Selecteer een pagina

Erfrecht, erfbelasting en keuze Nederlands erfrecht

mei 10, 2020

De VBNGB bedankt Mr. Dirk-Jan Houtepen van Notariskantoor Houtepen voor zijn deskundig advies en aanvullingen bij het tot stand komen van deze artikelen. Onderstaande artikelen hebben niet de bedoeling volledig te zijn, maar om inzicht te geven in de complexe materie betreffende erfrecht, erfbelasting en keuze Nederlands erfrecht. Ook is aandacht besteed aan enige onderwerpen…

Deze pagina is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden van de VBNGB

Een deel van deze website is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden. Het bij elkaar brengen van relevante informatie kost inspanningen en geld. Zo ook deze website en het onderhouden er van. Een deel van de website houden wij vrij toegankelijk. Hier leest u wat vrij is en wat niet, en waarom.
Als u al lid bent kunt u hieronder inloggen. Bent u nog geen lid? Dan nodigen wij u uit om lid te worden, door het aanmeldformulier in te vullen.

8 Reacties

  1. Er is inderdaad een beperkt aantal verdragen tussen Nederland en een ander land ter voorkoming van dubbele erfbelasting. ik citeer van ondergenoemde site:

    “DUBBELE HEFFING
    Als u emigreert naar een land dat ook schenk- en/of erfbelasting zou heffen, dan kan er dubbele heffing ontstaan over uw schenking of nalatenschap. U kunt dit voorkomen door een goed advies, bijvoorbeeld het aannemen van een andere nationaliteit in combinatie met een testament. Niet alle landen zijn scheutig met het verlenen van hun nationaliteit, dit kost even tijd en veel energie. Nederland heeft met een aantal landen verdragen voor erfbelasting gesloten, dit is een beperkt aantal landen, namelijk:
    1. Zwitserland (1951);
    2. Zweden (1952);
    3. Finland (1954);
    4. Verenigde Staten van Amerika (1969);
    5. Israël (1974);
    6. Groot-Brittannië en Noord-Ierland (1979);
    7. Oostenrijk (2001).
    De onder 6 en 7 genoemde verdragen hebben betrekking op schenkbelasting en erfbelasting. De andere verdragen zien alleen op erfbelasting (dus bij overlijden). De onder 2,5 en 7 genoemde verdragen hebben niet veel nut meer, deze landen kennen geen erfbelasting meer.”

    https://www.belastingtips.nl/kennisbank/fiscaaladvies_dossier/emigratie/estate_planning_internationaal/
    waaruit ik citeer:

    Antwoord
  2. De woonplaatsfictie is een merkwaardig iets.
    Iemand met Nederlandse nationaliteit wordt, bij overlijden binnen tien jaren na emigratie, voor de Nederlandse erf- en schenkbelasting gezien als inwonend.
    Voor iemand met een andere nationaliteit die in Nederland gewoond heeft, is die periode maar één jaar.
    Binnen Europa is dat feitelijk verboden discriminatie naar nationaliteit.
    En kan leiden tot dubbele erfbelasting, als het woonland zich niets aantrekt van die Nederlandse fictie.
    Ik lees dat in een procedure tussen NL en Zwitserland de rechter oordeelde dat die fictie toegestaan is. Maar valt Zwitserland eigenlijk wel onder het Europese recht?

    Antwoord
    • In de belastingsfeer is onderscheid naar nationaliteit op grond van het Europese recht niet bij voorbaat verboden. Zie daartoe de argumentatie in het arrest Gilly C-336/96.
      Dubbele heffing van erfbelasting komt in de praktijk inderdaad voor als er geen belastingverdrag is en beide staten die kunnen heffen geen eenzijdige maatregelen kennen om rekening te houden met heffingen door andere staten.

      Antwoord
      • Zie ook dit oordeel van de Hoge Raad over de woonplaatsfictie in de Successiewet:

        ECLI:NL:HR:2006:AQ7098
        Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 22-12-2006 Zaaknummer 39261 Formele relaties
        Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AQ7098 In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2002:AF2787, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie
        Art. 3, lid 1, Successiewet 1956 (woonplaatsfictie gedurende tien jaar): niet in strijd met EG-recht. Vindplaatsen
        Rechtspraak.nl RN 2007, 13 BNB 2007/113 met annotatie van I.J.F.A. van Vijfeijken Belastingadvies 2007/2.11 V-N 2007/7.16 met annotatie van Redactie KWEP 2007/7 Vp-bulletin 2007, 6 FutD 2007-0002 met annotatie van Fiscaal up to Date
        Nr. 39.261 22 december 2006 MvA, daaruit:

        4.3. Belanghebbenden hebben voor het Hof aangevoerd dat het bepaalde in artikel 3, lid 1, SW in strijd is met het ingevolge artikel 8A EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 18 EG) aan het burgerschap van de Europese Unie verbonden recht op verblijf in een andere lidstaat, dan wel in strijd is met het algemene discriminatieverbod van artikel 6 EG-Verdrag (thans artikel 12 EG).
        Naar redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar is, zijn deze opvattingen onjuist.
        Het HvJ EG heeft in zijn arrest Van Hilten-van der Heijden – na te hebben vooropgesteld (punt 36) dat de directe belastingen weliswaar tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren, doch dat deze laatsten niettemin verplicht zijn die bevoegdheid in overeenstemming met het gemeenschapsrecht uit te oefenen – in punt 47 overwogen:
        “Voorzover ingezetenen die onderdaan zijn van de betrokken lidstaat, ten gevolge van een nationale wetgeving als de litigieuze anders worden behandeld dan ingezetenen die onderdaan zijn van andere lidstaten, zij opgemerkt dat dergelijke – met de verdeling van de fiscale bevoegdheid samenhangende – differentiaties niet kunnen worden geacht discriminaties op te leveren die uit hoofde van artikel 73 B van het Verdrag verboden zijn. Bij gebreke van unificatie of harmonisatie op gemeenschapsniveau vloeien zij immers voort uit de bij de lidstaten berustende bevoegdheid, eenzijdig of in verdragen de criteria voor de verdeling van hun heffingsbevoegdheid vast te stellen [waarna het HvJ EG verwijst naar zijn arresten van 12 mei 1998, Gilly, C-336/96, Jurispr. blz. I-2793, punt 30, en van 21 september 1999, Saint-Gobain ZN, C-307/97, Jurispr. blz. I-6161, punt 57].”
        Deze redengeving geldt evenzeer met betrekking tot de vragen of de onderwerpelijke regeling een discriminatie oplevert die in strijd is met artikel 6 EG-Verdrag (thans artikel 12 EG) of artikel 8A EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 18 EG).
        Ook de hoedanigheid van burger van de Europese Unie brengt niet mede dat Nederlandse onderdanen die hun woonplaats naar een andere lidstaat hebben verlegd, er aanspraak op kunnen maken dat hun nalatenschap uitsluitend met successierecht wordt belast op grond van de eventueel gunstiger wetgeving van hun nieuwe woonstaat; de Hoge Raad onderschrijft het betoog van de Advocaat-Generaal Léger in zijn conclusie voor het arrest Van Hilten-van der Heijden, punten 75 t/m 81.
        Opmerking verdient dat indien wordt gekeken naar de gevolgen voor belanghebbenden, de in Nederland wonende kinderen van erflater, die ieder een deel van zijn nalatenschap hebben verkregen, geen discriminatie geconstateerd kan worden, reeds omdat zij – door verrekening bij de heffing in Nederland van het door hen verschuldigde Belgische successierecht – niet als gevolg van de onderwerpelijke regeling zwaarder worden belast dan wanneer erflater in Nederland was blijven wonen. De in België wonende weduwe van erflater, ook verkrijger, is aan Nederland geen successierecht verschuldigd (en is dan ook geen partij in dit geding).

      • zie ook dit EHvJ arrest:

        ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)
        30 april 2020 (*)
        In de gevoegde zaken C 168/19 en C 169/19,
        HB (C 168/19), IC (C 169/19)
        Tegen Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS),
        Dictum:
        De artikelen 18 en 21 VWEU verzetten zich niet tegen een belastingregeling die voortvloeit uit een tussen twee lidstaten gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing, op grond waarvan de bevoegdheid van deze staten inzake de belastingheffing op pensioenen wordt verdeeld naargelang de ontvangers ervan waren tewerkgesteld in de particuliere sector of de publieke sector, en in dat laatste geval naargelang zij al dan niet de nationaliteit van de lidstaat van verblijf hebben.

  3. De woonplaatsfictie is opgenomen in de Successiewet 1956 om te voorkomen dat door emigratie de Nederlandse erf- en/of schenkbelasting wordt ontgaan. Ook in de laatste wijziging van deze Successiewet die per 1 januari 2010 is ingegaan, is de overgangsregeling niet gewijzigd.
    Een belastingverdrag is een overeenkomst tussen twee landen, het andere land kan zowel deel uit maken van de EU zoals Finland, maar kan ook buiten Europa liggen. Het verdrag Successiebelasting tussen Nederland en Zwitserland is geldend van 09-01-1952 t/m heden.Voor de tekst van het verdrag tussen Nederland en Zwitserland zie https://wetten.overheid.nl/BWBV0005306/1952-01-09

    Antwoord
    • Dank voor de aanvulling
      In dat verdrag successiebelasting NL-ZW wordt de woonplaatsfictie beiderzijds op tien jaren gesteld. Indien ZW niet onder het EU- recht omtrent discriminatie naar nationaliteit valt, is dat verdrag niet op die grond aanvechtbaar en dus juridisch geldig. Indien wel, dan zou moeten gelden dat EU-recht gaat vóór nationaal recht.

      Antwoord
  4. In Spanje was/is het niet ongebruikelijk dat men voor het onroerend goed in Spanje een tweede testament, naast het Nederlandse testament laat opstellen. In Spanje zijn er nog steeds makelaars /gestors die hun klanten aanraden een Spaans testament voor hun Spaanse woning op te laten maken. Een Spaans testament is niet nodig, men kan dit ook regelen in een Nederlands testament. Volgens Spaans recht herroept een tweede testament (opgemaakt in Spanje) automatisch alle eerdere testamenten, in Nederland moet een eerder testament uitdrukkelijk worden herroepen (bron Notariskantoor Amer). Indien u zowel een Spaans als een Nederlands testament heeft, adviseren wij u na te gaan of uw eerder opgemaakt Nederlands testament nog van kracht is.

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.

Blijf op de hoogte

Ontvang een e-mail wanneer er nieuwe berichten online staan.

Factsheet