De Hoge Raad meldt op de eigen website dat bij recente uitspraak Nederland geen belasting mag heffen van een inwoner van Portugal over de AOW omdat niet aan de voorwaarde is voldaan dat de AOW fiscaal gefacilieerd opgebouwd is. Dit in afwijking van de Conclusie van de Advocaat Generaal die uit het feit dat Nederland als kasstaat optreedt al afleidde dat sprake is van fiscale faciliëring van de AOW.
De vraag is in welke belastingverdragen nog meer staat dat de AOW fiscaal gefacilieerd moet zijn wil Nederland moet kunnen heffen, en waarbij Nederland dus ook heffingsrecht kwijtraakt op basis van deze uitspraak.Dit geldt bijvoorbeeld voor het Verenigd Koninkrijk en Albanie, maar niet voor Duitsland en België. Verder onderzoek naar de preciese formulering van het pensioenartikel in belastingevrdragen is nodig om mogelijk nog meer woonstaten te vinden voor welke het geldt.
Als ik ga wonen in Portugal betaal ik dan geen belasting in Nederland over mijn AOW pensioen?
zie de uitspraak van de Hoge Raad voor het antwoord op uw vraag.
Spanje kent veel gepensioneerden uit Nederland. We zijn benieuwd of dit ook voor Spanje geldt.
Het verdrag wijst de heffing over AOW aan Spanje toe. Wel is een nieuw verdrag in voorbereiding. Nederland zal wel rekening willen houden met de uitspraak van de Hoge Raad en bij zijn streven heffing over (ook) AOW te verkrijgen een andere formulering gaan kiezen, zo vermoed ik.
Moet Spanje natuurlijk wel mee akkoord gaan.
Iets dergelijks heeft met Frankrijk gespeeld. Nederland wilde het belastingverdrag uit 1972 aanpassen, zodat Aow gerechtigden in Nederland belasting gingen betalen.
Frankrijk staat op het standpunt dat mensen in Frankrijk wonen en daar gebruik maken van alle faciliteiten, zodat het logisch is dat Frankrijk heffingsbevoegdheid houdt.
Hoe zeker is dat Frankrijk dat standpunt zal kunnen handhaven, als het dat inneemt? Er is nog geen nieuw verdrag met Frankrijk.
Dag Jan, wat ik heb begrepen is dat Frankrijk geen behoefte heeft een nieuw belastingverdrag met Nederland af te sluiten omdat men pensioenen (ook AOW) in Frankrijk wil blijven belasten, onder het motto: mensen wonen in Frankrijk en maken gebruik van alle voorzieningen.
Ik heb via de NL staat een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. Omdat ik en mijn vrouw in Spanje residentials zijn en wonen, ondervinden wij dit als voordelig. Dit terzijde.
Mijn vraag: Sinds juli 2020 is mijn vrouw AOW uitkeringsgerechtigde en is mijn partner toeslag ingehouden door de SVB. Helaas is de AOW uitkering niet betaald omdat zij dat moet aanvragen bij het Spaanse Securidad! Deze is niet bereikbaar door de Covid-19. Ondanks diverse telefoon communicatie met de SVB krijgen we de mededeling dat de SVB hier niets aan gaat doen. Zij is helaas 100% Nederlandse en met een NL paspoort. De premie voor deze AOW altijd betaald in NL.
Hoe kunnen wij dit oplossen?
Mvg,
Willem Akkerman
Hoe zit dit met aow in vietnam? Buiten dat ze je al extra korten?
Heffing over AOW is bij verdrag toegewezen aan Nederland. De uitspraak van de Hoge Raad verandert dat niet.
Volgens mij zijn beide Hoge Raad zaken veel eenvoudiger dan nu wordt gesuggereerd.
Alleen dit artikel onderdeel is van belang:
b. indien en voor zover dit pensioen of andere soortgelijke beloning of lijfrente in de Verdragsluitende Staat, waarvan de genieter van het pensioen of andere soortgelijke beloning of lijfrente inwoner is, niet tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief voor inkomsten verkregen uit niet-zelfstandige arbeid, dan wel het brutobedrag van dat pensioen of andere soortgelijke beloning of lijfrente voor minder dan 90 percent, in de belastingheffing wordt betrokken.
Of…..zie ik dat verkeerd?
Dat ziet u verkeerd. Vooropgesteld is dat de Hoge Raad oordeelt dat in Portugal voor Nederlandse AOW heffing niet voldaan kan worden aan voorwaarde a), dus betreffende fiscale faciliëring door Nederland. Daarom mag Nederland niet meer heffen over AOW, ook niet bij hogere AOW dan 10000 Euro. Aan voorwaarde b. komt Nederland dan niet meer toe.
Bij de WAO-zaak ligt het anders. WAO is wel fiscaal gefacilieerd in de opbouw. Daar dient de rechtbank dus nog wel de zaak te toetsen op voorwaarde b. Ik leg het arrest van de hoge Raad zo uit dat indien uit de nationale wetgeving van Portugal blijkt dat Portugal buitenlandse arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in de heffing betrekt, Nederland geen basis meer heeft om alsnog de heffing over de WAO op te eisen (ongeacht de hoogte ervan). Of Portugal feitelijk een aanslag heeft opgelegd op de WAO is niet van belang (een nihil aanslag kan bijv. veroorzaakt zijn door een hoge belastingvrije som).
Bedankt voor snelle reactie Jan, nog even over die 3 cumulatieve voorwaarden:
Als aan 1 van die 3 niet wordt voldaan is het inkomen in PT (woonland) belast. Vandaar dat ik de indruk had dat of a. nu wel of niet klopt niet zo belangrijk is, omdat volgens b NL sowieso niet mag belasten…..
zie mijn bijstelling van de mening in de WAO zaak hieronder: ook daar is m.i. niet voldaan aan voorwaarde uit 18.2.a van het verdrag met Portugal.
De formulering voor Georgië is vrijwel gelijk aan die in het Portugese verdrag: dus daar is heffing over AOW door Nederland niet langer mogelijk.
wat doet Zweden in bovengenoemd geval? ik betaal aan Nederland over mijn aow (wonend met partner) bijna 1000 euro belasting per jaar
De uitspraak van de Hoge Raad is niet van belang voor Zweden.
Belangrijk is steeds de formulering in het betrokken belastingverdrag. B.v. Hongarije:
“Any pension paid out under the provisions of a social security system of one of the States to a resident of the other State may be taxed in the first-mentioned State.”
De AOW wordt niet eens expliciet genoemd. HR uitspraak n.v.t.
Zeker : voor de heffingstoewijzing is de uitspraak van de Hoge Raad in veel woonlanden niet van belang. Ik kon er maar een stuk of vier vinden. Meestal gaat het dan om wat nieuwere belastingverdragen.
Valt een nabestaanden “pensioen” dan onder social security?
Dat hangt er vanaf welke je bedoelt: een ANW pensioen zal in alle belastingverdragen als socialezekerheidsuitkering of- pensioen gelden, een nabestaandenuitkering van een Ned. pensioenfonds niet. Dat is een overlevingspensioen dat vaak hetzelfde behandeld zal worden qua heffingstoewijzing als een bedrijfsouderdomspensioen (of soms een overheidspensioen).
Kan iemand mij uitleggen wat fiscaal gefacilieerd is?
Dat doet de Hoge Rad in de uitspraak. Ik citeer:
De derde vraag
5.4.1 De derde vraag van de Rechtbank heeft betrekking op de uitleg van letter a van artikel 18, lid 2, van het Verdrag. De Rechtbank wil weten of ten aanzien van een AOW-uitkering kan worden gezegd dat is voldaan aan de in letter a gestelde voorwaarde.
5.4.2 De in letter a gestelde voorwaarde houdt – voor zover hier van belang – in dat de aanspraak moet zijn vrijgesteld dan wel anderszins in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale faciliëring, of dat de met het pensioen samenhangende premies in aftrek zijn gebracht dan wel anderszins in aanmerking zijn gekomen voor fiscale faciliëring. AOW-uitkeringen worden gefinancierd volgens het zogenoemde omslagstelsel. Degene die AOW-premie betaalt, bouwt daarmee geen rechten op en verwerft met die premiebetaling dus ook geen aanspraak in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, op toekomstige AOW-uitkeringen. Dit betekent dat niet kan worden gezegd dat enige aanspraak op AOW in Nederland is vrijgesteld of anderszins in aanmerking is gekomen voor fiscale faciliëring, in de zin van artikel 18, lid 2, letter a, van het Verdrag. De kenmerken van het hiervoor omschreven omslagstelsel brengen mee dat in het verleden betaalde AOW-premies niet in de hiervoor bedoelde zin samenhangen met hetgeen aan AOW-pensioen wordt uitgekeerd. Ook voor zover in het verleden, tot het in werking treden van de Wet vereenvoudiging tariefstructuur en aftrekposten in de loon- en inkomstenbelasting (Stb. 1989, 122), AOW-premies als persoonlijke verplichtingen in aftrek konden worden gebracht, kan er daarom geen sprake zijn van met het AOW-pensioen samenhangende, in aftrek gebrachte of anderszins fiscaal gefacilieerde, bijdragen in de zin van artikel 18, lid 2, letter a, van het Verdrag. De derde prejudiciële vraag van de Rechtbank moet daarom als volgt worden beantwoord.
5.4.3 Ten aanzien van AOW-uitkeringen wordt niet voldaan aan de voorwaarde gesteld in artikel 18, lid 2, letter a, van het Verdrag.
Deze argumentatie uit 5.4.2. roept wel vragen op welke sociale zekerheidsregelingen het kan betreffen. Kijken we naar de argumentatie van de Hoge Raad in de AOW-zaak dan blijkt de Hoge Raad de fiscale faciliëring daar af te wijzen op grond van het gegeven dat de AOW volgens het omslagstelsel is gefinancierd, ook in de periode , tot midden jaren tachtig, dat de AOW-premies aftrekbaar waren. Zelfs dat laatste beweegt de Hoge Raad er niet toe te spreken van fiscale faciliëring: premiebetaling leidt vanwege het omslagstelsel niet tot opbouw van AOW-rechten is het oordeel en daarmee kan geen sprake zijn van fiscale faciliëring. Passen we die redenering toe op de WAO dan geldt precies hetzelfde: ook dat is omslaggefinancierd. Er was ook een WAO zaak aan de Hoge Raad voorgelegd waarin de Hoge Raad uitspraak deed. De prejudiciële vraag over fiscale faciliëring AOW, dus uitleg voorwaarde art. 18.2.a., was echter niet voorgelegd in de WAO zaak, mogelijk omdat de Rechtbank meende dat klip en klaar wel sprake zou zijn van fiscale faciliëring. Vul je in 5.4.2. WAO in op de plaats van AOW dan blijft de redenering van de Hoge Raad geldig. De Hoge Raad maakt ook niet het onderscheid “opbouwstelsel ” , geldend voor de AOW, versus “risicostelsel”, geldend voor de WAO. Maar omslagstelsel versus niet-omslagstelsel, dus op basis van beoordeling van de financieringswijze. Daarbij wordt het onmogelijk geacht dat fiscale faciliëring bij het omslagstelsel plaatsvindt. Alle premiegefinancierde sociale zekerheidsregelingen zijn m.i. gebaseerd op het omslagstelsel, ook de WAO dus. Daarmee wordt voorwaarde 18.2.a. uit het Portugese belastingverdrag een dode letter voor heefing van belasting voor alle sociale zekerheidsuitkeringen door Nederland in de Portugese context. En ook de vergelijkbare in andere landen die ik in deze draad genoemd heb.
Blijft nog de vraag wat geldt voor sz-regelingen die volledig uit de algemene middelen gefinancierd worden. Aangezien daar geen rechten worden verworven op basis van premiebetaling kan evenmin sprake zijn van fiscale faciliëring, aldus lees ik 5.4.2. hierboven. Dit in tegenstelling tot het oordeel van de Advocaat Generaal. De Hoge Raad legt een zeer strenge toets aan op basis van de letterlijke uitleg van fiscale faciliëring zoals dat in het verleden bij de belastingwetgeving is geformuleerd. Het komt er, a contrario redenerend, op neer dat dan sprake moet zijn van een opbouwstelsel dat kapitaaldekkingsgefinancierd is. Dat zal bij sociale zekerheid niet zo vaak voorkomen: voor Nederland ken ik dat niet. Wel bij de opbouw van bedrijfspensioenen en lijfrentes uiteraard.
Hoe zit het met Ierland? Gelieerd aan het Verenigd Koninkrijk?
Verdrag met Ierland kent een andere formulering. De uitspraak van de Hoge Raad is daar niet van belang.
zolang je in Ierland de AOW niet over laat komen betaal je in Ierland geen belasting over uiteraard en volgens mij ook niet in Nederland.
Inmiddels is er een grens van 25000 Euro in het nieuwe verdrag. Gezamenlijke pensioenen daarboven (daartoe wordt ook AOW gerekend) leidt tot heffing door Nederland over die pensioenen
Ik begrijp er niets van. “Dat de AOW fiscaal gefaciliteerd opgebouwd is.”
Dat is toch altijd hetzelfde?
Vervolgens geldt wat het belastingverdrag met het woonland er over zegt. Of niet “vervolgens”?
Waar gaat deze uitspraak van de Hoge Raad dus over??
Van belang is op welke voorwaarden de heffingstoewijzing aan Nederland is geformuleerd in het verdrag . Als dat (onder meer) gebonden is aan de voorwaarde van fiscaal gefacilieerde AOW kan volgens de Hoge Raad niet aan de voorwaarde worden voldaan en mag Nederland dus niet heffen. Meestal mag de woonstaat dan wel heffen, omdat de heffing (mede) over de AOW onder die voorwaarde veelal bij uitzondering aan Nederland is toegewezen.
Ik woon in Duitsland en heb nog geen AOW, maar wel een erg klein bedrijfspensioen en een aantal maanden inkomen uit een stamrecht BV. Over 2019 totaal minder dan €15.000,- Het Duitse Finanzamt vindt dat alles in Duitsland belast moet worden.
Het belastingverdrag tussen NL en D moet dubbele heffing voorkomen. Kan ik nu de in NL betaalde belasting terugvragen?
Goedemiddag Jan,
Snappen doe ik het niet helemaal.
Met mijn echtgenote wonen wij reeds 34 jaar in Belgie en betalen wij ook al hetzelfde aantal jaren belasting over AOW en NL pensioen in Belgie en niet in NL.
M.vr.gr,
Het bericht gaat over Portugal, niet over België. Zoals ik al schreef heeft deze uitspraak voor Belgie geen betekenis. De heffingstoewijzing over AOW is in het verdrag met België anders geregeld dan in Portugal.
De Belastingdienst stelt in zijn voorlichting over het pensioenartikel in het belastingverdrag met België het volgende voorbeeld :
“ Voorbeeld 1
U ontvangt een AOW-uitkering. De AOW-uitkering bedraagt op jaarbasis € 8.500. Daarnaast hebt u, in de periode dat u in Nederland werkte, lijfrenterechten (die voorzien in een oudedagsvoorziening) opgebouwd. De jaarlijkse lijfrente bedraagt € 8.000. Tijdens de opbouw van de rechten hebt u in Nederland de betaalde premies van uw inkomen kunnen aftrekken.
Om te bepalen in welk land u belasting betaalt, moet nu het volgende worden getoetst:
• Hebt u in Nederland fiscaal voordeel gehad bij het opbouwen van de AOW-uitkering en de lijfrente?
• Worden de AOW-uitkering en de lijfrente in België belast tegen het normale belastingtarief voor arbeidsinkomen?
• Betaalt u in België belasting over minstens 90% van deze uitkeringen?
Stel uit die toetsing blijkt het volgende: u had fiscaal voordeel in Nederland. De AOW-uitkering wordt in België volledig belast tegen het normale belastingtarief voor arbeidsinkomen. Over de lijfrenteuitkering als dusdanig betaalt u in België geen belasting. De aanspraak tot lijfrenteuitkering kan in België echter wel aanleiding geven tot het belasten van een roerend inkomen. Omdat het bedrag van de uitkeringen waarover u in België geen belasting betaalt minder bedraagt dan € 25.000, hoeft u over de lijfrente ook in Nederland geen belasting te betalen.”
Mijns inziens is dit een incorrecte uitleg van het belastingverdrag. Uit art. 18 leden 2a en 2b blijkt dat de voorwaarde “fiscaal voordeel gehad bij het opbouwen van de AOW-uitkering” niet gesteld wordt voor overgaan op bronlandheffing .
Zie: https://wetten.overheid.nl/BWBV0001563/2013-09-01
Ik denk dat naast AOW pensioen, ook in deze discussie het pensioen van een pensioeninstelling zou moeten worden meegenomen.
Dat zal de Rechtbank ook doen, maar de prejudiciële vragen aan de Hoge Raad waren daar niet op gericht. Mijns inziens is daarbij onderscheid te maken tussen degenen die onder de NHR regeling vallen en degenen die daar niet voor gekozen hebben wat betreft de heffingstoewijzing: de eersten wel aan Nederlandse heffing onderhevig voor hun bedrijfspensioen, de tweeden niet. Een en ander in de situatie dat aan voorwaarde art. 18.2.c. (meer dan 10000 Euro totaal), is voldaan. Af te wachten is of de Rechtbank dit standpunt ook zal innemen. Verificatie van dit gezichtspunt bij belastingadviseurs in Portugal is wenselijk.
Wanneer zal de Belastingdienst Buitenland de uitspraak van de Hoge Raad nu als criterium toepassen?Heeft de rechtbank Breda al een uitspraak gedaan,waarin het advies van de H R is meegenomen? De B Buit Heerlen doet nog steeds of er geen uitspraak over Ned heffing over in Portugal genoten A O W is geweest! Moet ik eerst op de uitspraak van de R B Breda wachten? Graag uw zienswijze! Volbeda Portugal.
De Rechtbank Breda moet nog uitspraak doen. Men kan zich nu al beroepen op de uitspraak van de Hoge Raad. Dat geldt zowel voor in Portugal wonenden met een AOW uitkering als een WAO-uitkering (of een vergelijkbare uitkering gefinancierd op omslagbasis).
Bedankt!!
Enorm goede informatie in deze blog.
Toetsing aan voorwaarde b
3.1.
De rechtbank zal eerst de voorwaarde van artikel 18, tweede lid, onderdeel b van het Verdrag behandelen (hierna: voorwaarde b). De Hoge Raad heeft ter zake van voorwaarde b in zijn beslissing het volgende antwoord gegeven op een prejudiciële vraag van de rechtbank:
“Voor de toepassing van artikel 18, lid 2, letter b, van het Verdrag geldt dat is voldaan aan de voorwaarde dat een uitkering in de heffing wordt betrokken, wanneer die uitkering volgens de wetgeving van de woonstaat in de belastingheffing moet worden betrokken. Daarbij komt geen betekenis toe aan het effect op die heffing van maatregelen ter voorkoming van dubbele belasting.”
3.2.
Aan voorwaarde b wordt voldaan indien de WAO-uitkering niet tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief voor inkomsten verkregen uit niet-zelfstandige arbeid, dan wel het brutobedrag van de WAO-uitkering voor minder dan 90 percent, in de belastingheffing wordt betrokken in Portugal. Niet in geschil is dat de WAO-uitkering feitelijk in Portugal volledig tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief in de belastingheffing is betrokken. Dat is echter niet doorslaggevend omdat – zie 3.1 – het erom gaat hoe de WAO-uitkering volgens de wetgeving in Portugal in de belastingheffing moet worden betrokken.
Nu de WAO-uitkering feitelijk volledig in de belastingheffing is betrokken tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief in Portugal, ligt het op de weg van de inspecteur om voldoende onderbouwd uiteen te zetten dat niettemin toch aan voorwaarde b is voldaan. Deze onderbouwing heeft de inspecteur niet gegeven. In zijn reactie van 23 november 2020 heeft de inspecteur volstaan met een verwijzing naar zijn verweerschrift en de reactie van 25 maart 2020 op de voorgestelde prejudiciële vragen. Dat is onvoldoende. In deze stukken is de stelling te vinden dat Portugal altijd credit verleent voor socialezekerheidsuitkeringen die het bedrag van € 10.000 overschrijden, alsmede de stelling dat de reden dat belanghebbende geen credit heeft ontvangen, te wijten is aan het feit dat belanghebbende aan de Portugese belastingautoriteiten niet (voldoende) duidelijk heeft gemaakt dat het gaat om een socialezekerheidsuitkering. Dit is onvoldoende als onderbouwing. Zeker gelet op het antwoord van de Hoge Raad op de vraag van de rechtbank over de betekenis van een maatregel ter voorkoming van dubbele belasting voor de toepassing van voorwaarde b, had de inspecteur een nadere toelichting moeten geven over de aard van de credit, met name of die credit niet een maatregel ter voorkoming van dubbele belasting is. Dat geldt te meer nu de inspecteur in zijn verweerschrift ervan lijkt uit te gaan dat de (gestelde) credit juist wel gegeven wordt in het kader van de voorkoming van dubbele belasting.3
Bij gebrek aan voldoende onderbouwing door de inspecteur komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de juistheid van stellingen over het Portugese recht.
3.3.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat aan voorwaarde b is voldaan. Dit betekent dat het heffingsrecht over de WAO-uitkering van belanghebbende in de buitenlandse periode van € 16.745 niet aan Nederland maar aan Portugal toekomt. Het beroep is daarom gegrond. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 moet wat betreft de IB worden verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 26.389 minus € 16.745 is) € 9.644.
ECLI:NL:RBZWB:2021:3911
Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum uitspraak 28-07-2021 Datum publicatie 06-08-2021 Zaaknummer BRE – 18 _ 6871 Rechtsgebieden
Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig Inhoudsindicatie Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt. Vindplaatsen Rechtspraak.nl
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda Zaaknummer BRE 18/6871 uitspraak van 28 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [belanghebbende] , en
de inspecteur van de Belastingdienst
daaruit:
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2018 de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.902. In de voorafgaande motivering van deze uitspraak heeft de inspecteur het verzoek om een integrale kostenvergoeding afgewezen en opgemerkt dat belanghebbende “in aanmerking komt voor een forfaitaire kostenvergoeding van 1 punt.”
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 9 oktober 2018, ontvangen bij de rechtbank op 10 oktober 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2020 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende: mr. M. van der Voort, mr. D.L. Janse en drs. R.A.M. Keiner en namens de inspecteur: [inspecteur] .
1.6.
Bij brief van 31 maart 2020 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat zij de behandeling van het beroep aan zal houden. Dit in verband met het voornemen van de rechtbank om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak. Belanghebbende heeft hierop bij brief van 24 april 2020 gereageerd.
1.7.
Bij brief van 29 april 2020 heeft de rechtbank partijen in kennis gesteld de zaak aan te houden in afwachting van het antwoord van de Hoge Raad op de gestelde prejudiciële vragen.1
1.8.
De Hoge Raad heeft deze vragen op 6 november 2020 beantwoord.2 De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De inspecteur heeft gereageerd bij brief van 30 november 2020 en belanghebbende bij brief van 28 december 2020.
1.9.
Bij brief van 26 mei 2021 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat de uitspraak door een andere rechter zal worden gedaan dan de rechter die de zaak op de zitting heeft behandeld. Het proces-verbaal van de eerdere zitting is samen met deze brief aan partijen gestuurd. Belanghebbende heeft hierop de rechtbank verzocht om, in plaats van een nadere zitting, schriftelijk te reageren. Deze schriftelijke reactie is op 30 juni 2021 bij de rechtbank ontvangen. De inspecteur heeft niet gereageerd. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank vervolgens bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2Beoordeling van het geschil
Inkomstenbelasting
2.1.
Het beroep zag enkel nog op de heffing over de AOW-uitkering van € 11.902. Tussen partijen is niet langer in geschil dat het heffingsrecht over de AOW-uitkering van belanghebbende toekomt aan Portugal. Het beroep is daarom gegrond. De aanslag wordt vastgesteld op een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € nihil. De belastingrente wordt dienovereenkomstig aangepast. Anders dan belanghebbende bepleit, wordt de aanslag dus niet vernietigd; belanghebbende heeft namelijk belang bij de aanslag wegens de (niet in geschil zijnde) verrekening van de loonheffing.
Vergoeding van immateriële schade
2.2.
De door belanghebbende gevraagde vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt toegewezen voor € 1.000.
ik ontvang een klein pensioen (AOW) uit Portugal
onder de 10.000 Euro
Moet ik dit aangeven aan de belasting? Ben woonachtig in Nederland.
Heffingsrecht is bij verdrag aan Nederland. Aangifteplicht bestaat tenzij er geen belasting betaald hoeft te worden.
Geachte heer de Voogd,
Is het correct als ik uit bovenstaande uitleg afleid dat ook een WAZ uitkering van het UWV, voor een inwoners van Portugal met NHR status, niet belast mag worden door Nederland ivm ‘sociale uitkering’ en ‘omslagsysteem’?
Geachte heer de Voogd,
Negeer de vraag die ik zojuist stuurde. Voor de WAZ was premieaftrek dus wel door NL belast…
Mvg
Ruud
Dat is nog maar de vraag. De Hoge Raad heeft het feit dat de AOW via een omslagstelsel is gefinancierd, ook al is enige tijd de AOW-premie wel aftrekbaar geweest als persoonlijke verplichting, genoemd als niet voldaan zijn aande eis van fiscale faciliëring in het verleden als bedoeld in art. 18 lid 2a van het belastingverdrag. Al eerder sprak ik uit dat mijns inziens een vergelijkbare redenering voor de WAO geldt. Het zou wenselijk zijn in een rechtszaak te toetsen voor alle Nederlandse sociale zekerheidsuitkeringen die in Portugal genoten worden of het gegeven dat ze via een omslagstelsel gefinancieerd worden/werden (daaronder de WAZ) inderdaad leidt tot het ontbreken van heffingsrecht voor Nederland, gegeven die Hoge Raadsuitspraak. Dat de Hoge Raad in de specifieke uitspraak over de WAO in Portugal niet aan toetsing van art. 18 lid 2a van het verdrag toekwam maakt dit urgenter.
Overigens zijn er aanwijzingen dat Portugese inspecteurs soms geen heffingsrecht voor Portugal wensen te aanvaarden over de AOW, kennelijk omdat ze de Hoge Raadsuitspraak niet kennen of niet wensen te volgen.
Geachte heer de Voogd,
Na verificatie dmv een gesprek met de Belastingtelefoon Buitenland van een mogelijk gewijzigd beleid nav deze uitspraak van de Hoge Raad, tav de heffing IB over een WAZ-uitkering door de Nederlandse Belastingdienst, was ik in de veronderstelling dat de heffing aan Portugal toekomt.
Nu zie ik in een schema online (over welk inkomen, in welk land IB-belasting), dat er onderscheid is gemaakt tussen WAO (heffing in Portugal) en WAZ (heffing door Nederland).
Is u iets bekend over mogelijke ontwikkelingen, nieuwe rechtszaken, waardoor in het geval van een WAZ-uitkering, ook de heffing aan Portugal toegekend wordt? Er is immers weinig verschil tussen de aard van WAO en WAZ.
Bvd
Ruud
Ik kan geen nieuwe jurisprudentie vinden over heffing WAZ van een inwoner van Portugal.
Hartelijk dank