ECLI:NL:CRVB:2020:3551
Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 24-12-2020 Datum publicatie 23-02-2021 Zaaknummer 17/2962 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Korting op ouderdomspensioen wegens niet verzekerde tijdvakken. 1) Nu appellant geen verifieerbare gegevens heeft ingebracht die zijn stelling ondersteunen, gaat de Raad ervan uit dat de Svb terecht het tijdvak tussen 2 april 2015 en 4 oktober 2015 als niet verzekerd tijdvak voor de AOW heeft aangemerkt. Dit betekent dat gezien het bovenstaande appellant één jaar en ruim negen maanden, afgerond één jaar, niet verzekerd is geweest voor de AOW waardoor de korting op zijn AOW-pensioen moet worden beperkt tot 2%. 2) Niet verzekerde tijdvakken in tussenliggende periodes van uitzendarbeid. In de periode tussen 2 juni 2012 en 4 oktober 2015 is appellant verzekerd geacht voor de AOW in de tijdvakken waarin hij via uitzendbureaus in Nederland in dienstbetrekking werkte. In andere vergelijkbare zaken is bij de Raad de vraag opgekomen of op grond van Europees recht de verzekering voor de AOW voort zou moeten duren tijdens de tussenpozen van deze werkzaamheden. De Raad heeft met betrekking tot deze vraag op 17 december 020, ECLI:NL:CRVB:2020:3216 prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Om tot een beslechting van het geschil te komen zonder appellant tekort te doen, heeft de Svb – desgevraagd – ter zitting het volgende toegezegd. Indien het arrest van het Hof aanleiding geeft om de volgens de Svb niet verzekerde tijdvakken die waren gelegen tussen de uitzendarbeid die appellant heeft verricht toch als verzekerde tijdvakken in aanmerking te nemen, zal de Svb dit uit eigen beweging met volledig terugwerkende kracht vanaf 4 oktober 2015 in het ouderdomspensioen van appellant verwerken. Vindplaatsen Rechtspraak.nl
172962 AOW
Datum uitspraak: 24 december 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Zie dit uitgebreide artikel van Ger Essers:
Vakblad Grensoverschrijdend werken nummer 37, maart 2021
Caleidoscoop grenswerkers: Europees kampioenschap bestuurlijk onvermogen?
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2021/03/19/u-toets-nav-de-beleidswijziging-aangaande-de-verkorte-wachttijd-
Een veel voorkomend probleem doet zich ook voor bij werkende gepensioneerden, die ondoordacht in een andere lidstaat gaan werken. Een gepensioneerde woont in België of Duitsland en betaalt, omdat hij Nederlands verdrag-gerechtigde is, zijn Zvw/Wlz zorgbijdragen aan CAK-Buitenland. Hij gaat in Nederland één dag per week werken. De Nederlandse werkgever houdt op dit loon de gebruikelijke SV-premies is. Vaak ontdekt de Belastingdienst Buitenland, het CAK of betrokkene na een paar jaar dat hij/zij Nederlands sociaalverzekerd had moeten zijn en de volle Nederlandse ZVW/WLZ had moeten betalen. Een naheffing van de premies volgt. Deze zijn meestal hoger dan de verdragsbijdragen. Ondertussen zijn er zorgkosten door het woonland België of Duitsland gemaakt. Grote onzekerheid, ergernis en bureaucratie zijn het gevolg.
Een recent probleemgeval betreft een inwoonster van Nederland met een WGA-uitkering, die van UWV toestemming kreeg om een Duitse BBL-opleiding te volgen. In het kader van deze opleiding werkte zij deeltijds in Duitse loondienst. Het Duitse loon werd verrekend met de Nederlandse uitkering. Het UWV, de Duitse werkgever, de Duitse Krankenkasse en de Nederlandse belastingdienst ontdekten niet dat betrokkene in Duitsland verzekerd had moeten worden. UWV hield de gebruikelijke Nederlandse premies in, de Duitse werkgever de Duitse premies en de Nederlandse Belastingdienst hief belasting én premies over het wereldinkomen. Achteraf ontdekte betrokkene per toeval dat zij in de verkeerde lidstaat sociaal verzekerd was.
Via een zgn. wederzijdse overlegprocedure (artikel 16 Vo 883/2204) kan de SVB ‘in het belang van betrokken grenswerker’ besluiten om voor periode, waarin betrokkene ondoordacht fout verzekerd was, gesplitste onderworpenheid toe te staan. Doet men dit niet dan opent de SVB de doos van Pandora. De SVB is te ver van de grens(werker) verwijderd, om dit soort problemen op te lossen. Dat geldt ook voor CAK Buitenland. De uitvoering van de inning van de zorgbijdragen (buitenland), de sociale zekerheidspremies en het vaststellen van de toepasselijke wetgeving zou fysiek samengevoegd moeten worden met de Belastingdienst Buitenland in Heerlen. Met een lage drempel voor grenswerkers. Als het gaat om het belang van betrokkene en zijn werkgever, dan is persoonlijk contact essentieel.
ECLI:NL:RBOVE:2022:2056
Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18-07-2022 Datum publicatie 16-08-2022 Zaaknummer ak_20_1954 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – meervoudig Inhoudsindicatie
Ten onrechte door verweerder gezegd dat eiseres over de periode 1 mei 2010 tot en met 30 juni 2017 niet verzekerd was ingevolge de AOW omdat zij geen aanvraag ingediend heeft om onder de werking van de nieuwe Verordening 883/2004 te vallen; rechtbank van oordeel dat het onverkort vasthouden aan de strenge jurisprudentie over de verschoonbaarheid van termijnoverschrijding bij een aanvraag ingevolge artikel 87 van Verordening 883/2004 voor eiseres tot evident onevenredige gevolgen leidt; beroep gegrond.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
RECHTBANK OVERIJSSEL Zittingsplaats Almelo Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/1954
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] uit [woonplaats] eiseres,
gemachtigde: [naam] ,
en
de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder,
daaruit:
– over de periode vanaf 1 mei 2010 tot en met 2017
7.1
Per 1 mei 2010 is de Verordening 883/2004 in werking getreden. Daarin wordt voor het begrip ‘werkzaamheden in loondienst’ aangeknoopt bij de nationale sociale zekerheidswetgeving12, in dit geval de WW. Op grond van die wet kon eiseres zich als alfahulp vrijwillig laten verzekeren voor de WW. Daarom worden ingevolge Verordening 883/2004 de werkzaamheden die eiseres in Nederland verrichtte als alfahulp wèl als werkzaamheden in loondienst beschouwd. Eiseres werkte meer uren in Nederland dan in Duitsland. Ingevolge Verordening 883/200413 zou dan in beginsel de Nederlandse wetgeving op eiseres van toepassing zijn en zou eiseres dus verzekerd zijn krachtens de AOW. Partijen zijn het daar ook over eens.
7.2
De Verordening 883/2004 bevat echter een overgangsbepaling14. Daarin staat dat de bepalingen ervan werken vanaf de inwerkingtreding (1 mei 2010). Als op iemand op grond van Verordening 1408/71 het recht van de ene lidstaat van toepassing zou zijn en op grond van Verordening 883/2004 het recht van een andere lidstaat, blijft de situatie nog 10 jaar zoals deze was onder de ouder Verordening 1408/7115.
De betrokkene kan echter een aanvraag indienen om te worden onderworpen aan de regels van Verordening 883/2004. Als die aanvraag binnen drie maanden na 1 mei 2010 wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens Verordening 883/2004 van toepassing zou zijn, werkt de wijziging van de toepasselijke wetgeving terug tot die datum. Bij een latere aanvraag gaat de wijziging in vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de aanvraag is gedaan.
7.3
Eiseres heeft niet binnen 3 maanden na 1 mei 2010 een aanvraag heeft ingediend om de nieuwe Verordening 883/2004 op haar van toepassing te laten zijn. Verweerder is van mening dat zo’n aanvraag alleen binnen die termijn kon worden gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt uitgaat van een verkeerde interpretatie van de overgangsbepaling van artikel 87, achtste lid, van Verordening 883/2004, zoals hiervoor weergegeven. In die bepaling staat uitdrukkelijk dat ook later dan drie maanden na 1 mei 2010 nog een aanvraag tot verkorting van de overgangstermijn kan worden ingediend.
7.4
In artikel 87, achtste lid, van Verordening 883/2004 noch ergens anders in die Verordening is geregeld wat het gevolg is van een (verschoonbaar) te late aanvraag. Die vraag wordt niet beheerst door het Unierecht en is daarmee overgelaten aan de nationale autonomie van de lidstaten.
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn geen regels opgenomen over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding. De hoogste bestuursrechters hebben zich hierover wel uitgelaten, in verschillende uitspaken. Deze uitspraken komen erop neer dat alleen in heel uitzonderlijke situaties het indienen van een te late aanvraag verschoonbaar is. Dat iemand niet op de hoogte is van een wettelijke regeling wordt bijvoorbeeld niet gezien als zo’n bijzondere situatie.
7.5
Eiseres heeft – kort samengevat – gesteld dat zij de gang van zaken niet eerlijk vindt en dat de gevolgen voor haar heel groot zijn, in verhouding tot de baten die zij uit haar werk in Duitsland heeft genoten. Zij doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel.
7.6
De rechtbank gaat ervan uit dat recente toepassingen van het evenredigheidsbeginsel op beleid en wetgeving ook richtinggevend zijn voor rechtsregels die in jurisprudentie zijn ontwikkeld. De rechtbank zal daarom beoordelen in hoeverre het evenredigheidsbeginsel in dit geval is geschonden.
Het hanteren van termijnen voor het indienen van aanvragen en het instellen van rechtsmiddelen dient de rechtszekerheid en voorspelbaarheid, ook voor bestuursorganen. Een strenge lijn over wanneer termijnoverschrijding verschoonbaar is, is daarom in het algemeen gerechtvaardigd.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de overgangsregels van artikel 87, achtste lid, van de Verordening 883/2004 – gelet op de bewoordingen ervan – kennelijk bedoeld zijn om de mensen te beschermen die onder Verordening 883/2004 slechter af zouden zijn. In het geval van eiseres was dit juist andersom. Voor zulke gevallen is erin voorzien dat de betrokkene kon verzoeken van die ‘bescherming’ te worden gevrijwaard. Over die mogelijkheid is echter niemand geïnformeerd, zo heeft verweerder ter zitting erkend.
In dit geval zijn de gevolgen voor eiseres heel groot: zij wordt over de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 juni 2017 voor elk jaar 2% gekort op haar AOW, terwijl dit niet of in mindere mate het geval zou geweest bij een tijdige aanvraag of het verschoonbaar achten van een late aanvraag. Anderzijds wordt het door het stellen van de termijn gediende belang van rechtszekerheid en voorspelbaarheid, niet of nauwelijks geschaad door het verschoonbaar achten van een late aanvraag in de deze zaak.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het onverkort vasthouden aan de strenge jurisprudentie over de verschoonbaarheid van termijnoverschrijding bij een aanvraag ingevolge artikel 87 van Verordening 883/2004 voor eiseres tot evident onevenredige gevolgen leidt.
7.7
Verweerder heeft niet onderkend dat eiseres wel degelijk op een later moment dan drie maanden na 1 mei 2010 een verzoek kon doen om de overgangstermijn van artikel 87 van Verordening 883/2004 te beëindigen. Daardoor heeft verweerder zich ook geen rekenschap ervan gegeven dat een onverkort vasthouden aan de termijnen voor het doen van zo’n verzoek leidt tot schending van het evenredigheidsbeginsel.