Geen recht op vergoeding kosten Dubai voor verdragsgerechtigde door CAK

Deze procedure is door de VBNGB ondersteund:

ECLI:NL:RBDHA:2019:10617

Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17-10-2019 Datum publicatie 31-10-2019 Zaaknummer AWB – 18 _ 5839 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – meervoudig Inhoudsindicatie

Zvw. Verordening 883/2004. Nederlandse gepensioneerde inwoner van Zwitserland wil van CAK vergoeding van door haar in Dubai gemaakte zorgkosten. Dwingendrechtelijk regiem van de Vo 883/2004 verzet zich daartegen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl

RECHTBANK DEN HAAG, Bestuursrecht, zaaknummer: SGR 18/5839

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , Zwitserland, eiseres, (gemachtigde: [gemachtigde] ),

En het Centraal Administratiekantoor (CAK), verweerder

(gemachtigde: S.G.S. Koning).

25 Reacties

  1. het arrest zelve:
    Overwegingen
    1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
    1.1 Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1935 en woont sinds 1 juli 2011 in Zwitserland. Zij ontvangt een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) uit Nederland van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiseres is op grond van artikel 69, eerste lid, van de Zvw door het College voor Zorgverzekeringen (rechtsvoorganger van Zorginstituut Nederland en het CAK) per 1 juli 2011 als verdragsgerechtigde aangemerkt. Op grond van de Verordening EG 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (Vo 883/2004) heeft zij recht op zorg in Zwitserland ten laste van Nederland. De verzekeringsinstelling in Zwitserland Gemeinsame Einrichtung KVG heeft door middel van het formulier E-121 op 27 juli 2011 bevestigd dat eiseres recht heeft op medische zorg in Zwitserland.
    1.2 Eiseres heeft tijdens een vakantie eind 2017, begin 2018 in Dubai medische kosten gemaakt tot een bedrag van AED ( Dubai Dirham) 350,- (omgerekend € 85,-) , die zij op 16 februari 2018 bij verweerder heeft gedeclareerd. Bij het primaire besluit heeft verweerder de vergoeding van deze kosten afgewezen. Dit besluit heeft verweerder na heroverweging gehandhaafd.
    2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat eiseres als verdragsgerechtigde aanspraak heeft op zorg in Zwitserland ten laste van Nederland. Zij heeft echter geen recht op verstrekkingen ingevolge de Zvw en ook niet op medische verstrekkingen tijdens een tijdelijk verblijf in Dubai .
    3. Eiseres heeft in beroep samengevat gesteld dat de werking van de Vo 883/2004 niet beperkt is tot het grondgebied van de EU, de EER en Zwitserland, maar ook daarbuiten geldt. Zij is verder van mening dat de wetgeving van de bevoegde staat (Nederland) op haar van toepassing is en niet die van haar woonland Zwitserland. Eiseres vreest dat met de aanwijzing van de wetgeving van Zwitserland op haar situatie het vereiste Europeesrechtelijke sociale beschermingsniveau komt te vervallen. Verweerder heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 67 van de Vo 883/2004 en geen overleg gehad met het bevoegde woonlandorgaan. Volgens eiseres is er sprake van ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen Zvw-verzekerden en verdragsgerechtigde gepensioneerden die buiten Nederland in de EU, de EER, of Zwitserland wonen. Eerstgenoemden genieten voor medische kosten werelddekking. Voor eiseres geldt zo’n uitgebreide dekking niet. Ter onderbouwing van haar standpunten noemt eiseres het arrest Keller (C-145/03), Van Roosmalen (C-300/84), Van Delft (C-345/09) en Hosse (C-86/03). Verder beroept zij zich op Aanbeveling S2 van de Administratieve Commissie.
    4. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder terecht heeft geweigerd de door eiseres in Dubai in 2017/2018 gemaakte zorgkosten te vergoeden.
    4.1 De rechtbank stelt hierbij voorop dat eiseres sinds haar verhuizing naar Zwitserland in 2011 een zogeheten niet actieve verdragsgerechtigde is. Dat betekent dat zij met betrekking tot haar ziektekosten is onderworpen aan de Europese regels van de Vo 883/2004. Deze verordening bevat zogeheten aanwijsregels. Het werkingsgebied van de Vo 883/2004 bestaat uit de EU, de EER en Zwitserland. De van toepassing zijnde aanwijsregels (artikel 19 en 24 van de Vo 883/2004) wijzen het woonland Zwitserland (en niet Nederland) aan als het land waar eiseres aanspraak heeft op zorg. De in het woonland gemaakte zorgkosten brengt Zwitserland vervolgens bij Nederland in rekening. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 december 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4938) volgt dat Nederland als pensioenland alleen verantwoordelijk is voor de betaling van kosten van zorg in het woonland. Eiseres krijgt in het woonland zorg volgens het (basis)woonlandpakket, maar heeft daar geen (basis)verzekering. De rechtbank stelt vast dat het woonlandpakket niet voorziet in de vergoeding van kosten gemaakt buiten het werkingsgebied van de Vo 883/2004 (de rechtbank wijst in dit verband op de beschikking van de Gemeinsame Einrichtung KVG van 5 oktober 2018, r.o. 19).
    4.2 Eiseres is van mening dat het werkingsgebied van de Vo 883/2004 ruimer is dan hiervoor aangegeven. Zij meent dan ook aanspraak te hebben op vergoeding van zorgkosten die zij buiten de EU, de EER of Zwitserland (in dit geval in Dubai ) heeft gemaakt.
    Eiseres heeft deze stelling onderbouwd door te verwijzen naar het arrest Keller (C-145/03) en Van Roosmalen (C-300/84).
    De rechtbank deelt echter niet de algemene, vergaande conclusies die eiseres uit deze arresten trekt. Aan het arrest Keller lag de casus ten grondslag dat een patiënt door behandelend artsen in het land van verblijf binnen de EU naar een ziekenhuis buiten de EU werd verwezen voor een onmiddellijk uit te voeren levensreddende operatie die kennelijk niet binnen de EU kon worden uitgevoerd. Blijkens dit arrest kon alleen in deze specifieke situatie worden geconcludeerd dat de in het derde land gemaakte zorgkosten toch door de verblijfstaat in de EU volgens de in die staat geldende regels worden vergoed. Naar het oordeel van de rechtbank is evident dat de situatie van eiseres niet vergelijkbaar is met die in het arrest Keller . Deze beroepsgrond faalt.
    Dat geldt ook voor het beroep op het arrest Van Roosmalen . Daarin werd aangenomen dat Vo 1408/71 (de voorganger van Vo 883/2004) onder omstandigheden ook buiten de EU werking had voor een werknemer, in dat geval een priester-missionaris, die gedurende zijn werkzame leven grotendeels buiten de EU had gewerkt. Ook daarmee komt de situatie van eiseres niet overeen.
    De conclusie van de rechtbank is dat de door eiseres in Dubai gemaakte zorgkosten niet op grond van Vo 883/2004 voor vergoeding in aanmerking komen.
    4.3
    Ook de stelling van eiseres dat de Zvw op haar van toepassing is, slaagt niet. Deze wet is immers enkel van toepassing op de ingezetene, dan wel op de persoon die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Niet in geschil is dat eiseres niet aan deze voorwaarden voldoet. Verweerder is daarom niet bevoegd eiseres uit hoofde van de Zvw verstrekkingen te doen en haar de in Dubai gemaakte zorgkosten te vergoeden. De verwijzing van eiseres naar de Aanbeveling S2 van de Administratieve Commissie, maakt dat niet anders. Deze Aanbeveling – die overigens niet juridisch bindend is – ziet op personen die in de ene lidstaat verzekerd zijn en in de andere wonen en die medisch noodzakelijke zorg inroepen in een land buiten de EU, waarmee bilaterale overeenkomsten zijn gesloten op het gebied van de sociale zekerheid. De rechtbank stelt vast dat de situatie van eiseres een andere is. Zij is immers niet in Nederland verzekerd. Zij heeft immers op grond van Vo 883/2004 recht op zorg in Zwitserland ten laste van Nederland. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in zijn brief van 28 januari 2014 dezelfde conclusie getrokken. De in Dubai gemaakte zorgkosten komen dus ook niet op grond van de Zvw voor vergoeding in aanmerking.
    4.4
    Eiseres heeft er nog op gewezen dat gepensioneerde voormalige inwoners van Zwitserland wel voor ziektekosten in dat land verzekerd blijven, ook al wonen zij inmiddels elders. De rechtbank ziet daarin evenmin steun voor het standpunt van eiseres dat op haar situatie Nederlands recht van toepassing zou moeten zijn. Binnen het werkingsgebied van de Vo 883/2004 bestaan diverse zorgstelsels die onderling van elkaar kunnen verschillen. Het Zwitserse en het Nederlandse stelsel zijn blijkbaar niet identiek. De rechtbank wijst er op dat de Vo 883/2004 de coördinatie en niet de harmonisatie nastreeft van de verschillende nationale zorgstelsels. De Vo 883/2004 kan dus niet voorkomen dat er tussen de lidstaten verschillen bestaan. Ter illustratie wijst de rechtbank op de arresten Chamier-Glisczinski (C-208/07) en Van Delft (C-345/09; r.o. 95-99), waaruit volgt dat het EU-recht aan een persoon niet kan garanderen dat een verplaatsing naar een andere lidstaat voor de sociale zekerheid neutraal is, met name niet op het niveau van prestaties bij ziekte. Uit die arresten leidt de rechtbank af dat een verschil in verzorgingsniveaus kennelijk voor lief wordt genomen. De grief van eiseres dat met de keuze voor het recht van Zwitserland het vereiste Europeesrechtelijke sociale beschermingsniveau niet kan worden gegarandeerd, treft daarom geen doel.
    4.5
    Eiseres heeft ook nog aangevoerd dat in het buitenland wonende Nederlandse grensarbeiders wel ingevolge de Zvw verzekerd zijn, maar in het buitenland wonende gepensioneerden zoals zij niet. Daarin ziet zij een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling. De rechtbank volgt haar daarin niet. Een ongelijke behandeling is slechts ongerechtvaardigd bij gelijke gevallen. Daarvan is bij gepensioneerden en grensarbeiders geen sprake. Voor deze categorieën van belanghebbenden gelden verschillende aanwijsregels. Die wijzen in het ene geval het woonland aan (gepensioneerden) en in het andere het werkland (grensarbeiders). Het beroep dat eiseres in dit verband heeft gedaan op het arrest Hosse (C-86/03) en de uitspraken van de CRvB van 13 december 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BU7125) en van 11 december 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2836) leidt niet tot een ander oordeel, nu de situatie van eiseres niet overeenkomt met de in dat arrest en die uitspraken besproken gevallen.
    4.6
    Het door eiseres genoemde arrest Van Delft (C-345/09) leidt evenmin tot een ander oordeel. Dit arrest bevestigt integendeel juist dat belanghebbenden zoals eiseres aanspraak hebben op verstrekkingen (zorg) in hun woonland ten laste van het pensioenland en dat de Zvw niet van toepassing is op de situatie van eiseres (zie rechtsoverweging 68).
    4.7
    Eiseres heeft ook nog betoogd dat Zvw-verzekerden wereldwijd tegen ziektekosten zijn verzekerd (werelddekking), terwijl dat voor haar niet geldt. Zij ziet ook hierin een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling. Tot de komst van de Zvw in 2006, bood de particuliere ziektekostenverzekering van eiseres haar ook wereldwijde dekking. Hierdoor was zij op reis telkens volledig verzekerd tegen ziektekosten. Met de komst van de Zvw is dat – aldus eiseres – van haar afgenomen.
    4.8
    Zoals hiervoor vastgesteld valt eiseres nu onder het dwingende regime van de Vo 883/2004, dat haar wat betreft de zorgstelsels geen keuzevrijheid laat (zie het arrest Van Delft ; C-345/09). Dit betekent weliswaar een ongelijke behandeling ten opzichte van in Nederland woonachtige premieplichtigen, maar dit wordt volgens vaste rechtspraak niet overduidelijk onevenredig geacht (de rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de CRvB van 15 april 2015; ECLI:NL:CRVB:2015:1836). Ook deze grief van eiseres treft daarom geen doel.
    4.9
    De rechtbank wijst er ten slotte nog op dat de inwerkingtreding van de Zvw niet alleen voor eiseres nadelige gevolgen heeft gehad. Alle – voor de inwerkingtreding van die wet – particulier verzekerden moeten zich na invoering van de Zvw voor werelddekking bijverzekeren. Eiseres heeft aangevoerd dat zij die mogelijkheid in Zwitserland niet heeft, omdat zij daar geen basisverzekering heeft. Met haar beroep kan eiseres echter niet bereiken dat zij alsnog wordt toegelaten tot een aanvullende verzekering in haar woonland. De rechtbank kan in deze grief niet treden, nu in dit beroep alleen aan de orde kan komen of verweerder terecht heeft geweigerd eiseres de gedeclareerde kosten te vergoeden. Uit al het voorgaande volgt dat de rechtbank die vraag bevestigend beantwoordt.
    5. Het beroep is ongegrond.

    Antwoord
    • ECLI:NL:CRVB:2022:95
      Instantie Centrale Raad van Beroep
      Datum uitspraak 13-01-2022
      Datum publicatie 14-01-2022
      Zaaknummer 19/5075 ZVW
      Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht
      Bijzondere kenmerken Hoger beroep
      Inhoudsindicatie
      Geen procesbelang. De medische kosten die appellante in Dubai heeft gemaakt zijn
      inmiddels door het Zwitserse orgaan Gemeinsamen Einrichtung KVG vergoed. Het
      hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.
      Vindplaatsen Rechtspraak.nl
      Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer
      Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2019,
      18/5839 (aangevallen uitspraak)
      Partijen: [appellante] te [woonplaats], Zwitserland (appellante) , CAK

      OVERWEGINGEN

      1. Appellante woont sinds 2011 in Zwitserland en ontvangt een ouderdomspensioen op grond van
      de Algemene Ouderdomswet. Appellante heeft op grond van artikel 69, eerste lid, van de
      Zorgverzekeringswet (Zvw) in verbinding met artikel 24 van Verordening (EG)
      nr. 883/2004 als verdragsgerechtigde recht op zorg in Zwitserland voor rekening van Nederland.
      Eind 2017 heeft appellante tijdens haar vakantie in Dubai medisch noodzakelijke kosten gemaakt
      van omgerekend € 85,-. Deze kosten heeft appellante bij CAK gedeclareerd.
      In het besluit van 17 april 2018 heeft CAK de gevraagde vergoeding van de in Dubai gemaakte
      kosten voor medische zorg afgewezen. Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 april
      2018 heeft CAK in het besluit van 20 juli 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. CAK acht
      zich niet bevoegd om de declaratie van de kosten voor medische zorg die zijn gemaakt in een land
      buiten de Europese Unie in behandeling te nemen. Ook bestaat geen recht op verstrekkingen op
      grond van de Zvw, omdat appellante niet voor die wet verzekerd is.
      2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit
      ongegrond verklaard.
      Appellante heeft zich uitgebreid gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens
      appellante vloeit uit het Europese recht voort dat Nederland als pensioenland de in Dubai door
      haar gemaakte medische kosten dient te vergoeden.
      Tijdens de procedure in hoger beroep heeft appellante naar aanleiding van vragen van de Raad
      laten weten dat de medische kosten die zij in Dubai heeft gemaakt inmiddels door het Zwitserse
      orgaan Gemeinsamen Einrichtung KVG zijn vergoed. Dit is gebeurd naar aanleiding van een

      uitspraak van het Bundesgericht Luzern van 18 februari 2020, gedaan in een door appellante in
      Zwitserland gevoerde procedure om vergoeding van die medische kosten te verkrijgen.
      Ter zitting van de Raad heeft appellante te kennen gegeven nog steeds procesbelang te hebben
      bij een oordeel van de Raad. Als de Raad CAK zou aanwijzen als bevoegd orgaan om de gemaakte
      medische kosten in Dubai te vergoeden, zou het voor haar in de toekomst mogelijk makkelijker zijn
      een reisverzekering in Nederland af te sluiten. Appellante heeft ook ernstige twijfels of het
      Bundesgericht Luzern het Europese recht wel juist heeft geïnterpreteerd.
      4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
      De Raad ziet zich gelet op de ontwikkelingen in deze zaak geplaatst voor de vraag of appellante
      voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak.
      Volgens vaste rechtspraak is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de
      indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van
      (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren daarvan voor
      die indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel
      belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang (zie bijvoorbeeld de
      uitspraak van de Raad van 2 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2098).
      Tussen partijen is niet in geschil dat het doel dat met deze procedure werd nagestreefd, de
      vergoeding van de in Dubai gemaakte medische kosten, feitelijk is bereikt. Hiermee is het belang
      van appellante bij een beoordeling van het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak in
      beginsel vervallen. Een uitspraak van de Raad in de door appellante gewenste zin, kan in dit
      geding ook feitelijk voor haar geen betekenis meer hebben, omdat haar medische kosten al zijn
      vergoed. Het belang dat appellante bij een dergelijke uitspraak meent te hebben voor een
      mogelijk in de toekomst af te sluiten overeenkomst met een Nederlandse reisverzekeraar, is zuiver
      hypothetisch en is geen procesbelang als in 4.1 bedoeld. Een dergelijke in de privaatrechtelijke
      sfeer af te sluiten reisverzekeringsovereenkomst valt ook overigens buiten de reikwijdte van deze
      procedure. Door appellante is niet gesteld dat zij schade heeft geleden door het bestreden
      besluit, zodat ook op die grond geen sprake is van procesbelang.
      Nu er geen sprake is van procesbelang wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
      5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
      De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

      Antwoord
      • Commentaar jdv. Ik was gemachtigde in deze zaak en ook in de tegen KVG in Zwitserland gevoerde zaak. De claim in Zwitserland is eerder bij de hoogste rechter afgehandeld, ten gunste van de betrokken verdragsgerechtigde, dan die tegen het CAK in Nederland.

        Nu de CRvB de claim tegen het CAK wegens gebrek aan procesbelang niet-ontvankelijk heeft verklaard is er dus geen ultiem inhoudelijk rechterlijk oordeel over het beleid van het CAK, zijnde het bevoegde orgaan van de pensioenstaat van een gepensioneerde verdragsgerechtigde wonend buiten Nederland, gegeven. Ik zal overleggen met het VBNGB bestuur over het mogelijk opnieuw opstarten van een proefprocedure waarbij, anders dan in het geval van Zwitserland, dat evenals Nederland werelddekking in de wettelijke ziektekostenverzekering kent, een EU/EER-woonstaat betrokken is zonder werelddekking.

  2. Dit verslag maakt helaas zaken er niet duidelijker op. Ik was ervan overtuigd dat ik als resident in Portugal met een CAK Ehic kaart in ieder geval in heel Europa een dekking had, inclusief Nederland, en dat ik als ik op reis buiten Europa verbleef dat even moest afstemmen met CAK….

    Antwoord
    • Vooralsnog geldt dus dat u voor vergoeding van medische kosten gemaakt buiten de EU (en EER en Zwitserland) als gepensioneerde verdragsgerechtigde bij tijdelijk verblijf -en evenmin voor een geplande behandeling- (of als verdragsgerechtigd gezinslid van een gepensioneerde) met de EHIC kaart niet terecht kunt. U kunt dus ook geen vergoeding achteraf vragen aan het CAK van dergelijke kosten. Reisverzekeringen die als clausule hebben dat er voor de gemaakte kosten een voorliggende wettelijke dekking moet zijn, zijn voor u evenmin toegankelijk, zo is -achterliggend- juist ivm deze casus al gebleken. Betrokkene en bestuur VBNGB zullen zich beraden op de vraag of hoger beroep aantekenen wenselijk is.

      Antwoord
  3. Ik vind dat er juist heel veel duidelijk is geworden. Zij het op rechtbank-nivo. De VBNGB heeft prima een groot aantal verschillende argumenten aangebracht. Beide standpunten zijn verdedigbaar. Beide standpunten zijn netjes gemotiveerd.

    Sommige redeneringen van de rechtbank zijn “dun”, maar men heeft zijn/haar best duidelijk wel gedaan. Het is nu – lijkt me – een kwestie van nog eens goed kijken of er iets zodanig “dun” of zwak is, dat een hoger beroep zinvol is. Een kwestie ook van goed weerleggen van allerlei rechtbank-argumenten. Ik wil daar best wel bij helpen.

    Probleem met die hele zgn. “pensioenlandzorg” is 1) dat hij niet op een verzekeringsdekking berust, en 2) beperkt is tot het grondgebied Nederland (om het continentaal plat moest ik even lachen). Daarmee ontstaan tal van verschillen tussen de zorgdekkingen van in Nederland wonende (en gewoon zorgverzekerde) – al dan niet gepensioneerde – Nederlanders, en buiten Nederland wonende – verdragsgerechtigde, al dan niet gepensioneerde – Nederlanders.

    In hoeverre die verschillen wel of niet “mogen” (d.w.z. al dan niet discriminrend zijn) is steeds weer een afweging. In deze procedure komt de eiseres/klaagster daar slecht uit. Zoveel is zeker. Ik denk dat blijven hameren op een (meer) gelijke behandeling van vooral Nederlands gepensioneerden in Nederland en buiten Nederland (in de EU) op basis van hogerliggende argumenten (unierecht, EVRM) de beste weg voorwaarts is. Los van de optie voor een vrijwillige opt-in van de ZVW voor buiten Nederland wonende Nederlanders.

    We zijn er nog niet!

    En Roos: je hebt dus alleen een zorgekking binnen de EU met je EHIC van het CAK. Je kunt altijd overal contact over opnemen met CAK, maar een werelddekking heb je niet. Of hoogstens: vanuit het overheids-zorgstelsel in je woonland (Portugal) of vanuit een privé-verzekering met wereld-dekking. Die laatsten bestaan wel, maar zijn lastig, omdat ze “aanvullend” zijn op je woonland-overheids-dekking. En die verschilt van woonland tot woonland.

    Zorg en belastingen zijn binnen de EU niet geharmoniseerd. Men doet aan zgn. “coördinatie”, maar daarbij vallen veel spaanders (en worden velen de dupe). Dat is ook de EU.

    Antwoord
    • Bedankt voor snelle reactie Rudi! In 2016 zijn we paar weken naar US geweest, vooraf heb ik toen CAK gebeld, en daar was een aardige dame die me vertelde dat ik ook in US verzekerd was, maar het wel eerst zelf moest voorschieten, en dat de kosten niet hoger mochten zijn dan dat er in NL gebruikelijk was.
      Wellicht heeft ze zich vergist, maar ik ben er destijds wel met vertrouwen in het CAK naar toe gegaan. En…. geen medicus nodig gehad.

      Antwoord
      • Telefonische informatie van welke Nederlandse instantie dan ook geeft geen recht op toepassing van het vertrouwensbeginsel bij bezwaar of beroep. Is bovendien moeilijk bewijsbaar wat het CAK precies telefonisch antwoordde. Liefst altijd schriftelijk laten bevestigen. Merk op dat ZVW-verzekerden door hun werelddekking wel recht op vergoeding van medische kosten hebben bij ontstane noodzaak in geval van tijdelijk verblijf in de V.S. (tot in de polis met de verzekeraar overeengekomen tarief). Het CAK kan zich vergist hebben in uw geval.

      • Helemaal mee eens!

      • Als ik mij niet vergis is er binnen de VBNGB wel eens een inventarisatie gemaakt van verzekeraars in verschillende EU landen die zo’n dekking voor een verdragsgerechtigde buiten de EU aanieden.

        Omdat ook nu weer blijkt dat mischien best veel mensen zich dus niet bewust zijn van de situatie bij reizen buiten de EU zou dat/zo’n lijstje best nuttig zijn. Als tip voor Jan en het bestuur ….

      • Voor Frankrijk staan onderaan dit artikel wat aanwijzingen voor reisverzekeraars:
        https://www.fanf.fr/zorgverzekerd/
        Voor verdragsgerechtigden wonend in Duitsland , en mogelijk bij sommige Duitse reisverzekeraars ook in aangrenzende Duitstalige landen, geldt dat ingezetenschap vaak voldoende is om een reisverzekering met dekking buiten de EU te kunnen afsluiten (dus dan geen onderscheid tussen gepensioneerde verdragsgerechtigden met woonlandpakket Duitsland en degenen die Duits wettelijk krankenversichert zijn). Van andere landen zijn mij weinig gegevens bekend. Een EU-brede inventarisatie ken ik niet. Ervaringen met reisverzekeraars die aan gepensioneerde verdragsgerechtigden werelddekking bieden worden hier op prijs gesteld.

  4. Eerlijk gezegd ben ik mij het eerste bericht over deze casus rot geschrokken, en dit is door deze uitspraak ook niet beter geworden. Vorig jaar ben ik vlak voor mijn pensionering nog naar Zuid Afrika geweest (onder dekking van Zvw en aanvullende reisverzekering). Als het goed begrijp heb ik nu als verdragsgerechtigde geen dekking meer voor dergelijke uitstapjes, en is de weg via een aanvullende verzekering (die niet wordt aangeboden) ook onbegaanbaar. Dit lijkt mij een ernstige en onacceptabele tekortkoming sinds en door de ZVW herziening van 2006.
    Helaas zijn dit op de schaal van alle Nederlanders maar minimale vlekjes, maar voor de betrokkenen desondanks een onacceptabele beperking.
    Het lijkt mij een goede zaak als de vereniging hier verder aandacht blijft besteden.

    Antwoord
    • Er zijn nog wel situaties waarbij geen voorliggende wettelijke dekking gevraagd wordt door reisverzekeraars. Die verschillen van verzekeraar tot verzekeraar, en van woonland tot woonland. Meestal zijn de premies dan aan de hoge kant, en soms zijn er uitsluitingen van bestaande kwalen.

      Antwoord
  5. DAT en DAT alweer is de reden waarom de ZVW Buitenland Bijdrage geen “premie” is voor de zorgverzekering maar alléén maar een “bijdrage” wordt genoemd.
    Een “premie” geeft rechten op de verzekering waarvoor premie is en wordt betaald.
    Een bijdrage dus niet !?! Nul en generlei rechten.
    Een soort van gedoog-status dus versus ZIN.
    Conclusie : Met een bijdrage zijn we als “bijdragers” dus rechteloos buiten de EU/ZWI.
    Omdat de ZVW geen “basisverzekering” mag heten kan er dus géén zorgverzekering worden afgesloten voor reizen buiten het EU-continentale-plat.

    Dus als ik naar Japan reis, op familie-bezoek, ben ik aan de heidenen overgeleverd, niet verzekerd en raak dan failliet als me daar iets overkomt omdat ik dan ineens en alsnog niet verzekerd zou zijn.
    Ongeacht een reisverzekering, een VISA-Goldcard of wat voor voorziening dan ook.

    Nederland-ZIN, schaam je voor die woordspelletjes met het geneuzel over een premie versus bijdrage.
    Het is de hoogste tijd dat dit discriminerende onderscheid in de status van een verdragsgerechtigde “verzekerde” wordt weggenomen door NL en de EU !

    Wellicht kan de VBNGB eens een inventatisatie starten t.a.v. in welke EU-landen de NL Zvw als “basis-verzekering” geldt en in welke landen niet.
    Ter bescherming van de “onwetenden” in de landen die niet meer weten waar ze aan toe zijn met een reisverzekering voor landen buiten dat Continetale Plat van de EU.

    Antwoord
    • Het onderscheid premie en bijdrage is irrelevant: niet meer dan een semantische kwestie (sommige landen gebruiken hetzelfde woord voor premie en bijdrage) . Het gaat erom welke rechten (en plichten) verbonden zijn aan zowel wettelijke ziektekostenverzekeringen en andere publieke voorzieningen voor dekking van ziektekosten (zoals : het verdragsrecht van titel III, hoofdstuk 1 Vo883/2004): dus de preciese omschrijving van het dekkingspakket.
      Daarop is deze Dubai-zaak dan ook gericht. Het maken van een inventarisatie van de basisverzekering ZVW als zodanig is niet nodig. Dat is precies omschreven in de ZVW, en volledig bekend. Het gaat echter om de vraag wat het verdragsrecht in relatie tot nationaal recht, van de pensioenstaat of de woonstaat, nu precies inhoudt.
      Wie als verdragsgerechtigde een reisverzekering afsluit voor reizen buiten “Europa” dient in de kleine lettertjes te kijken van de polisvoorwaarden of zo’n verzekering (wat betreft zorgkosten) wel (voldoende) zin heeft. Vaak zal men dan stuiten op een eis van voorliggende wettelijke dekking: dan wordt zo’n verzekering tamelijk nutteloos (kan nog wel zinvol zijn voor bagageclaims bijv.). En je moet dat zelf doen, want sommige verzekeraars weten zelf niet wat verdragsrecht als “voorliggende wettelijke voorziening” zou inhouden. Dat is in deze Zwitserse casus bij een Zwitserse reisverzekeraar gebleken. Of in scherper woorden (van Cees van der Wiel): ‘de (in casu: Nederlandse) reisverzekeraar verkoopt dan gebakken lucht als je een verzekering afsluit”.

      Antwoord
  6. PS :
    De AMS-RB en de CRvB-UTR hebben mij nooit antwoord gegeven op die bovenstaande vraag (in de 2013-2015 periode) : is het terecht of onterecht een eonderscheid te maken tussen “bijdrage” en premie voor een verplichte zorg-verzekering.
    Die is daar gewoon onder tafel gehouden en “veiligheidshalve” ook nooit genoemd of benoemd in de uitspraken, weggeraakt in de afvalputjes ter plaatse.

    Antwoord
    • Zoals gezegd: het is irrelevant, en dus geen wonder dat rechters daar niet op in willen gaan. Als het wel relevant zou zijn (voor rechten of plichten) zou je dat zelf moeten aantonen.

      Antwoord
      • Als dat zo “irrelevant” zou zijn :
        WAAROM bestaat dan Uberhaupt dat “semantische” onderscheid ?
        Waarom wordt hier zo krampachtig aan vast gehouden ?

        Juist omdat de verzekeringspolis in NL WEL een “voorliggende wettelijke voorziening” zou zijn (premie) en de buitenland “bijdrage” van de verdragsgerechtigde buitenland verzekering dan weer NIET ?

        Dit onderscheid ligt al ter tafel sinds december 2005 toen de wet haastig door de kamer is geduwd, ondanks de bezwaren van o.a. Hans Wiegel.
        En die kende als (ex-)voorzitter van de zorgverzekeraarsvereniging het klappen van de zweep.

        Kortom, om des rechters woorden te gebruiken : hier klopt iets niet.

        Semantiek geeft een onderliggend waardeverschil aan en is wel degelijk van belang.

      • In Nederland wordt het begrip premie gebruikt voor verzekeringen (al dan niet wettelijk verplicht, al dan niet afgesloten bij een particuliere verzekeraar), en het begrip bijdrage voor een (verplichte of vrijwillige) publieke voorziening. Voorzover het om wettelijk verplichte gaat is het onderscheid tussen een voorziening en een verzekering weinig interessant. Van belang zijn slechts de “voorwaarden waaronder” en “de rechten voortvloeiend uit” de verzekering of de voorziening van toepassing. Die te identificeren is dus slechts van belang.
        De (befaamde) brief van Wiegel, van december 2005, hield in dat hij namens de verzekeraars stelde dat art. 2.5.2.2. IZVW, dat gedeeltelijke ontbinding van bestaande part. polissen toestond, onuitvoerbaar was. Dat deed hij om verzekeraars bij voorbaat te kunnen indekken als ze geen gevolg gaven aan dat artikel (wat in 2006 dan ook massaal geschiedde). De naïviteit van het toenmalige kabinet bestond erin dat ze geen gevolg hebben gegeven aan die waarschuwing. Mijns inziens had het gevolg dienen te (of kunnen) zijn : slechts de verzekerde heeft het recht de polis geheel of gedeeltelijk te ontbinden, niet de verzekeraar, althans zolang niet gegarandeerd kon worden dat de ontbinding tot een redelijke, met ingezetenen vergelijkbare, dekking en dekkingsvoorwaarden op een nieuwe polis zou leiden. Er zijn wel in 2006 proefprocessen geweest tegen de staat en bepaalde verzekeraars, maar die zijn jammer genoeg niet verder doorgezet. De ingeslagen weg van “het verdragsrecht moet als vrijwillig worden gezien”, waardoor bij aanvaarding daarvan bij niet kiezen van verdragsrecht de part. polissen gewoon zouden zijn doorgelopen, bleek Europeesrechtelijk (arrest Van Delft) doodlopend. Een civielrechtelijke procedure (desnoods naast die bestuursrechtelijke) zou de aangewezen weg geweest zijn. Maar deze zienswijze heeft niets te maken met het onderscheid premie versus bijdrage.

  7. Voor Duitsland geldt, voor zover ik het uitgezocht heb, het volgende:
    De wettelijke Krankenkassen geven geen werelddekking, alleen een EHIC voor binnen de EU. Daarmee is men dus aangewezen op het wettelijk systeem van het bezochte land.
    De reisverzekeraars verlangen dan ook geen basisdekking; die is er immers niet.
    De Krankenkassen adviseren hun leden om, ook voor reizen binnen de EU, altijd toch een reis-ziektekostenverzekering af te sluiten. Om meerdere redenen: 1. Eventuele repatriëring wordt nooit door de Krankenkasse vergoed. 2. Behandeling in partikuliere kliniek of praktijk, waar men toch toevallig terecht kan komen, ook niet. 3. Zelfs in het Europese buitenland wordt blijkbaar niet overal de EHIC gekend of geaccepteerd!

    Antwoord
    • Wat punt 3 betreft: dat is geen sterke reden een reisverzekering af te sluiten. Immers Vo883/2004 en Vo987/2009 regelen bij weigering van EHIC wel een vergoeding achteraf door het bevoegde orgaan bij reizen in de EU.
      Aanvullende kosten (vallend buiten het dekkingspakket van het verblijfsland of misschien de staat van aansluiting onder de Patientenrichtlijn) kunnen wel een reden zijn voor het afsluiten van een binnen de EU geldende reisverzekering.

      Antwoord
      • Wat punt 3 betreft ben ik het met Jan eens. Ik gaf slechts weer wat de Krankenkasse (in casu de Techniker Krankenkasse) haar leden adviseert. Maar het is ook niet relevant. Argument 1 en 2 zijn echter steekhoudend. Ook voor in NL ZVW-verzekerden geldt dat repatriëring niet vergoed wordt.
        En duidelijk is, dat de duitse wettelijke zorg geen werelddekking biedt. En dat dat voor de reisverzekeraars geen probleem is.

  8. Ik denk dat de VBNGB er goed aan zou doen om voor alle EU landen een inventarisatie te maken. Af te checken bij enkele nationaal opererende (reis)verzekeraars (zwart op wit hebben dus), bij het betreffende nationale overheidsorgaan, en bij de betreffende NL ambassade.
    Desnoods als betaald onderzoekje uitzetten vanuit VBGB-middelen, uit te voeren door een extern deskundig persoon. Zoals ik ….

    Antwoord
    • Het Bestuur van de VBNGB besloot deze zaak in hoger beroep voort te zetten. Het beraadt zich op andere wegen om (betere) reisverzekeringen met werelddekking te verkrijgen , Daarin past overleg met het Eur. Parlement en de EC, maar ook onderzoek naar hoe per woonland de mogelijkheden voor gepensioneerde verdragsgerechtigden zijn om zo’n reisverzekering af te sluiten.

      Antwoord

Laat een reactie achter voor Roos Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.