De Minister voor Medische Zorg de heer B.J. Bruins heeft in de Staatscourant Nr. 60576 van 30 oktober 2018 de woonlandfactoren van 2019 bekend gemaakt.
De VBNGB heeft voor u de woonlandfactoren van 2019 vergeleken met de woonlandfactoren van 2018 en 2017. Van de 39 landen zijn er 12 die omhoog zijn gegaan. De meerderheid is lager geworden.
Het staatscourantartikel lezend krijg ik de indruk, dat er voor bv Frankrijk teruggegaan is in de tijd voor de berekeningsbasis. Vandaar een factor ongeveer gelijk aan 2017. Hebben we dus in Frankrijk dit jaar (2018) dus te veel betaald?
Gaarne uw reactie op de nieuwe rekenwijze.
Jaap Pijpe
Goede vraag Heer Pijpe. In Duitsland evenzo !
Bij het lezen van de nieuwe woonlandfactoren kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de willekeur en het hanteren van het “piepsysteem” (gewoon en willekeurig verhogen totdat er gepiept en geprotesteerd wordt.) hierbij de boventoon voert.
Ik vind dat wij recht hebben om te weten hoe men die berekend en waar men de gegevens vandaan haalt en hoe doe getoetst wordt.
Eveneens komt de vraag op of nu bij de verlaging van de factor met succes een aanvraag tot restitutie over de voorgaand hogere jaren kunnen indienen
Met vriendelijke groet,
Ed. Smulders
De berekeningswijze van de factoren is m.i.v. 2019 sterk gewijzigd door voor het eerst gebruik te maken van de WHO gegevens. Echter op een tamelijk gecompliceerde manier, door eerst terug te gaan tot een al op een andere basis vastgestelde woonlandfactor, vaak van het jaar 2017, soms ook 2018, met daarnaast een indexatie van veelal een of twee jaren, waarbij de indexatie gebaseerd is op de ontwikkeling van de zorgkosten van woonland en Nederland naar WHO gegevens. Dat VWS naar een andere basis zoekt dan de EU gegevens om de woonlandfactor te berekenen is te begrijpen (bij gebrek aan steeds minder gegevens) . Of het op deze wijze moest is de vraag. Dat wordt volgend jaar geëvalueerd. Ik neem aan dat de VBNGB een eigen oordeel zal vormen over deze structuurwijziging in de berekeningswijze.
Ze hebben een nieuwe rekenwijze toegepast op basis van WHO cijfers. Dit is precies wat wij vanuit De FANF in een brief aan de minister hebben aangegeven. Zelfs de nieuwe factor 0.83 komt in onze brief voor. De volgende stap zal zijn dat we voor 2018 dezelfde factor gaan eisen.
Graag vermeld ik, in aanvulling op mijn eerdere reactie, dat de brief van de FANF naar Minister Bruins is opgesteld nadat ik met Jan de Voogd heb gecorrespondeerd over tenminste 4 uitgangspunten die bij de berekening van de woonlandfactor zouden kunnen worden gehanteerd.
Guido Smoorenburg
De lagere woonlandfactor voor FR komt voort uit een overgang naar een nieuwe rekenwijze van het CAK die is gebaseerd op gegevens van de WHO. In een brief van de FANF aan Minister Bruins is op deze rekenwijze gewezen en kwamen we als voorbeeld op precies dezelfde factor uit als nu voor 2019 wordt gegeven. Nu dus een nieuwe brief waarin we verlangen dat de woonlandfactor 2018 met terugwerkende kracht ook naar 0,83 wordt gebracht. Een sequentie 0,83, 0,93, 0,83 voor 2017, 2018, 2019 slaat natuurlijk nergens op als het uitgangspunt de verhouding van de zorgkosten in beide landen is.
Graag vermeld ik nog dat de FANF brief is opgesteld na correspondentie met Jan de Voogd over tenminste 4 uitgangspunten die bij de vaststelling van de woonlandfactor zouden kunnen worden gehanteerd.
Guido Smoorenburg
Het verloop van de woonlandfactor voor Frankrijk in de laatste drie jaren doet inderdaad vreemd aan. Toch is er geen sprake van een “piepsyteem” zoals hierboven gesuggereerd, of van een algemeen patroon. Sommige landen zijn in deze periode juist gestaag omhoog gegaan (België, Ierland, Malta, Portugal, Tunesië, Zweden en vooral het VK), terwijl Griekenland merkwaardig genoeg een dip heeft in 2018, nu stijgt, maar onder het niveau van 2017 blijft.
Dat de FANF dus een brief schrijft over de wlf van Frankrijk is dus begrijpelijk, de VBNGB kan met het oog op landen waar de wlf zich in een andere richting beweegt m.i. dit standpunt niet in zijn algemeenheid overnemen. Uiteraard moeten we proberen te achterhalen of deze wijze van berekenen de voorkeur verdient.
Bij de reactie van de FANF aan de Minister ging het niet alleen om verlaging van de woonlandfactor (WF) te bereiken maar vooral om aan tegeven dat de WHO gegevens een beter basis bieden dan wat men tot nu toe heeft gedaan. Het gaat erom dat we een goede procedure vinden waarin we ons allemaal kunnen vinden en dat kan voor sommige landen natuurlijk ongunstig uitpakken. Maar dat is geen reden om te twijfelen aan de solidariteit van de FANF t.o.v. verdragsgerechtigden in andere landen. Als de WF van Marocco sterk omhoog gaat omdat het CAK voorheen niet verder kwam dan gegevens uit 2002 dan lijkt het me niet meer dan correct dat dat een keer wordt bijgesteld.
Het lijkt me goed dat leden van de VBNGB ideen aandragen over de WF methodiek. Voor NL alleen al kunnen er 4 bestaande data sets worden gehanteerd voor de berekening van de WF waar dan bijvoorbeeld de WMO factor doorheen speelt. Uit de wijziging die het CAK nu heeft aangebracht meen ik te mogen opmaken dat men aanspreekbaar is. Ik meen zelfs te weten dat men niet erg gelukkig is met de WF.
Ik vermoed dat de NL staat niet gaat zwichten voor bedelbrieven van Guido Smoorenburg van de FANF (of van wie dan ook) om de woonlandfactoren voor eerdere jaren dan 2019 bij te stellen. Dat alleen al niet om kostbare procedures te voorkomen vanuit de twaalf landen waar de woonlandfactor dan soms tot jaren terug omhoog zou gaan en er dus navorderingen zouden moeten plaatsvinden. Ik kan goed begrijpen dat de NL staat daar absoluut geen zin in heeft.
Beste Theodora,
Je had hetzelfde kunnen schrijven toen we de WHO basis voorstelde. En kijk is hoe ingewikkeld dat voor het CAK is geworden. Nooit geschoten, altijd mis. Maar ik ben met je eens dat alle WFs met terugwerkende kracht zou erg veel werk geven. Daarom beperk ik me tot 2018 voor FR omdat 0.83 > 0,92 > 0.83 wel erg absurd is.
Guido
Uiteraard Guido, wens ik je alle succes van de wereld.
hans willemsen zwitserland
de verlaging van de wlf is te verklaren doordat de truc met de
gedeeltelijke verschuiving wlz naar de gemeente door de WHO
niet geaccepteerd is en dus de wlz met 10 % is verminderd.
Overigens heb ik de WHO zorgkosten van alle verdragslanden en per land nog steeds niet gevonden.Wie kan mij de website /link aangeven?
De aangave in US dollars zal wel weer tot problemen leiden .
Met groet Hans
Mijn dank aan Guido Smoorenburg en Jan de Voogd voor hun actieve inbreng in deze.
Goed dat FANF en VBNGB er zijn.
@jahwillemsen
De database is via deze link te vinden:
http://apps.who.int/nha/database/Select/Indicators/en
Overigens blijkt uit de toelichting in de Staatscourant dat de woonlandfactor voor 2019 niet zomaar uit deze database te halen is, omdat een tamelijk gecompliceerd overgangsregiem gehanteerd wordt in de berekeningssystematiek: in feite een combinatie van de oude woonlandfactor die niet op WHO gegevens is gebaseerd en indexatie daarvan (d.w.z. actualisering naar het jaar 2019) op basis van WHO gegevens. En dat weer enigszins verschillend per woonland, onder meer afhankelijk van de tot 2018 toegepaste berekeningsjaren.
Een evaluatie van deze gecompliceerde berekeningssystematiek vereist eerst dat deze precies doorgrond wordt, en dat vervolgens evaluatiekriteria genoemd worden. Een van de (belangrijkste) vragen daarbij is wat precies de definitie van staatsgefinancierde en verplichte zorgkosten (van de WHO) is in verhouding tot de definitie van ziektekosten die tot heden bij de berekening gebruikt werd (namelijk: nationale en EU definities). Mogelijk komt dan ook aan de orde hoe het met wel of niet mee erin betrekken van langdurige zorgkosten (en wat Nederland – dus in de noemer- betreft bovendien de WMO) zit.
Dat de WHO-gegevens in dollars zijn voor alle landen lijkt me slechts een vereenvoudiging in te houden, omdat dan in de berekening geen wisselkoersen (tot voor kort t.o.v. de Euro) betrokken hoeven te worden. Ook zou (voor het verleden of de toekomst) een woonlandfactor berekend op dezelfde gegevens in us dollars precies hetzelfde moeten zijn als die in Euro’s, zoals het laatste het CAK vanaf 2006 t/m 2018 heeft gedaan.
Re: woonlandfactor.
van: Henk Komdeur.
Zoals Jan de Voogd zegt, dat er eerst definities zouden moeten worden opgesteld voor wat betreft de inhoud van de zorgkosten per land, zou ik willen onderstrepen.
Alleen al voor Frankrijk zijn er bij mij verschillende vraagtekens bij de berekening van deze kosten en wat daar zoal in wordt meegenomen. Een percentage van 15 % van de totale zorgkosten in Frankrijk bestaat uit o.a.
een deel van de pensioen verzorging van doktoren, tandartsen etc.,zwangerschaps verlof, uitkering ten gevolge invaliditeit door ongevallen, de ‘wlz’ kosten voor minder draagkrachtigen (inkomen minder dan ons AOW).
Als we dan bedenken dat in Frankrijk 60 tot 70 procent van de ziektekosten door de CPAM worden vergoed, en waarvoor je dus aan Nederland bijdragen betaald, kom ik tot de conclusie dat zelfs een factor van 0.83 nergens op lijkt terwijl bovendien wij ook nog een bijdrage betalen voor de Wlz waarvan wij zijn uitgesloten, zie artikel 2 van die wet. Je mag dan misschien wel die zorg in Nederland kunnen krijgen, maar als emigrant heb je daar niets aan tenzij je bereid bent te remigreren. Maar wie wil of kan dat?
Dan moet je nog voor de kosten van verzekering voor de 30 tot 40 % opdraaien en die worden bij elk jaar ouder worden hoger. Dus geen leeftijd solidariteit.
Er bestaat dus discriminatie, en bovendien ben ik van mening dat het gemeenschapsrecht van artikel 21 VWEU door Nederland met voeten wordt getreden. Zie hiervoor ook de discussie op dit terrein in het ‘Gastenboek’.
Henk Komdeur.
@ Henk
Je citaat: “Dan moet je nog voor de kosten van verzekering voor de 30 tot 40 % opdraaien en die worden bij elk jaar ouder worden hoger. Dus geen leeftijd solidariteit.”
Dat is inderdaad een belangrijk punt, althans in Frankrijk dat hoge eigen bijdragen kent, of andere staten waar het verzekeringspakket veel geringer is dan dat van Nederland. De SBNGB (voorloper van VBNGB) heeft getracht langs juridische weg een “woonlandfactor voor gepensioneerden” in de formule zorgbijdrage te krijgen, die dat probleem voor een deel zou oplossen. Dat is niet gelukt: de CRvB wees dit af in een uitspraak die dateert van voor het arrest Van Delft. Nu er steeds minder gegevens over het zorggebruik van gepensioneerden of ouderen per staat bekend zijn (anders dan onder Vo1408/71 nog wel te vinden zouden zijn), is de kans dat dit via de politiek nog ingevoerd zou kunnen worden van slagen nog kleiner geworden dan die al was.
Zoals uit voorgaande blijkt kan er nog veel gesleuteld worden aan de grondslag van de woonlandfactor. Dat heeft ook alle aandacht. We hebben dan ook in onze brief aan de Minister expliciet aangegeven dat we een berekening op basis van de WHO gegevens als voorbeeld van een betere grondslag zien, niet als volgens ons de uiteindelijk juiste methode. Voorlopig wachten we op antwoord op onze brief (FANF) waarin we stellen dat de woonlandfactor voor 2018 van 0,92 t.o.v. 0,83 voor 2017 en 2019 absurd afwijkt en nog best bijgesteld kan worden omdat de bijdrage nog niet definitief is vastgesteld.
De verhalen spitsen zich hier een beetje toe op Frankrijk, niks mis mee trouwens, maar ik wacht mijn definitieve bijdrage over 2017 voor Duitsland af en ga dan in ieder geval in bezwaar tegen de wlf 2017 , volgend jaar de wlf 2018 en 2020 de wlf van 2019.
Ik ga ervan uit, dat de wlf over 2016 correct is vastgesteld ( gecontroleerd door de EU) en dat daarna een stijging plaatsvindt van 13% (2017) en 14% (2018) en in 2019 een daling van 10% is onverklaarbaar. Helemaal aangezien het CBS heeft aangegeven dat de zorgkosten in Nederland in 2017 met 2,1% zijn gestegen t.o.v. 2016 en het Statistisches Bundesamt een stijging van 4.9% publiceert, Een stijging in 2017 van 2,8% van de woonlandfactor zou dan logisch zijn. Daarbij zijn voorlopige Duitse zorgkosten over 2015 in de berekening meegenomen, de loondoorbetalingen van de Krankenkasse na 6 weken ziekte, kortom, teveel ellende om op te noemen.
Geachte Heer Vos,
Ik wens U veel succes met het bezwaar mbt de wlf hoogte.Ik heb zelf bezwaar gemaakt tegen de wlf van 2008 en na enige maanden met CAK en Rechtbank den Haag te hebben gecorrespondeerd de moed opgegeven en dus het maar gelaten zoals de almachtige VWS
het heeft bepaald.Naar argumenten wordt niet geluisterd.
Overigens moet U bedenken dat de wlf wordt berekend met getallen welke 3 jaren oud zijn
en dat de gem. kosten in NL waren in 2014 €3492 en in 2015 € 3158, dit is de WMO truc,waarmede de wlf 10,5% omhoog ging.
Voor 2019 worden de werkelijke kosten vergeleken met 2014 met een index naar 2017
ik begrijp dat het CAK nog studeert op deze uiterst ingewikkelde wlf berekening en hoop dat onze organisatie hierbij een rol kan spelen.
Het is niet eenvoudig te beoordelen of de wlf correct is bepaald, zeker niet uit de gegevens waarnaar verwezen wordt. Het CBS spreekt over “zorguitgaven in brede zin”, waaronder wordt verstaan “geneeskundige zorg en langdurige zorg, jeugdzorg, kinderopvang en alle vormen van welzijnszorg zoals maatschappelijke dienstverlening en opvang van asielzoekers en dak- en thuislozen. Ze omvatten ook de kosten van beleids- en beheerorganisaties en fondsen in de zorg. Uitgaven aan zorggoederen en -diensten door alle instellingen, praktijken en organisaties die deze goederen en diensten leveren; ook aanbieders voor wie het niet hun belangrijkste werk is, tellen mee”.
Het Statistisches Bundesamt spreekt over “Krankheitskosten”, dat wil zeggen dat het uitsluitend gaat over ziektekosten (geen maatschappelijke dienstverlening etc) en dat de langdurige zorg (“Pflege”) niet is inbegrepen. .De stijging van het aantal “pflegebedürftige” mensen, die in die periode 19% bedroeg, is dus niet in het genoemde percentage meegenomen.
Aangezien de omvang van de door het CBS in beschouwing genomen zorg veel groter is dan die door het Statistisches Bundesamt kunnen de uitkomsten niet met elkaar vergeleken worden.
Voor de meeste landen is de uitkomst van de gewijzigde brongegevens (WHO i.p.v. opgave door woonlanden) positief, een lagere wlf, voor sommige landen is de wlf echter verhoogd. Om deze reden is het niet te verwachten dat herberekeningen van voorgaande jaren zullen worden uitgevoerd.
Wie bezwaar (of bij de rechter: in beroep gaan) wil maken tegen de woonlandfactor – ik beperk me tot EU/EER /Zwitserland-, kan zich op twee zaken richten:
1. de (on)juistheid van de teller van de woonlandfactor, dus de gem. kosten per verzekerde voor verstrekkingen onder de wettelijke ziektekostenregeling(en) van de woonstaat. Het zal denk ik vaak erg moeilijk zijn om (per jaar) te achterhalen hoe de berekening van die grootheid precies tot stand is gekomen. Men moet echter wel met bewijs komen (bij CAK en de rechter) dat die teller anders berekend moet worden dan VWS/CAK gedaan hebben, en liefst met een eigen empirisch onderbouwde berekening. Anders zal een rechter al snel tot de conclusie komen dat de grieven onvoldoende grond hebben.
Misschien dat voor Duitsland er een mogelijkheid is doorbetaalde loonkosten in verband met ziekte uit de teller te halen- dat zijn immers geen kosten van verstrekkingen maar van uitkeringen waarop een verdragsgerechtigde geen recht heeft (als ze er al in zouden zitten, dat behoeft dus nog controle). Met een WOB-achtige procedure binnen de woonstaat (niet via het ministerie van VWS Nederland) is mogelijk ook te achterhalen hoe de teller precies berekend is (als de woonstaat zo’n procedure zou kennen). Hoe dan ook lijkt het een zeer moeizaam traject.
2. de noemer in de woonlandfactor, dus de gemiddelde zorgkosten per verzekerde (ZVW en WLZ te samen) van Nederland. Reconstructie van de berekening lijkt wat meer mogelijkheden te bieden, maar er is niet op voorhand aan te nemen dat bij die berekening veel fouten zijn gemaakt (gezien een in 2007 eens uitgevoerde controle die de juistheid van de noemer toen bewees).
Ik zie veel meer heil in een evaluatie van de overgang op gebruik van (mede) WHO- gegevens die VWS en CAK per 2019 hebben ingevoerd; en dit vervolgens in overleg brengen met die instanties, en wel tijdig, d.w.z. voordat de berekeningen van de woonlandfactor voor het jaar 2020 worden opgesteld.
hans willemsen zegt over de woonlandfactor
De veelheid van reacties geeft aan dat de onduidelijkheid groot is.
Ik vraag mij af of alle gepensioneerde EU inwoners bij emigratie
dezelfde problemen hebben als de NL gepensioneerden.
Ik heb sterk de indruk dat deze rekenwijze door VWS/CAK is verzonnen en dus geen EU/EER gehanteerd systeem is.
Het zou aan te raden zijn om in de overige EU landen te onderzoeken hoe de ziektekosten verzekering is geregeld voor geemigreerde gepensioneerden.
Ik heb begrepen dat in verschillende landen de vrijheid bestaat om de verzekering te kiezen tussen ex-woonland of nieuwe woonland.
Daarmede zou een ziektekosten dekking buiten Europa ook geen probleem meer zijn. Gaarne reacties
Groet Hans uit Zwitserland
De berekeningswijze is inderdaad uniek. Andere landen die hun emigranten via het verdragsrecht laten verzekeren hanteren geen woonlandfactor (oftewel de woonlandfactor staat vast op 1).
Het Nederlandse systeem geeft geen ruimte voor alternatieven, het verdragsrecht is een verplichting. Wel zou mogelijk moeten zijn, als aanvulling een vrijwillige reguliere Zvw verzekering aan te bieden. Op de website is te lezen dat de VBNGB al jarenlang bezig is, een “opt-in Zvw” te bewerkstelligen.
Roy
Een uitzondering daarop is Zwitserland: ook dat land heeft een woonlanddifferentiatie ingevoerd, zij het minder verfijnd en niet volgens dezelfde systematiek als Nederland.
Wat Hans Willemsen zegt is verder juist: Nederland heeft de woonlandfactor ingevoerd, zij het na druk van gepensioneerde verdragsgerechtigden (in 2006). Dit is dus, als de gehele regeling voor inning van de zorgbijdrage door het CAK, geen door de EU voorgeschreven methodiek, maar het EHvJ heeft die keuze wel goedgekeurd in het arrest Van Delft: zelfs betiteld als een vorm van bevordering van het vrije verkeer van personen. Dat laatste zou een basis kunnen zijn voor een proefprocedure tegen woonlandfactoren groter dan 1.
Merk wel op dat indien het pensioenland aan zijn eigen gepensioneerde ingezetenen geen premie of bijdrage voor het ziektekostenstelsel oplegt dit krachtens artikel 30 Vo883/2004 ook niet aan zijn gepensioneerde verdragsgerechtigden wonend elders in de EU mag worden opgelegd. Dat geldt voor nogal wat EU staten.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Datum 14 januari 2019 Betreft Vragen van het lid Omtzigt (CDA) tijdens het AO Grensarbeid van 26 september jl.
Tijdens het algemeen overleg inzake de belasting- en sociale zekerheidspositie van grensarbeiders van 26 september jl. heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegd een aantal vragen schriftelijk te beantwoorden. Graag kom ik aan die toezegging tegemoet.
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Medische Zorg en Sport, de antwoorden op de Kamervragen van het lid P. Omtzigt (CDA) zoals gesteld tijdens het algemeen overleg.
Vragen inzake de zorgpremies, woonlandfactor en werelddekking
Het Lid Omtzigt (CDA) heeft tijdens het overleg tevens een aantal vragen gesteld op het terrein van de minister van Medische Zorg en Sport. Deze vragen zien op de inzet van Nederland inzake de financiering van zorgpremies uit de algemene middelen bij de wijziging van Verordening 883/2004, het verzoek om de woonlandfactor openbaar te maken en een werelddekking voor verdragsgerechtigden
Woonlandfactor
Op grond van Verordening 883/2004 hebben verdragsgerechtigden, bijvoorbeeld mensen met een Nederlands wettelijk pensioen die in een andere lidstaat wonen, in de lidstaat waar zij wonen recht op medische zorg ten laste van Nederland. Hierbij is op basis van Verordening 883/2004 het aansprakenpakket van het woonland leidend. Verdragsgerechtigden betalen een bijdrage aan Nederland. Om te compenseren voor het feit dat het woonland een ander pakket heeft dan Nederland wordt op deze bijdrage de woonlandfactor toegepast. Met de woonlandfactor wordt de verdragsbijdrage aangepast aan het niveau van de zorg in het woonland. De wijze van berekening van de woonlandfactor is vastgelegd in de Zorgverzekeringswet en de Regeling Zorgverzekering. De woonlandfactoren worden jaarlijks geactualiseerd door een wijziging van de Regeling Zorgverzekering. De CDA-fractie zou de woonlandfactor graag openbaar willen hebben.
Momenteel is de woonlandfactor al openbaar. De wijziging van de Regeling Zorgverzekering wordt jaarlijks gepubliceerd in de Staatscourant, inclusief vermelding van de bronnen die gebruikt zijn om de gemiddelde zorgkosten te bepalen. Dat betreft enerzijds de gemiddelde uitgaven voor zorg ten laste van de sociale zorgverzekering voor een rechthebbende in het woonland van betrokken persoon. Anderzijds gaat het om de gemiddelde uitgaven voor zorg in Nederland uit hoofde van de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Voor zover de bronnen niet via internet zijn te raadplegen kunnen deze bij het CAK worden opgevraagd
De uitgaven voor ZvW en Wlz zijn naar mijn mening niet zo via internet te raadplegen, tenminste ZvW nog wel, maar wlz lijkt mij een drama om aan een totaalbedrag te komen.
Wat Duitsland betreft is het wat makkelijker, het Bundesministerium Gesundheit gebruikt voor haar data gegevens van het Statistisches Bundesamt, wat in ieder geval in de Duitse zorgkosten zit zijn de loondoorbetalingen bij ziekte , max. 72 weken, door de Krankenkasse ter waarde van 11,8 miljard euro in 2014 en betalingen aan Ausland ter waarde van 1,5 miljard euro. Het lijkt mij dat deze kosten in ieder geval niet meegeteld zouden moeten worden bij de Duitse cijfers. Blijft het feit, dat het een onmogelijke opgave is om een inzicht te krijgen wat in Nederland en in Duitsland nou meegenomen wordt bij de berekening van de wf. Ook de WHO cijfers laten in 2015 een daling van de zorgkosten in Nederland zien t.o.v. 2014, dus blijkbaar hebben ook die de truc met de AWBZ/WMO geaccepteerd. In mijn optiek zou bij de bepaling van de wf , de 20,30 of 40 meest voorkomende medische behandelingen ( maar ook bijvoorbeeld de kosten van een nacht in een ziekenhuis) met elkaar vergeleken moeten worden, dan krijg je denk ik een eerlijk beeld hoe de kosten zich tot elkaar verhouden.
Ook voor de WLZ zijn wel degelijk de uitgaven te vinden. Voor een globaal overzicht zie bijv. alhier:
https://www.staatvenz.nl/content/uitgaven-en-inkomsten-fonds-langdurige-zorg
Meer gedetailleerde gegevens worden ook openbaar gemaakt. Het gedifferentieerd vergelijken (per type behandeling/zorg) tussen landen lijkt niet alleen administratief ondoenlijk, maar ook niet zinvol, omdat je (na weging over allerlei typen zorg) toch weer tot een totaalscore moet komen.
De “truc” met de WMO is geen truc, omdat de WMO niet gerekend kan worden tot wettelijke zorg als bedoeld onder Vo883/004. Dat is ook in die zin van belang dat WMO-achtige zorg in het woonland evenmin in de teler van de woonlandfactor mag worden opgenomen (dat is de reden dat die van Zweden gecorrigeerd is achteraf).Het valt ook niet onder de pensioenlandzorg waarop de gepensioneerde verdragsgerechtigde in Nederland recht heeft. (wel ZVW en WLZ-zorg). Globaal genomen heeft de invoering van de WMO op termijn weinig invloed op de hoogte van de verdragsbijdrage. Reden: tegenover verkleining van de noemer in de woonlandfactor stond een verlaging van het WLZ- premiepercentage met ongeveer 3 procentpunten in 2015. Hogere (premieinkomens) onder de gepensioneerde verdragsgerechtigden hebben van de overgang van AWBZ naar WLZ wel enig financieel voordeel gehad, lagere juist niet (door de werking van de heffingskorting in de zorgbijdrage).
Als ik dat staatje van WLZ optel bij de uitgaven ZvW van 45,4 miljard, kom ik voor 2017 uit op zo´n 66 miljard. Bij de WHO cijfers staat voor 2015 een uitgave van bijna 72 miljard. Ik neem toch niet aan dat de zorgkosten in Nederland tussen 2015 en 2017 met 10% zijn gedaald.
Wat ik bedoelde met het vergelijken van de meest voorkomende medische handelingen is minder arbeidsintensief dan de huidige werkwijze, waar dan ook , buiten de medewerkers van het CAK en nog wat hoogbegaafden niemand iets van snapt. Je telt bijvoorbeeld de 30 meeste handelingen bij elkaar op en vergelijkt die met het woonland, klaar dan heb je een waarheidsgetrouw beeld van de verhoudingen. Dat ze nu het CBS een onderzoek laten uitvoeren naar de WLF geeft al aan, dat ze niet overtuigd zijn van een betrouwbare en juiste huidige methode.
De reden dat er gezocht wordt naar een nieuwe methode is dat de Administratieve Commissie van van de EC steeds minder gegevens verzamelt die direct bruikbaar zijn als (teller in de) woonlandfactor. Reden: er wordt minder op forfaitaire en steeds meer op werkelijke kosten (van verdragsgerechtigden) afgerekend tussen (EU)landen. Dat noodzaakte al voor het jaar 2019 naar een nieuwe bron van gegevens te zoeken. Dat werden WHO-cijfers zij het dat die nog slechts in een overgangsmethodiek werden gebruikt. Het CBS gaat nu uitzoeken welke gegevensbasis voor de toekomst het best bruikbaar is (er zijn, naast nationale, nog meer internationale bronnen namelijk: Eurostat en OESO bijv).
Als je verder gaat differentiëren naar typen zorg per woonland kom je te staan voor nog meer problemen van onvergelijkbaarheid van cijfers, wat het wantrouwen in de betrouwbaarheid van zo’n woonlandfactor slechts zal doen toenemen.
Leuk verhaal, maar als je beweert als overheid dat je de meest recente en betrouwbare gegevens gebruikt voor het vaststellen van de WLF moet je dat ook gewoon doen. En anders moet die overheid gewoon zeggen, we rommelen maar wat aan
Dat er gerommeld wordt is sinds 2018 bekend met de introduktie van de verschuiving van een gedeelte van de WLZ naar de gemeente en heet dan plotseling WMO
Het gevolg was dat in de meeste landen de WLF met 10 % werd verhoogd.
Het CAK/VWS heeft dit ook gezien en heeft een niet nader verklaarde wijziging voor 2019 in de 2018 staatscourant gepubliceerd
de verklaring is nog steeds niet bekend gemaakt maar de CBS
wordt ingeschakeld om zich in te dekken!!
Gezien de WLF chaos zouden wij ons moeten verzetten tegen de 2018 WLF berekening
De “niet nader verklaarde wijziging staat in de Staatscourant (zie voor link: de eerste posting in deze draad). Ik citeer daaruit het belangrijkste (er zijn nog meer details):
“Berekeningswijze 2019
Met deze regeling wordt de woonlandfactor vastgesteld die geldt voor het jaar 2019. Per land staat de factor vermeld in bijlage 4 van de Rzv. De woonlandfactoren zijn berekend door het CAK. Het CAK heeft mij daarover op 18 oktober 2018 geadviseerd. De berekeningswijze van de woonlandfactoren is anders dan in voorgaande jaren. De aanleiding daarvoor is dat de gehanteerde bronnen om de gemiddelde zorgkosten in andere landen te bepalen drastisch zijn verminderd. Dit komt met name door de overgang naar de integrale afrekening van zorgkosten binnen de Europese Unie op basis van werkelijke kosten, waar voorheen deels op basis van vaste bedragen werd afgerekend. De lidstaten van de Europese Unie zijn daardoor niet meer verplicht om de Rekencommissie van de Administratieve Commissie van informatie over de gemiddelde zorgkosten te voorzien.
De World Health Organization (WHO) publiceert jaarlijks op haar website de gemiddelde zorgkosten van de aangesloten landen, meer specifiek de indicator ‘Government schemes and compulsory contributory health care financing schemes’. Ten opzichte van de huidige bronnen zijn de gegevens van de WHO een stabiele, onafhankelijke, toegankelijke en betrouwbare bron van informatie over zorgkosten in vrijwel alle landen. Het gebruik van gegevens van de WHO heeft ook als voordeel dat de woonlandfactoren kunnen worden geactualiseerd naar de meest recente cijfers en dat voor alle landen hetzelfde referentiejaar geldt.
De berekening van de woonlandfactoren is dit jaar gebaseerd op de woonlandfactoren die zijn vastgesteld aan de hand van de kosten uit het meest recente jaar voorafgaand aan 2015, en een indexatie op basis van gegevens van de WHO over de zorgkosten1. Dit houdt in dat de eerder vastgestelde woonlandfactoren worden bijgesteld aan de hand van de verhouding tussen de ontwikkeling van de gemiddelde zorgkosten in het woonland en in Nederland in de periode tot en met 2015 volgens de gegevens van de WHO.
De berekening vindt plaats volgens de formule: woonlandfactor 2019 = woonlandfactor 2018 x (wijzigingsfactor zorgkosten woonland tot en met 2015 / wijzigingsfactor zorgkosten Nederland in dezelfde periode).
Hierbij geeft de wijzigingsfactor de verhouding aan van de gemiddelde zorgkosten in het jaar dat gebruikt werd bij het berekenen van de eerder vastgestelde woonlandfactor en het berekeningsjaar 2015. Zo leidt een verhoging van de kosten met 10% tot een wijzigingsfactor van 1,1 en een kostenverlaging van 5% tot een wijzigingsfactor van 0,95.
Voor de toepasbaarheid op de lange termijn zal deze nieuwe berekeningswijze volgend jaar geëvalueerd worden.”
Deze laatste evaluatie is inmiddels uitbesteed aan het CBS.
Als een wat late reactie op het verhaal van R.Meijnderts, en verder onderzoek naar de opbouw van de Duitse zorgkosten, Het Bundesamt heeft becijferd dat de zorguitgaven 2017 Duitsland 375,6 miljard euro bedraagt, daarin is meegenomen 37,2 miljard uitgaven Pflegeversicherung, opvang asielzoekers, sociale hulp enzovoort.
In grote lijnen zijn de definities van het CBS en Statistisches Bundesamt heel goed met elkaar vergelijkbaar.
Daar komt bij dat in de Duitse Gesundheitsausgaben ook de loondoorbetaling bij ziekte is opgenomen, een reactie op hoeveel dat bedraagt heb ik tot nu toe niet vernomen, maar daar zal ongetwijfeld een antwoord op komen. Het lijkt er derhalve op, dat de Duitse Gesundheitsausgaben een groter aantal onderliggende kostendragers hebben dan die van het CBS.
Hierbij de reactie van de heer R. Meijnderts op uw bericht:
“Het CBS gaat in opdracht van VWS een onderzoek doen naar de woonlandfactor. Dit is heet van de naald. Binnenkort verschijnt er nadere informatie op de website.”
Dat is goed nieuws, ik heb trouwens bericht gekregen van het Bundesamt dat er voor 11,6 miljard euro aan krankengeld ( loondoorbetaling bij ziekte ) in de cijfers is opgenomen. Tevens is opgenomen 1,4 miljard aan betalingen aan het buitenland, wat ik daar onder moet verstaan is mij niet duidelijk. Deze bedragen zijn zowel in de cijfers van het Statistisches Bundesamt als het Bundesministerium Gesundheit opgenomen.
Het is wellicht toeval,maar ik heb op 5 juli j.l. mijn definitieve jaarafrekening 2017 ontvangen en ik zal , zoals al eerder gemeld, bezwaar gaan indienen. Dit bezwaar zal zich richten op 4 hoofdpijlers, ten eerste dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet is nageleefd, de WLF is niet vastgesteld volgens de meest recente en meest betrouwbare gegevens die ten tijde van mijn definitieve jaarafrekening, 5 juli dus, beschikbaar waren. Er is geen enkele legitieme reden om al in november 2016 een definitieve WLF vast te stellen voor 2017. Hiermee lapt het CAK c.q. de minister ook het verbod op detournement de procedure aan zijn of hun laars. Ten tweede het motiveringsbeginsel, de feiten moeten kloppen en logische en begrijpelijk zijn, spreekt eigenlijk voor zich, als je in 2017 de WLF met 13% verhoogt, in 2018 met 14% verhoogt en de WLF in 2019 met 10% verlaagt, terwijl deze schommelingen niet hebben plaatsgevonden in de ontwikkeling van de zorgkosten in Duitsland t.o.v. Nederland, kan je niet meer spreken van behoorlijk bestuur. Het is ongeveer hetzelfde als je aan de roulettetafel in het casino zit. Ten derde het fair play beginsel, de overheid behoort het spel eerlijk te spelen, daar is in relatie met een aantal rechterlijke uitspraken omtrent wettelijke zorgkosten geen sprake meer van. En als laatste , bij de zorgkosten Duitsland heeft geen correctie plaatsgevonden van 11,6 miljard euro aan doorbetaalde lonen bij ziekte en geen correctie van 1,4 miljard euro aan vergoedingen betaald aan zorgkosten gemaakt door Duitsers in het buitenland.
Ik ben er bijna van overtuigd, dat ik een negatief antwoord ga krijgen op mijn eis de WLF aan te passen voor 2017 naar 77,32%, maar dan staat de weg voor verder beroep open.
Ik lees dat de woonlandfactor voor 2020 Frankrijk weer is verhoogd naar 0,9066. Zou gebaseerd zijn op het jaar voor 2015. Rare manier van rekenen!
En moet ik die woonlandfactor lezen als een factor ten opzichte van de basisverzekering? Dus krijgen wij 90,66% van het basispakket in Nederland?
waarom zie totaal niets over de situatie tav. met het Verenigd Koningrijk.
Geachte heer van den Heuvel,
De gegevens van het VK staan op de derde plek van onderen in de vergelijking vermeld.
Land Wlf 2019 Wlf 2018 Wlf 2017
Verenigd Koninkrijk 0,7741 0,6789 0,6269
Mocht u wat anders bedoelen, dan hoor ik dit graag.
Met vriendelijke groet,
Ed Roosen
VBNGB
Beste meneer Roosen
2017 >2018 is gelijk aan 5% verhoging
2018 >2019 is gelijk aan 10% verhoging
in 2 jaar 15% verhoging
Dit terwijl the health care spending since 2009 een flat line vertoont. dit is te zien via
office for national statistics-UK health accounts
date of publication 28-04-2020 (data 1997 tot en met 2018)
bijkomend the value £ tov. Euro -10% (tel uit de winst voor meneer Rutten)
Mijn verbazing is dat van de 1023 gepensioneerde Nederlanders in het VK niemand reageert op deze situatie. Ik heb van 1960 tot 2004 gewerkt in Nederland, pensioen met 59 jaar, plaats maken voor de jongeren.Dus 12% minder AOW (9000 euro). Ziektenkosten betalen aan CAK (7000 euro).
Wel betalen voor de WLZ waar je nooit gebruik van gaat maken. zijn wij melkkoeien ???
Ja, als u in het buitenland woont wordt u beschouwd als rijk. In de Tweede Kamer is wel eens deze opmerking gemaakt, dus zo denkt het parlement over gepensioneerden in het buitenland.