AOW-gat voor oudere Surinamers

feb 28, 2020

Tweede Kamer, Pensioenonderwerpen

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Concept

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 19 februari 2020 overleg gevoerd met de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Daaruit:

 

Minister Koolmees:

(..)

Ik wil kort beginnen met een aantal vragen over de problematiek van de onvolledige AOW-opbouw door mensen van Surinaamse afkomst. Die problematiek gaat mij zeer ter harte. De afgelopen periode heb ik veelvuldig gesprekken gevoerd over deze problematiek, bijvoorbeeld ook met de wethouder van Amsterdam, de heer Groot Wassink. Kamerleden hebben, ik denk, twee weken geleden ongeveer een hoorzitting georganiseerd. Die heb ik niet gezien, maar ik heb wel gehoord dat het een emotionele bijeenkomst is geweest en dat er interessante nieuwe inzichten of nieuwe perspectieven op tafel zijn gelegd. Ik begrijp uit de geschiedenis dat deze kwestie emoties met zich meebrengt. Daar is in het verleden ook een aantal keren naar gekeken en er is continu verwezen naar uitspraken van de rechter, van het CBR. En er is een aantal keren een juridische analyse gedaan van deze problematiek.

Ik vind het goed om hier op basis van de feiten naar te kijken en de nieuwe punten uit de hoorzitting mee te nemen. Dat vroeg een aantal Kamerleden. Denk bijvoorbeeld aan de juridische achtergronden en de risico’s, maar ook aan de kwantitatieve gegevens. Ik wil het graag uitzoeken, netjes voor u in een brief opschrijven en voor het AO van april naar uw Kamer sturen. Ik dacht dat de heer Van der Linde dat vroeg. Er ligt overigens ook nog een set Kamervragen van de heer Van Weyenberg en de heer Slootweg waarin op een deel van deze onderwerpen wordt ingegaan. Dus ik probeer de brief voor het AO naar uw Kamer te sturen, maar het is juridisch ingewikkelde materie. Het vergt ook echt zorgvuldigheid. Ik kan snel een route aflopen, maar dan creëer ik misschien verwachtingen die ik niet waar kan maken. Ook dat wil ik gezegd hebben vandaag. Het is vervelend dat we daar niet uitgebreider bij stil kunnen staan vandaag, maar het vergt echt enige tijd om dit uit te zoeken. Daarom ben ik ook blij dat de Kamer een apart AO heeft aangevraagd over deze thematiek. Dan kunnen we daar langer bij stilstaan. Er is in het verleden al heel veel uitgezocht, ook in 2007 en 2009. Maar ik zeg u toe dat ik voor het AO met een uitgebreidere brief, feiten en analyses naar uw Kamer zal toe komen.

21 Reacties

  1. Hoe zeg ik niets met zoveel mogelijk woorden ….

    Antwoord
  2. Is het de bedoeling om Surinamers met onvolledige AOW tegemoet te komen? Ik heb gewerkt op één van de eilanden van de voormalige Antillen, en heb ook een onvolledige Aow in Nederland. Kom ik nu ook in aanmerking voor een tegemoetkoming?

    Antwoord
    • Uit verdere details uit dit Algemeen Overleg blijkt dat de moeilijkheid om oudere Surinamers een (hogere) AOW-uitkering te geven in Nederland (in plaats van een AOW plus een aanvullende uitkering die ene inkomens- en vermogenstoets kent, zit in het probleem dat dan ook andere immigranten daar aanspraak op zouden kunnen maken. De vraag is of het ooit gewoond hebben in een deel van het Koninkrijk der Nederlanden desalniettemin een rechtvaardiging voor een voorkeursbehandeling zou kunnen opleveren. Althans die vraag is in dit Algemeen Overleg opgeworpen door enkele Kamerleden. De (voormalige) Nederlandse Antillen maakten uiteraard ook deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden De Minister komt er dus in april op terug in een apart Algemeen Overleg.

      Antwoord
      • BetreftAOW tekort Surinaamse Nederlanders

        De problematiek van onvolledige AOW-opbouw door ouderen van Surinaamse afkomst gaat mij zeer ter harte. Er wordt al lang over gesproken. Tegelijk is dit zeer complex. Tijdens het Algemeen Overleg van de Tweede Kamer over pensioenonderwerpen van 19 februari 2020 heeft het Kamerlid Van der Linde (VVD) verzocht de belangrijkste feiten op een rij te zetten zodat op basis van gedegen informatie in een Algemeen Overleg hierover gesproken kan worden. Ook zijn eerder vragen gesteld door de Kamerleden Van Weyenberg (D66) en Slootweg (CDA). Naar aanleiding hiervan heb ik daarom toegezegd een feitelijke brief te sturen waarin ik nader inga op de juridische achtergronden en kwantitatieve gegevens over de AOW-opbouw van Surinaamse Nederlanders.

        (..)
        De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
        W. Koolmees
        Lees verder op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/08/19/kamerbrief-aow-surinaamse-nederlanders

      • 2020Z00903
        (ingezonden 22 januari 2020)
        Vragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Slootweg (CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de gedeeltelijke AOW-opbouw van in Nederland wonende mensen met een Surinaamse achtergrond.
        1. Klopt het dat de uitspraken van de Hoge Raad (BNB 1959/162), het voormalige College Gelijke Behandeling (Oordeel 2007-4) en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (ECLI: NL: CRVB:2016:1225) alleen toetsen of het onderscheid tussen ingezetene van het Europese Rijk van Nederland en niet ingezetenen geoorloofd is bij de toepassing van het sociale zekerheidsrecht en daarmee de AOW opbouw?
        Antwoord 1
        Het is correct dat zowel de Centrale Raad van Beroep als de Commissie Gelijke Behandeling geoordeeld hebben dat er een objectieve rechtvaardiging is voor het onderscheid dat wordt gemaakt tussen een ingezetene van het Europees deel van het Koninkrijk en een ingezetene van een deel van het Koninkrijk buiten Europa. In het arrest van de Hoge Raad uit 1959 is geoordeeld dat met het Rijk wordt bedoeld het deel van het Koninkrijk in Europa.
        De Centrale Raad van Beroep geeft in de uitspraak uit 2016 aan dat het Statuut van het Koninkrijk voorschrijft dat de onderdelen van het Koninkrijk zelf zorgdragen voor de sociale zekerheid. Op grond van deze regel in het Statuut waren Surinaamse Nederlanders die van 1957 tot 1975 woonachtig waren in Suriname, verzekerd voor de oudedagsvoorziening in Suriname. Daarnaast heeft de Centrale Raad zich uitgesproken over het onderscheid naar woonplaats tussen Nederlanders die – na invoering van de AOW in 1957 – een periode in Suriname hebben gewoond, en andere Nederlanders. Daarover heeft de Centrale Raad geoordeeld dat een beroep op het verbod van discriminatie naar woonplaats niet slaagt. De afbakening van de kring van verzekerden van de volksverzekeringen tot ingezetenen is toelaatbaar. De Commissie Gelijke Behandeling was in 2007 van oordeel dat er sprake was van een objectieve rechtvaardiging voor het criterium “ingezetene” in de AOW.
        2. Klopt het dat deze uitspraken niet per definitie leiden tot de constatering dat er geen onderscheid kan worden gemaakt, indien gewenst, tussen mensen in Nederland met een gedeeltelijke AOW die altijd in het Koninkrijk der Nederlanden hebben gewoond en die buiten het Koninkrijk der Nederlanden hebben gewoond? Klopt het dat hier niet per definitie uit afgeleid kan worden dat er geen onderscheid kan worden gemaakt tussen verschillende niet-ingezetenen van Europees Nederland?
        Antwoord 2
        Zowel de Centrale Raad als de Commissie Gelijke Behandeling concluderen dat er een objectieve rechtvaardiging is voor het onderscheid naar ingezetenschap dat wordt gemaakt in de AOW. Het klopt verder dat deze uitspraken het niet onmogelijk maken dat burgers AOW krijgen over de jaren dat zij geen ingezetene waren in Nederland. Op basis van de AOW en bestendige rechtspraak is de overheid hier echter niet toe verplicht. In het geval een groep burgers over de jaren dat ze niet-ingezetene waren in Nederland, toch recht krijgt op AOW over die jaren, dan vormt dit een inbreuk op ons stelsel van volksverzekeringen, waarin ingezetenschap in Nederland een voorwaarde is om voor een uitkering in aanmerking te komen. Ook zal het toekennen van het recht aan een groep mogelijk een uitwerking hebben naar andere groepen die nu ook geen opbouw van AOW hebben voor de tijd dat ze niet-ingezetenen waren in Nederland.
        Als er voor de Surinaamse Nederlanders een uitzondering gemaakt wordt op de voorwaarde van ingezetenschap in de AOW, dan bestaat de mogelijkheid dat ook voor andere niet-ingezetenen een uitzondering gemaakt zou moeten worden. Het is immers de vraag of er een objectieve rechtvaardiging is om Surinaamse Nederlanders wel te behandelen alsof ze ingezetene waren in Nederland, terwijl ze in Suriname woonden, en andere burgers die een bepaalde periode onder vergelijkbare omstandigheden geen ingezetene waren, niet zo te behandelen. Wanneer alleen de Surinaamse Nederlanders tegemoet worden gekomen, kunnen andere groepen in vergelijkbare omstandigheden met een beroep op het beginsel van gelijke behandeling om dezelfde regeling vragen, indien zij een onvolledige AOW hebben vanwege het feit dat zij een deel van hun leven geen ingezetene waren van Nederland.
        3. Welke bestaande regelingen zijn er die specifiek gericht zijn op in Nederland wonende mensen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond, zoals de Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen?
        Antwoord 3
        De genoemde Toeslagregeling houdt in dat Nederland sinds 1985 de pensioenen van voormalige Koninkrijksambtenaren in Suriname en de Nederlandse Antillen betaalt. Belanghebbenden zijn gepensioneerden die zich vóór 1 mei 1985 blijvend in Nederland hebben gevestigd, dan wel hun nabestaande(n). In eerste instantie betrof het een tijdelijke voorschotregeling en deze werd op 9 december 1993 bij wet bekrachtigd op basis van een Ministerraadsbesluit van 26 juni 1992. Dit is de enige mij bekende bestaande regeling specifiek gericht op in Nederland wonende mensen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. Van belang bij deze regeling is dat het een bijzondere regeling betreft voor ambtenaren met een arbeidsrechtelijk karakter. De voorwaarden en rechten in het kader van deze regeling zijn gerelateerd aan de ambtelijke arbeidsbetrekking en niet aan het ingezetenschap. Het gaat in deze regeling derhalve niet om de relatie met de overheid van het land waar men ingezetene is, maar om de relatie tussen de overheid als werkgever en de ambtenaar. 4. Heeft de Sociale Verzekeringsbank na de onafhankelijkheid van Suriname actief kenbaar gemaakt aan Surinamers die naar Nederland immigreerden dat zij geen AOW-jaren hebben opgebouwd vanaf 1957, ook al waren ze onderdeel van het Koninkrijk, en dat zij dus AOW-jaren moesten inkopen om geen AOW-gat te hebben?
        Antwoord 4
        Voor Surinamers die naar Nederland kwamen was het mogelijk om zich, voor de jaren dat men in Suriname heeft gewoond, in te kopen voor het AOW-pensioen. Hiermee wordt voorkomen dat men later een gekort AOW-pensioen heeft.
        In de jaren zestig en zeventig is meerdere malen een generaal pardon verleend voor personen voor wie de toen geldende beslistermijn van één jaar reeds was verstreken. Hen werd alsnog de mogelijkheid geboden zich binnen een beperkte termijn in te kopen. In totaal zijn er een achttal generaal pardonregelingen geweest die betrekking hadden op de vrijwillige verzekering AOW. De laatste generaal pardon-periode liep tot 1 januari 1976. In 2001 is de termijn voor inkoop verlengd van 1 naar 5 jaar. In 2008 is deze termijn nog verlengd naar 10 jaar.
        Omtrent de mogelijkheid tot inkoop werd in het verleden algemene voorlichting gegeven door de SVB die niet gericht was op specifieke groepen zoals de Surinamers die zich in Nederland vestigden. In de periode van 2009 tot 2014 heeft de SVB de voorlichting aan immigranten over de mogelijkheid tot inkoop AOW geïntensiveerd. De belangstelling voor de inkoopregeling bleef echter zeer laag. In 2014 is de Inkoopregeling aangepast; de inkooppremie is kostendekkend gemaakt en er is een termijn van tenminste vijf jaar verzekering geïntroduceerd. De SVB heeft de specifieke voorlichting toen beëindigd vanwege de geringe belangstelling en kosten (kosten/baten) alsmede omdat de doelgroep door de aanpassing van de inkoopregeling niet meer gericht benaderd kon worden.
        5. Is een eenmalige uitkering aan een specifieke groep mensen in de Nederlandse samenleving mogelijk als de overweging is dat deze mensen zijn benadeeld in het verleden?
        Antwoord 5
        In algemene zin kan worden gesteld dat een uitkering onder voorwaarden mogelijk is voor een specifieke groep mensen in de Nederlandse samenleving als de overweging is dat deze mensen in het verleden benadeeld zijn. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat deze groep op objectieve gronden kan worden afgebakend en evenals de aard van de benadeling, de omvang van de benadeling en de veroorzaker van de benadeling. De objectieve gronden moeten voldoende onderscheidend zijn om precedentwerking tegen te gaan. In de brief die ik over dit onderwerp vandaag naar de Kamer heb gestuurd, heb ik reeds aangegeven dat het loslaten van het ingezetenschap of op andere wijze specifiek voor de bedoelde groep Surinaamse Nederlanders AOW-rechten toekennen, waarschijnlijk leidt tot ongelijke behandeling voor (andere) groepen mensen. Deze groepen met onvoldoende opbouw voor een volledige AOW-uitkering kunnen dan
        net als de Surinaamse Nederlanders ook een beroep doen op een volledige AOW-uitkering. Dit kan het einde betekenen van de AOW in zijn huidige vorm en waarborgt onvoldoende een ouderdomsvoorziening waarin solidariteit en betaalbaarheid zijn gegarandeerd.
        6. Bent u bereid om alle juridische mogelijkheden te onderzoeken voor het repareren van de gedeeltelijke AOW-opbouw voor de periode tussen 1957 en 1975 van mensen met een Surinaamse achtergrond die in Nederland wonen?
        Antwoord 6
        De problematiek van onvolledige AOW-opbouw door ouderen van Surinaamse afkomst gaat mij zeer ter harte. Ik begrijp ook, vanuit de geschiedenis, de emoties die dit met zich mee brengt. Er wordt al lang over gesproken. Vertegenwoordigers van de Nederlands Surinaamse gemeenschap hebben bij herhaling verzocht om een regeling te treffen voor deze groep. Er is ook vele malen grondig en serieus naar gekeken. Zoals hiervoor aangegeven, betreft het een zeer complexe problematiek die raakt aan de principes van de AOW. De AOW is een opbouwverzekering en volksverzekering. Ook raakt het aan de verdeling van bevoegdheden tussen Nederland en Suriname, zoals geregeld in het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden van 1954.
        In de brief die ik vandaag aan de Kamer heb gestuurd, heb ik bericht over het juridische kader en de gevolgen van het repareren van de gedeeltelijke AOW-opbouw.

  3. Met Rudi Holzhauer in zijn “comment” ben ik het roerend eens.
    In gedachten hoor ik deze publiekspersoon binnensmonds dit zeggen. Ik neem het de man niet kwalijk dat hij een spraakprobleem heeft, het kan iedereen overkomen, maar het doet geen goed aan de duidelijkheid.
    De tekst is vol woorden, nog veel meer met beloften waar geen garanties tegenover staan, en interpreteer ik als een ‘zoethoudertje’ en ‘verder niet zeuren’.
    Heel jammer voor de mensen die het werkelijk betreft.
    De les is dus; stil zitten, niet verroeren, wachten op meer gebazel en inhoudsloos geblablaba tot St. Juttemis waarvan ieder weet op welke datum dat is.
    Dat is mijn mening, Jozef

    Antwoord
    • Stil zitten heeft weinig zin. Er zaten veel betrokken Surinamers op de tribune bij dat Algemene Overleg, iets waar Minister en kamerleden zich blijkens het verslag zeer bewust van waren. Daar moesten ze uiteraard wel stilzitten tijdens het overleg. Zie verder mijn reactie op M. Boret.

      Antwoord
  4. ECLI:NL:CRVB:2020:1920 Centrale Raad van Beroep, 12-08-2020, 19/5371 AOW
    Datum uitspraak:
    12-08-2020
    Datum publicatie:
    20-08-2020
    Rechtsgebieden:
    Socialezekerheidsrecht
    Bijzondere kenmerken:
    Hoger beroep
    Vindplaatsen:
    Rechtspraak.nl
    Inhoudsindicatie:
    Toekenning ouderdomspensioen op grond van de AOW waarop een korting is toegepast van 8%. De staatkundige relatie tussen Nederland en Suriname heeft tot gevolg gehad dat Suriname steeds verantwoordelijk is geweest voor zijn eigen socialezekerheidsstelsel. De Nederlandse overheid is daarom voor de jaren dat personen in Suriname hebben gewoond niet verantwoordelijk voor het ouderdomspensioen.

    Antwoord
  5. Commissie van wijzen onverplichte tegemoetkoming onvolledige AOW Suriname
    Nieuwsbericht | 02-04-2021 | 11:00
    De ministerraad heeft op donderdag 1 april 2021 een commissie van wijzen ‘onverplichte tegemoetkoming ouderen van Surinaamse herkomst’ ingesteld. Deze commissie bereidt een juridisch advies voor over de vraag of er een onverplichte tegemoetkoming mogelijk is voor uitsluitend deze ouderen die een onvolledige AOW hebben.
    https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/04/02/commissie-van-wijzen-onverplichte-tegemoetkoming-onvolledige-aow-suriname

    Antwoord
  6. ECLI:NL:RBDHA:2021:3530
    Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-03-2021 Datum publicatie 22-04-2021 Zaaknummer AWB – 20 _ 551 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht
    Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig
    Inhoudsindicatie
    Besluit tot toekenning AOW-pensioen van 36%. In de periode dat eiseres in Suriname woonde, kan zij niet als ingezetene worden aangemerkt. Eiseres was daarom gedurende die periode niet verzekerd voor de AOW. Het beroep is ongegrond.

    Vindplaatsen Rechtspraak.nl
    RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: SGR 20/551

    uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2021 in de zaak tussen
    [eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
    (gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
    en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder

    Antwoord
  7. ADVIES | Onvolledige opbouw AOW ouderen van Surinaamse herkomst
    Uit de samenvatting:
    In Nederland worden de Nederlanders van Surinaamse herkomst
    bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geconfronteerd
    met het feit dat hun Koninkrijksjaren in Suriname niet meetellen
    bij het bepalen van de hoogte van hun AOW. De betrokkenen
    ervaren hun onvolledige AOW als onrechtvaardig en discriminerend
    en zij voelen zich daardoor als tweederangsburgers behandeld.
    Bovendien zijn zij bij hun aankomst in Nederland, noch daarna,
    gericht over deze consequenties geïnformeerd. De commissie heeft
    vastgesteld dat in de op 1 januari 1957 inwerking getreden AOW
    het ingezetenschap bepalend is voor het opbouwen van pensioen,
    en wel het ingezetenschap in het Europese deel van het Koninkrijk.
    De AOW houdt dus geen rekening met de jaren die de Nederlanders
    van Surinaamse herkomst in het Koninkrijk der Nederlanden hebben
    gewoond als rijksgenoten. De commissie neemt dit juridische kader
    als een gegeven aan, net als de verschillende rechterlijke en semirechterlijke
    uitspraken die hierover zijn gedaan.
    De commissie herkent tegelijkertijd dat sprake is van een unieke
    combinatie van omstandigheden en kenmerken bij in Nederland
    woonachtige Nederlanders van Surinaamse herkomst die tussen
    1957 en 1975 periode(n) in Suriname hebben gewoond en die voor 25
    november 1975 naar Nederland zijn gekomen en zich in Nederland
    hebben gevestigd. Zoals in het rapport nader wordt toegelicht
    rechtvaardigt dit dat hen een onverplichte tegemoetkoming wordt
    toegekend.
    De commissie adviseert om een regeling te treff en waardoor –
    materieel gezien – voor deze hiervoor omschreven groep de jaren van
    ingezetenschap in Suriname (voorafgaand aan de onafhankelijkheid
    en hun komst naar Nederland) per 1 juli 2021 (en naar de toekomst toe)
    voor de AOW worden meegeteld alsof dit jaren van ingezetenschap in
    Nederland zijn. Voor het AOW tekort over het verleden dat hiermee
    niet wordt gerepareerd acht de commissie een eenmalig fi nancieel
    en belastingvrij gebaar op zijn plaats met het oog op de erkenning
    en herkenning van de bijzondere situatie waarin deze groep al lange
    tijd verkeert. De commissie gaat er van uit dat de overheid dit advies
    voortvarend oppakt. Deze problematiek speelt al tientallen jaren en
    de leeftijd van de betrokkenen is hoog, waardoor de tijd dringt.

    Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2021/07/01/onvolledige-opbouw-aowadviesdefdigitaal2806

    Antwoord
  8. Het wonen in Nederland geeft recht op 2% opbouw AOW. Van Suriname weet ik het niet, maar van de voormalige Antillen wel.
    Als je niet de betaalt voor de AOV (AOW) heb je geen opbouw. Dus als je alleen maar woont op 1 van de voormalige Antillen, bouw je dus geen AOW, aldaar, op.
    Dat is een verschil met Nederland!
    Trouwens toen ik vanuit de Antillen naar Nederland kwam, en dus in Nederland ging werken (en betalen) voor de AOW, heeft de SVB mij nooit geïnformeerd dat je jaren kon inkopen in Nederland. Ook niet in de jaren er na.
    Pas toen ik er achter kwam dat inkoop mogelijk was, was de periode tot inkoop versterken. Dus nu zit ik met een AOW gat van 36%. Dat zullen vette jaren worden bij mijn pensionering!

    Antwoord
  9. Raad van State

    No.W12.21.0290/III/Vo ‘s-Gravenhage, 20 oktober 2021
    Bij brief van 22 september 2021 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering gevraagd haar van voorlichting te dienen over de mogelijkheid van een gerichte tegemoetkoming aan Surinaamse Nederlanders met een onvolledige AOW-opbouw.
    Nederlanders van Surinaamse afkomst die van 1957 tot 1975 in Suriname hebben gewoond en in verband met de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 er voor hebben gekozen om naar Nederland te verhuizen, waren over de periode van 1957 tot hun verhuizing naar Nederland niet verzekerd voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). Zij waren immers tijdens deze periode geen ingezetene van Nederland. Volgens het systeem van de AOW wordt hun uitkering gekort in evenredigheid tot het aantal onverzekerde jaren, het zogenoemde ‘AOW-gat’.
    In verband met de verkenning van de mogelijkheid van een gerichte tegemoetkoming voor de groep die hierdoor wordt geraakt, is de Afdeling verzocht om een voorlichting. Gevraagd is daarin in te gaan op de inpasbaarheid van een dergelijke regeling in de wetgeving en op de mogelijke relatie met de in het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden beschreven verantwoordelijkheid van de landen voor de eigen sociale zekerheid.
    De Afdeling advisering van de Raad van State merkt in de eerste plaats op dat de werkingssfeer van de AOW wordt bepaald door het ingezetenschap. Andere aspecten, waaronder nationaliteit, spelen daarbij geen rol. De Afdeling wijst er voorts op dat het verlaten van dit uitgangspunt aanzienlijke precedentwerking heeft en potentieel grote financiële consequenties kan hebben.
    Ook bij een onverplichte tegemoetkomingsregeling zal met deze uitgangspunten rekening moeten worden gehouden en zal, in verband met het voorkomen van precedentwerking, gelden dat een tegemoetkoming aan een specifieke groep gebaseerd dient te zijn op een deugdelijk en sluitend criterium dat uitsluitend betrekking heeft op de desbetreffende groep.
    De Afdeling ziet dan ook geen juridische grondslag die ruimte geeft om gericht en uitsluitend deze groep toenmalige rijksgenoten die leefde in Suriname in de periode 1957 tot 1975 en nu langere tijd woonachtig is in Nederland, een tegemoetkoming te geven voor hun onvolledige AOW-opbouw in de periode 1957-1975.
    Lees verder op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2021/10/29/voorlichting-raad-van-state-tegemoetkoming-aan-surinaamse-nederlanders-met-een-onvolledige-aow-opbouw

    Antwoord
    • Wel koloniaaltje spelen, maar geen verantwoordelijkheid nemen. Nu gaan de mensen aanvullende bijstand aanvragen, wat is het verschil dan?

      Antwoord
      • Die aanvullende bijstand (aio) kent een inkomens- en een vermogenstoets. De AOW niet.

  10. Formatiememo: Eenmalige onverplichte tegemoetkoming Surinaamse ouderen
    Daaruit:
    Kern Een onverplichte tegemoetkoming uitsluitend voor ouderen van Surinaamse herkomst brengt juridische, beleidsmatige en budgettaire risico’s met zich mee. Deze risico’s gelden in gelijke mate voor een onverplichte tegemoetkoming via de sociale zekerheid als voor een eenmalige geldelijke tegemoetkoming.
    (…)
    Adviescommissie “Onverplichte tegemoetkoming” • Op 1 juli jl. heeft de commissie van wijzen (commissie–Sylvester) haar rapport uitgebracht en geadviseerd een onverplichte tegemoetkoming te treffen voor in Nederland woonachtige Nederlanders van Surinaamse herkomst die tussen 1957 en 1975 periode(n) in Suriname hebben gewoond en die voor 25 november 1975 naar Nederland zijn gekomen en zich in Nederland hebben gevestigd. De rechtvaardiging voor deze specifiek afbakening kan er volgens de commissie in worden gevonden dat bij deze groep sprake is van een unieke combinatie van omstandigheden en kenmerken. • De commissie adviseert om tot een regeling te komen die per 1 juli 2021 ingaat en die er in materiële zin op neerkomt dat jaren van hun ingezetenschap in het toen Surinaamse deel van het Koninkrijk ten behoeve van de AOW-opbouw worden gerekend als jaren van ingezetenschap in Nederland en dit vanaf 1 juli 2021 en naar de toekomst toe. • De commissie adviseert hiernaast een eenmalig financieel belastingvrij gebaar voor zover het gaat om mensen die voor de door de commissie bepleite ijkdatum van 1 juli 2021 al pensioengerechtigd waren en op dat moment woonachtig waren in Nederland.

    Antwoord
  11. Voorts uit dit memo:
    Budgettaire aspecten eenmalige onverplichte tegemoetkoming • Een onverplichte tegemoetkoming, periodiek of eenmalig, specifiek en uitsluitend voor de groep toenmalig rijksgenoten die leefde in Suriname in de periode 1957 tot 1975 en nu langere tijd 1 Tweede Kamer, 2020-2021, nr. 183 woonachtig is in Nederland, zou indien hiertoe besloten zou worden, juridische, beleidsmatige en budgettaire risico’s met zich meebrengen. • Van een eenmalige onverplichte tegemoetkoming zou aanzienlijke precedentwerking uitgaan voor andere groepen met een AOW-tekort, zoals mensen van Antilliaanse herkomst of buitenlandse werknemers. Dit kan leiden tot de juridische verplichting om ook voor andere groepen het AOW-gat te repareren. Daarom zijn de financiële gevolgen van een dergelijke regeling omvangrijk. Zoals opgenomen in de brief van 19 augustus 2020, bedraagt de totale omvang van de cumulatieve gemiste AOW-opbouw (heden en toekomst) van de huidige groep AOW-gerechtigden met een onvolledige AOW woonachtig in Nederland of in het buitenland € 76 miljard2 . Dit bedrag loopt op naarmate steeds meer mensen met onvolledige AOW-opbouw de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. • De commissie Sylvester heeft geadviseerd een eenmalige onverplichte tegemoetkoming te geven aan de groep ouderen van Surinaamse herkomst die: o Tussen 1957 en 1975 in Suriname woonde. o Op 1 juli 2021 in Nederland woonde. o Het zou dan volgens de commissie Sylvester NIET gaan om de groep ouderen die na de onafhankelijkheid tussen 1975 en 1980 naar Nederland kwam in het kader van overgangsrecht. o Ook zou het volgens de commissie Sylvester niet gaan om ouderen die op 1 juli 2021 niet meer in Nederlands woonden. • Mede gelet op het advies van de Raad van State is het zeer de vraag of deze uitgangspunten maatschappelijk en juridisch houdbaar zijn. Zou de eenmalige tegemoetkoming wel beperkt kunnen worden tot de door de commissie Sylvester geadviseerde doelgroep dan zijn de budgettaire gevolgen van een dergelijke eenmalige onverplichte tegemoetkoming afhankelijk van enkele beleidsmatige keuzes (hoogte compensatie, verband met gemiste AOW-opbouw, openstelling voor groep onder de AOW-leeftijd). • Met betrekking tot de hoogte van de eenmalige onverplichte tegemoetkoming zijn twee rekenvoorbeelden voor deze doelgroep uitgewerkt: o Een vast bedrag van € 5000, ongeacht het aantal jaren dat men tussen 1957 en 1975 in Suriname heeft gewoond: in het geval dat deze eenmalige tegemoetkoming beperkt kan blijven tot de beoogde groep dan zal dit ruim € 0,1 miljard kosten. In het geval dit uitgebreid moet worden naar iedereen die in Nederland woonachtig met gemiste AOW-opbouw lopen de kosten op tot circa € 2 miljard als alleen wordt gekeken naar de personen die op dit moment ouder zijn dan de AOW-leeftijd. Indien dit verder uitgebreid zou moeten worden tot andere leeftijden en/of groepen, zullen de kosten flink hoger uitvallen. o Een bedrag van € 1000 voor ieder jaar dat men tussen 1957 en 1975 in Suriname woonde: in geval dat deze eenmalige tegemoetkoming beperkt kan blijven tot de beoogde groep dan zal dit circa € 0,2 miljard kosten. In het geval dit uitgebreid moet worden naar iedereen die in Nederland woonachtig is met gemiste AOW-opbouw lopen de kosten op tot circa € 4 miljard als alleen wordt gekeken naar de personen die op dit moment ouder zijn dan de AOW-leeftijd. Indien dit verder uitgebreid zou moeten worden

    Antwoord
  12. Voorts uit dit memo:
    Uitvoerbaarheid Voor de uitvoerbaarheid door de SVB is van belang dat de doelgroep duidelijk is afgebakend en dat de regeling tegemoetkomt aan maatschappelijke vraag. Een afbakening die een deel van de doelgroep uitsluit, bijvoorbeeld mensen die na 1975 naar Nederland zijn gekomen, leidt tot ontevredenheid, die in de uitvoering moet worden opgevangen. Ook mensen die niet tot de doelgroep behoren zullen een aanvraag doen. Voor de uitvoering is van groot belang dat de juridische risico’s in de afbakening worden beperkt en er gebruik kan worden gemaakt van beschikbare informatie, zodat geautomatiseerde afhandeling mogelijk is. Complexiteit in de regeling, die handmatige beoordeling vergt, moet worden voorkomen. De SVB heeft nog geen beoordeling kunnen maken van de juridische houdbaarheid van de eenmalige regeling. Gelet op het advies van de Raad van State, maakt de SVB nog een uitdrukkelijk voorbehoud. Onduidelijke (juridische) kaders leiden onherroepelijk tot aanvragen die men zal moeten afwijzen, tot klachten, bezwaar en beroep. Voor wat betreft de uitvoering kan de SVB aansluiten bij beschikbare gegevens over migratie van en naar Nederland en gegevens over het geboorteland. Hieruit kunnen aannames gedaan worden over wonen in Suriname in de periode 1957-1975. Niet bekend is of mensen in de periode tussen 1957 en 1975 tussentijds ook perioden buiten Suriname gewoond hebben. Het kunnen doen van aannames over woonachtigheid in Suriname in de periode tussen 1957 en 1975 is een belangrijke 22 Het bedrag van € 76 miljard heeft betrekking op de huidige groep AOW-gerechtigden die een onvolledige AOW ontvangen. Om in kaart te brengen wat de cumulatieve omvang is van gemiste AOW-opbouw is voor de raming aangenomen dat de duur van een gemiddelde AOW-uitkering 20 jaar bedraagt. randvoorwaarde voor de uitvoerbaarheid. Tevens is bij de SVB bekend wie van de doelgroep op 1 juli 2021 in NL verbleef. De SVB kan de doelgroep op basis van beschikbare gegevens actief benad

    Antwoord
    • Ik neem aan dat als, de afgebakende doelgroep, Surinamers wel een AOW compensatie krijgen, dat ondergetekende voor de Antilliaanse jaren ook compensatie mag verwachten?

      Antwoord
    • Ik meen in dezelfde omstandigheden gezeten te hebben, maar dan niet in Suriname, maar op het eilandgebied Sint Maarten.
      Ik heb een brief (aangetekend) gestuurd naar de SVB, en krijg een mailtje terug dat de regeling alleen voor Surinamers is. En dat ik maar bij het Ministerie van Sociale Zaken moet aankloppen.
      Dat heb ik gedaan en krijg hetzelfde antwoord terug.
      Dus bezwaar aangetekend en een mail naar de Nationale Ombudsman gestuurd.
      Nog geen reacties.

      • Hoedanigheid: - Lid
      Antwoord

Laat een reactie achter voor Jozef Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.