past goed in het netwerk van circa negentig belastingverdragen die het Koninkrijk der Nederlanden is aangegaan voor (het Europese deel van) Nederland. Hoewel de onderhandelingen tussen Nederland en Algerije voor het belangrijkste deel plaatsvonden voor de afronding van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 1 (hierna: «NFV 2011»), valt het Verdrag binnen de daarin gestelde kaders. De NFV 2011 betreft immers voor een belangrijk deel een weergave van het staande verdragsbeleid. In paragraaf I.7 van deze toelichtende nota is het Toetsschema Standaardcriteria Fiscaal Verdragsbeleid 2011 opgenomen.

I.3.1. Algemeen

De Nederlandse inzet van de onderhandelingen in 2009 was gebaseerd op het verdragsbeleid zoals neergelegd in de notitie «Uitgangspunten van het beleid op het terrein van het internationaal fiscaal (verdragen)recht» (Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr. 4; hierna: notitie Verdragsbeleid 1998), waarbij voor het instrumentarium hoofdzakelijk is aangeknoopt bij de bepalingen van het OESO-modelverdrag volgens de teksteditie van juli 2005 (hierna: het OESO-modelverdrag). De inzet van Algerije was vooral gebaseerd op het door de Verenigde Naties ontwikkelde modelverdrag voor belastingverdragen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden (hierna: het VN-modelverdrag).

De in het Verdrag neergelegde regelingen weerspiegelen een resultaat dat in het licht van de over en weer naar voren gebrachte wensen als evenwichtig kan worden beschouwd. Daarbij wordt opgemerkt dat de aanvankelijk door Nederland gewenste uitsluitende woonstaatheffing voor deelnemingsdividenden, interest en royalty’s niet haalbaar bleek, en uiteindelijk is ingestemd met een bronheffing van 5% voor deelnemingsdividenden (en van 15% voor overige dividenden), van 8% voor interest, met enkele belangrijke vrijstellingen, en van 5% voor royalty’s, behalve voor culturele royalty’s waarop een bronheffing van 15% van toepassing is. Verder is er, in het kader van een compromis over de reikwijdte van het begrip vaste inrichting, uiteindelijk voor gekozen geen buitengaatsbepaling op te nemen.

(daaruit):

II.18. Pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen (artikel 18 van het Verdrag)

Artikel 18 ziet op het heffingsrecht over pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen. De bepaling sluit aan bij het Nederlandse verdragsbeleid en bevat, in afwijking van het OESO-modelverdrag, een bronstaatheffing voor fiscaal gefacilieerd opgebouwde pensioenen, andere soortgelijke beloningen en lijfrenten, inclusief afkoopsommen daarvan. Ook voor socialezekerheidsuitkeringen is een bronstaatheffing opgenomen. Voorts zij opgemerkt dat, in afwijking van het OESO-modelverdrag, de onderhavige bepaling zowel betrekking heeft op pensioenen die zijn opgebouwd in de particuliere sector als op pensioenen die zijn opgebouwd in overheidsfuncties. Hierop wordt in paragraaf II.19 nader ingegaan.

Het Algerijnse pensioenstelsel kent, evenals het Nederlandse, voor de belastingheffing een zogenoemde omkeerregel. Pensioenpremies zijn derhalve aftrekbaar, aanspraken zijn vrijgesteld, en pensioenuitkeringen zijn belast bij uitbetaling. Ook pensioenuitkeringen aan geëmigreerde pensioengenieters zijn belast. Onder pensioenen worden in Algerije ook de socialezekerheidsuitkeringen begrepen. Met de in artikel 18 overeengekomen bronstaatheffing wordt gewaarborgd dat uitkeringen uit een in Nederland fiscaal gefacilieerd opgebouwd pensioen (of lijfrente) aan een inwoner van Algerije in Nederland kunnen worden belast en vice versa.

In het eerste lid is het heffingsrecht opgenomen voor de bronstaat over pensioenen, andere soortgelijke beloningen en lijfrenten, die worden betaald aan een inwoner van de andere staat.

Ingevolge het tweede lid heeft een staat een uitsluitend heffingsrecht ter zake van uitkeringen die onder de socialezekerheidswetgeving van die staat worden betaald aan een inwoner van de andere staat.

Het derde lid regelt wanneer een verdragsluitende staat kan worden aangemerkt als de bronstaat van een pensioen, andere soortgelijke uitkering of lijfrente. Dit is het geval voor zover de daarvoor betaalde premies, dan wel de aanspraken op pensioenen, andere soortgelijke beloningen en lijfrenten, in die staat in aanmerking zijn gekomen voor fiscale tegemoetkoming (sourcing-rule). Ter verduidelijking is daarbij bepaald dat de overdracht van een pensioen, andere soortgelijke uitkering of lijfrente van een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij van een verdragsluitende staat naar een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij in enige andere staat, het heffingsrecht van de bronstaat niet aantast.

Het vierde lid bevat de definitie van de uitdrukking «lijfrente».

Het vijfde lid stelt zeker dat het onderhavige artikel ook van toepassing is op afkoopsommen van pensioenen, andere soortgelijke beloningen en lijfrenten, ongeacht het tijdstip van betaling daarvan.

II.19. Overheidsfuncties (artikel 19 van het Verdrag)

Artikel 19 regelt de toewijzing van het heffingsrecht over inkomsten die worden ontvangen door een natuurlijke persoon vanwege werkzaamheden die (in dienstverband) voor de overheid zijn verricht. De bepaling is in lijn met artikel 19 van het OESO-modelverdrag, behoudens dat de onderhavige bepaling geen betrekking heeft op pensioenen. In overeenstemming met het in onderdeel 2.11.2 van de NFV 2011 uiteengezette verdragsbeleid wordt in het Verdrag, aangezien artikel 18 van het Verdrag dat betrekking heeft op pensioenen een volledig heffingsrecht bevat voor de bronstaat, geen onderscheid gemaakt tussen pensioenen die betrekking hebben op in de particuliere sector verrichte werkzaamheden en pensioenen die betrekking hebben op overheidsfuncties. Voor de goede orde zij daarbij opgemerkt dat dit geen afbreuk doet aan de (ook in het OESO-modelverdrag opgenomen) gebruikelijke toewijzing van de heffingsrechten over overheidspensioenen van zogenoemde lokale medewerkers aan hun woonstaat. Dergelijke pensioenen zullen namelijk niet voldoen aan de sourcing-rule van artikel 18, derde lid, van het Verdrag, en zijn daarom niet aan een bronstaatheffing ingevolge artikel 18, eerste lid, onderworpen.

Volgens het eerste lid, onderdeel a, mogen salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen ter zake van overheidsfuncties worden belast in de verdragsluitende staat waarvoor de overheidsfuncties zijn verricht. Het eerste lid, onderdeel b, maakt daarop een uitzondering. De staat waarin de werkzaamheden worden verricht (werkstaat) heeft het heffingsrecht als de werknemer inwoner is van de werkstaat en tevens de nationaliteit heeft van die staat, of niet inwoner van die staat is geworden enkel om daar werk te verrichten voor de overheid van de andere staat. Deze uitzondering strekt ertoe lokaal aangeworven medewerkers van bijvoorbeeld een ambassade in hun woonland belastingplichtig te laten zijn in plaats van in de staat bij wiens ambassade zij werkzaam zijn.

Ingevolge het tweede lid geldt de in het eerste lid opgenomen verdeling van heffingsrechten niet voor salarissen, lonen en soortgelijke beloningen die worden ontvangen ter zake van werkzaamheden die zijn of worden verricht voor een door de overheid gedreven onderneming. Artikel 15 (niet-zelfstandige arbeid), artikel 16 (directeursbeloningen), of artikel 17 (artiesten en sportbeoefenaars) zijn dan van toepassing.

II.24. Vermijding van dubbele belasting (artikel 24 van het Verdrag)

In artikel 24 is neergelegd op welke manier beide landen dubbele belasting vermijden. In het eerste tot en met het vierde lid is, in lijn met het Nederlandse verdragsbeleid, bepaald hoe Nederland voorziet in het vermijden van dubbele belasting voor inkomsten genoten door een inwoner van Nederland die volgens het Verdrag (ook) in Algerije mogen worden belast.

Uit het eerste lid volgt expliciet dat Nederland de inkomsten die (ook) in Algerije mogen worden belast in de grondslag mag betrekken waarnaar de Nederlandse belasting wordt geheven. Daarmee wordt ook bevestigd dat Nederland de tariefprogressie die met name in de inkomstenbelasting gestalte krijgt ook met betrekking tot inkomsten uit Algerije mag effectueren.

Het tweede lid bepaalt vervolgens dat voor de daar genoemde inkomsten belastingvermindering wordt verleend volgens de vrijstellingsmethode.

In het derde lid wordt voor andere inkomsten waarover Algerije belasting mag heffen, uitgewerkt dat Nederland in die gevallen een vermindering ter vermijding van dubbele belasting verleent volgens de verrekeningsmethode met evenredigheidslimiet. Het betreft, kort gezegd, passieve inkomsten, zoals dividenden, interest en royalty’s, maar ook bestuurdersinkomsten, inkomsten van sporters en artiesten en afkoopsommen van pensioenen en dergelijke waarvoor een bronstaatheffing geldt.

In het vierde lid is neergelegd dat Nederland bij het vermijden van dubbele belasting over winst behaald met een in Algerije gelegen vaste inrichting, de verrekeningsmethode hanteert in plaats van de vrijstellingsmethode, indien op grond van de Nederlandse regelgeving die methode toepassing vindt bij het vermijden van dubbele belasting over die inkomsten. Dit is de zogenoemde «zwartegatenbepaling». Zo is bij de hiervoor beschreven objectvrijstelling bepaald dat de objectvrijstelling niet geldt voor winst uit een laagbelaste buitenlandse beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 15g van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969; in dat geval wordt voorzien in een verrekening van de op die winst drukkende buitenlandse belasting op de voet van de in artikel 23d van die Wet getroffen regeling. Door het opnemen van het vierde lid kan Nederland deze in de Nederlandse wetgeving opgenomen regeling ter vermijding van dubbele belasting ook in relatie tot Algerije toepassen.

In het vijfde lid is ten slotte bepaald dat als een inwoner van Algerije inkomsten ontvangt die volgens dit Verdrag mogen worden belast in Nederland, Algerije een vermindering ter vermijding van dubbele belasting verleent volgens de verrekeningsmethode met evenredigheidslimiet. Daarbij staat Algerije een aftrek toe van de in Nederland betaalde belasting, maar tot ten hoogste het bedrag van de Algerijnse belasting die toerekenbaar is aan het inkomen dat belast mag worden door Nederland.

5 Reacties

  1. Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische
    Volksrepubliek Algerije tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting (met Protocol); Algiers, 9 mei 2018
    VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
    II Reactie van de Staatssecretaris
    De vaste commissie voor Financiën heeft op 22 november 2018 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Financiën over de brief van 16 oktober 2018 (Kamerstuk 35 057, nr. 1) waarin de minister van Buitenlandse Zaken het voorstel overlegt tot stilzwijgende goedkeuring van het op 9 mei 2018 tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Volksrepubliek Algerije tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting (met Protocol), Trb. 2018, 65, hierna aangeduid als: ‘het Verdrag’.
    Daaruit:

    “Artikel 18 (pensions) van het OESO-modelverdrag voorziet in een woonstaatheffing over (regulier betaalde) pensioenen en soortgelijke uitkeringen, behoudens de toepassing van het “overheidsartikel” (artikel 19). Artikel 18 (alternatief A) van het VN-modelverdrag (pensions and social security payments) sluit daarbij aan, maar voorziet daarboven ook in een bronstaatheffing over pensioenen en soortgelijke uitkeringen die gedaan worden volgens de sociale zekerheidswetgeving van het bronland. Volgens artikel 18 (alternatief B) van het VN-modelverdrag mag het bronland ook belasting heffen over pensioenen en soortgelijke uitkeringen die worden betaald door een inwoner van het bronland of door een daarin gevestigde vaste inrichting; “

    “Anders dan artikel 18 van het OESO-modelverdrag is in artikel 18 van het Verdrag een bronstaatheffing over pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen overeengekomen. Voorts heeft artikel 18 van het Verdrag zowel betrekking op pensioenen die betrekking op werkzaamheden die zijn verricht in de private sector als op pensioenen die betrekking hebben op verrichtte overheidsfuncties, zoals ook toelicht in de artikelsgewijze toelichting op artikel 18 en artikel 19 van het Verdrag;”

    “Anders dan het OESO-modelverdrag bevat artikel 25, zesde lid, van het Verdrag (non-discriminatie) bepalingen over de aftrekbaarheid in de werkstaat van pensioenpremies die natuurlijke personen betalen bij voortgezette deelname aan een fiscaal erkende pensioenregeling in de andere staat; “

    zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/02/08/bijlage-1.-antwoorden-schriftelijk-overleg-belastingverdrag-nederland-en-algerije

    Antwoord
  2. Welk land volgt? Na Duitsland, Denemarken en België nu zelfs Algerije.
    Weet iemand of er ook gesprekken gaande zijn met Frankrijk, en zo ja, in welk stadium en kans van slagen.
    Dit zou voor permanent in Frankrijk wonende gepensioneerde Nederlanders met een “niet in overheids dienst opgebouwd pensioen” een forse verandering betekenen.

    Antwoord
    • Met Frankrijk zijn moeizaam lopende onderhandelingen gaande over wijzigingen van het bestaande belastingverdrag.

      Antwoord
  3. ECLI:NL:CRVB:2022:1793 Centrale Raad van Beroep, 15-08-2022, 20/2399 ANW-P
    Datum uitspraak: 15-08-2022
    Datum publicatie: 18-08-2022
    Rechtsgebieden: Socialezekerheidsrecht
    Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
    Vindplaatsen: Rechtspraak.nl
    Inhoudsindicatie:
    Verzoek aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing. Export ANW-uitkering. De Raad zal de vraag aan het Hof voorleggen of Algerijnse werknemers of hun nabestaanden voor de rechter een rechtstreeks beroep kunnen doen op artikel 68, vierde lid, van de Associatieovereenkomst met Algerije.

    Antwoord
  4. Ik overweeg om een offshore in Algerije te starten en wil weten wat de hoogte van de winstbelasting is. Waar kan ik deze informatie vinden of is er iemand die mij hier meer over kan vertellen

    • Hoedanigheid: - Niet-lid
    Antwoord

Laat een reactie achter voor Jan de Voogd Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.