Selecteer een pagina

Correctie op conserverende aanslag pensioenen bij emigratie naar de Filippijnen

aug 1, 2018

ECLI:NL:RBZWB:2018:2796

Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum uitspraak 08-05-2018 Datum publicatie 27-07-2018 Zaaknummer BRE – 17 _ 1477 Rechtsgebieden

Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is ter zake van zijn emigratie naar de Filippijnen een conserverende aanslag opgelegd m.b.t. lijfrente- en pensioenaanspraken.

Het bij conserverende aanslag in de heffing betrekken van lijfrenteaanspraken naar de waarde daarvan in het economische verkeer is niet in strijd met de goede verdragstrouw, nu in het Verdrag Nederland-Filippijnen geen (rest)bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de afkoop van lijfrente.

Gelet op de arresten van de Hoge Raad (BNB 2009/266 en BNB 2017/186) en het bepaalde in artikel 18 van het Verdrag mag de conserverende aanslag in verband met pensioenaanspraken enkel worden opgelegd met betrekking tot de pensioenpremies die zijn ingelegd na 15 juli 2009 tot het tijdstip van emigratie en die niet tot het loon zijn gerekend.

De rechtbank wijst de zaak terug naar de inspecteur om het conserverende inkomen met betrekking tot de pensioenaanspraken opnieuw vast te stellen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Viditax (FutD), 30-07-2018

 

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Belastingrecht, enkelvoudige kamer Locatie: Breda

uitspraak van 8 mei 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [belanghebbende] , domicilie kiezende te Amersfoort, belanghebbende,

En de inspecteur van de Belastingdienst,  de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar  De uitspraak van de inspecteur van 25 januari 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2013 opgelegde conserverende aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van € 31.418 (hierna: de conserverende aanslag) berekend naar een te conserveren inkomen van € 89.851 en de gelijktijdig bij beschikking in rekening gebrachte revisierente van € 17.970 (hierna: de beschikking revisierente).

Uit de uitspraak:

Feiten

2.1.Belanghebbende woonde tot 18 februari 2013 in Nederland en is per die datum geëmigreerd naar de Filippijnen.

2.2.Tot 18 februari 2013 heeft belanghebbende lijfrenteaanspraken opgebouwd bij [A NV] tot een bedrag van € 16.493. Daarnaast heeft hij pensioenaanspraken opgebouwd bij het [Pensioenfonds] met een waarde van € 3.231 en bij het [Pensioenfonds] . Bij dit laatste fonds heeft belanghebbende in totaal een bedrag van € 70.127 aan pensioenpremies betaald, volgens een opgave bij benadering door dat fonds.

2.3. Belanghebbende heeft voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2013 (hierna: de aangifte) gebruik gemaakt van het zogenoemde M-biljet. Op dit M-biljet staat vermeld dat de aangifte moet zijn ingediend vóór 1 juli 2014. Belanghebbende heeft op 24 februari 2014 verzocht om uitstel voor het indienen van de aangifte. De inspecteur heeft daarop uitstel verleend tot 1 september 2014. Op 28 augustus 2014 heeft belanghebbende de aangifte ingediend.

2.4. Met dagtekening 16 januari 2017 heeft de inspecteur de conserverende aanslag en de beschikking revisierente opgelegd naar een te conserveren inkomen ter hoogte van € 16.493 onderscheidenlijk € 73.358 in verband met de in 2.2 genoemde lijfrente- en pensioenaanspraken.

Geschil

2.5. In geschil is of de conserverende aanslag tijdig is opgelegd en of deze niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

(..)

Met betrekking tot de pensioenaanspraken

2.12. Op grond van artikel 3.83, eerste lid, van de Wet IB 2001 wordt de waarde in het economische verkeer van opgebouwde aanspraken uit een pensioenregeling tot het loon van de belastingplichtige gerekend indien deze de (gewezen) werknemer is aan wie het pensioen is toegezegd en anders dan door overlijden ophoudt binnenlands belastingplichtig te zijn. Artikel 3.136, derde lid, van de Wet IB 2001 bepaalt dat, indien artikel 3.83, eerste lid, als gevolg van een regeling ter voorkoming van dubbele belasting niet kan worden toegepast, als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen de aanspraken en bijdragen ingevolge de pensioenregeling voor zover deze aanspraken en bijdragen ingevolge artikel 3.81 niet tot het loon zijn gerekend. Op grond van artikel 3.146, vierde lid, van de Wet IB 2001 worden deze negatieve uitgaven in geval van emigratie geacht te zijn genoten op het tijdstip dat onmiddellijk aan de emigratie voorafgaat. Op grond van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet IB 2001 worden deze negatieve uitgaven als te conserveren inkomen aangemerkt.

2.13.Op 19 juni 2009 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het opleggen van een conserverende aanslag over de waarde van opgebouwde pensioenrechten bij emigratie van een belanghebbende vanuit Nederland naar de Filippijnen (ECLI:NL:HR:2009:BI8566, BNB 2009/266) in strijd is met de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de toepassing van artikel 18 van het Verdrag Nederland-Filippijnen (zie 2.9).

Naar aanleiding van (onder meer) dit arrest is het in 2.12 genoemde derde lid van artikel 3.136 van de Wet IB 2001 ingevoerd bij de Wet van 8 juli 2009, Stb. 304, die in werking is getreden op 16 juli 2009 en waarbij is voorzien in terugwerkende kracht.

2.14.In zijn arrest van 14 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1324, BNB 2017/186) heeft de Hoge Raad in een zaak die op dit punt met de onderhavige zaak vergelijkbaar is, geoordeeld dat het in de heffing betrekken bij conserverende aanslag van negatieve uitgaven bij emigratie ter zake van een pensioenaanspraak voor het op grond van artikel 3.136, derde lid, van de Wet IB 2001 bepaalde bedrag niet in strijd komt met de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de uitleg en toepassing van het Verdrag, voor zover het gaat om aanspraken en bijdragen ingevolge een pensioenregeling die na 15 juli 2009 op grond van artikel 3.81 van de Wet IB 2001 niet tot het loon zijn gerekend.

2.15. Gelet op wat in 2.12 tot en met 2.14 is overwogen mag in dit geval alleen een conserverende aanslag in verband met pensioenaanspraken worden opgelegd met betrekking tot de pensioenpremies die zijn ingelegd na 15 juli 2009 tot 18 februari 2013 (het tijdstip van emigratie) en die op grond van artikel 3.81 van de Wet IB 2001 niet tot het loon zijn gerekend. De inspecteur heeft dat in antwoord op vragen van de rechtbank inmiddels ook erkend. Overigens was het al vóór het in 2.14 vermelde arrest onjuist (zie 2.13) om ter zake van de pensioenaanspraak opgebouwd bij het [Pensioenfonds] een conserverende aanslag op te leggen naar de waarde in het economisch verkeer (in plaats van naar de pensioenpremies).

2.16. De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag dus uitgegaan van onjuiste juridische uitgangspunten. De rechtbank zal daarom – hoewel dat in fiscale zaken ongebruikelijk is – de zaak terugwijzen, ook in aanmerking genomen dat het houden van een onderzoek ter zitting om de mogelijkheid van een compromis te bespreken niet mogelijk is in verband met de woonplaats van belanghebbende. De reden is daarvoor (ook) dat de rechtbank niet over de benodigde feiten beschikt om zelf in de zaak te voorzien.

De inspecteur heeft – desgevraagd – gemeld niet over de juiste gegevens te beschikken, omdat alleen belanghebbende zelf bij de pensioenfondsen gegevens kan opvragen met betrekking tot de tussen 15 juli 2009 en 18 februari 2013 ingelegde pensioenpremies. Bij brief van 23 februari 2018 heeft de rechtbank belanghebbende in de gelegenheid gesteld om gegevens aan te leveren van zijn pensioenfondsen waaruit blijkt welk deel van de pensioenpremies is ingelegd in de periode van 15 juli 2009 tot 18 februari 2013. Belanghebbende heeft daarop per e-mail van 25 februari 2018 gereageerd en aangekondigd gegevens toe te sturen van de pensioenfondsen zodra deze binnen zijn. Daarna heeft de rechtbank geen informatie meer ontvangen.

Conclusie

2.17. De conserverende aanslag is niet te hoog voor zover deze betrekking heeft op de lijfrenteaanspraken. Gelet op wat de rechtbank in 2.15 heeft overwogen is het te conserveren inkomen (en daarmee de conserverende aanslag) te hoog vastgesteld door de inspecteur met betrekking tot de pensioenaanspraken. Dat geldt dan ook voor de daarmee samenhangende revisierente. Het beroep is daarom gegrond verklaard.

Het is onduidelijk hoeveel de aanslag verminderd dient te worden bij gebrek aan gegevens over het bedrag aan pensioenpremies die na 15 juli 2009 zijn ingelegd bij het [Pensioenfonds] en bij het [Pensioenfonds] (zie 2.16). Daarom is de zaak teruggewezen naar de inspecteur zodat feitenonderzoek kan plaatsvinden.

De rechtbank merkt nog het volgende op. In de in 2.16 vermelde e-mail van 25 februari 2018 heeft belanghebbende opgemerkt dat hij na 1 januari 2010 geen pensioenpremie meer heeft betaald en heeft hij kort gezegd opgemerkt niet zeker te zijn of de pensioenfondsen over de gevraagde gegevens beschikken. De rechtbank geeft partijen in overweging dat mocht blijken dat noch belanghebbende noch de inspecteur aan nadere gegevens kan komen, zij een schatting maken van het bedrag aan na 15 juli 2009 tot emigratiedatum ingelegde pensioenpremies. Het is in elk geval duidelijk dat de conserverende aanslag fors verminderd dient te worden voor zover de aanslag ziet op de pensioenaanspraken.

 

5 Reacties

  1. Onlangs heb ik ook een conserverende aanslag ontvangen waarbij mijn opgebouwde pensioen als geheel als basis is genomen en daarboven nog eens revisierente van 20% is toegevoegd.
    Dit terwijl ik tussen juli 2009 en mijn emigratiedatum slechts voor 4 jaar premie heb ingelegd.
    Moet ik nu bezwaar maken tegen deze aanslag?

    Antwoord
  2. U geeft weinig details, bijv. niet over woonplaats, periode van de pensioenopbouw en inleg van premies etc.. Op het eerste gezicht lijkt er wel de mogelijkheid van strijdigheid van de aanslag met de HR uitspraak.

    Antwoord
  3. Geachte heer de J. Voogd,
    Ter aanvulling op mijn eerdere bericht van 11.3.2021 het volgende:
    Ik woon sinds september 2017 in Grimbergen, België.
    Tussen 1.1.1980 tot 1.11.2010 werd er door mijn werkgever pensioenpremies betaald aan PFZW. Vervolgens werd door FVP een lumpsum premie van 18000,00 overgemaakt aan PFZW als verzekering voor de werkloosheidsperiode van 1.11.2010 tot 1.1.2014.
    Ik heb een conserverende aanslag ontvangen voor de totale waarde van mijn pensioenbedrag.
    Ik hoop dat het nu duidelijker heb gemaakt,
    Met vriendelijke groeten,

    Antwoord
  4. Op 3 oktober 2018 ben ik naar Zweden geëmigreerd. Heb tot 1 september 2018 gewerkt. Mijn leeftijd is 68 jaar. Nu kreeg ik vorige week een conserverende aanslag van €220.600, waarvan €158.563,00 over conserverend vermogen en een revisierente van maar liefst € 62.037,00. ( pensioenaanspraken € 287.375,00 lijfrente € 22.813,00). Is het mogelijk en lonend in bezwaar te gaan.

    Antwoord
    • Dan zult u eerst uw bezwaren tegen deze conserverende aanslag moeten formuleren? Op welke wijze wordt u materieel getroffen door deze aanslag?

      Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.