Via onze secretaris, Roy Meijnderts, hebben wij de volgende correcties van het CAK doorgekregen inzake de woonlandfactoren 2023.
- Malta: 0,3957.
- Marokko: 0,0226.
- Montenegro: 0,0887.
- Noord-Macedonië: 0,0584.
Via onze secretaris, Roy Meijnderts, hebben wij de volgende correcties van het CAK doorgekregen inzake de woonlandfactoren 2023.
Is toch raar dat het CAK dat doorgeeft, tegen mij zeggen ze dat VWS de woonlandfactoren vast stelt en wijzigt.
Een toonvoorbeeld van hoe de overheid met je als burger om gaat.
Hoe dan ook een goede service van het CAK dat uiteraard ook met die woonlandfactoren in de uitvoering moet werken.
Helemaal met je eens , Jan, CAK is een geweldige organisatie, je moet enkel als ze iets naar je toesturen, wel controleren of het klopt, want de foutenkans is aanzienlijk.
Getallen met veel achter de komma.
Het grote geld komt natuurlijk uit landen als Belgie, Duitsland en Frankrijk, landen waar veel Nederlanders wonen, zodat de portemonnee goed gevuld wordt.
Ik heb de woonlandfactoren voor Frankrijk eens op een rij gezet:
2016: 0,750
2017: 0,820
2018: 0,930
2019: 0,8316
2020: 0,9066
2021:0,8918
2022: 0,8816
2023: 0,8614
Als hier sprake zou zijn van een berekening 3 jaar gemiddeld, en de zorg dat er weinig schommelingen in de woonlandfactor zitten, snap ik de verschillen van jaar tot jaar niet.
Schommelen de ziektekosten dan zo erg van jaar tot jaar?
Max Boret,
Vanzelfsprekend niet, t/m 2016 was die WLF vrij stabiel, maar toen kon VWS/CAK gewoon de zorgkostencijfers overnemen van Eurostat.
Toen dat weg viel, moesten ze zelf de WLF gaan berekenen en uit jouw overzicht blijkt wel, dat ze dat niet kunnen.
Je weet wat er met de WLF van Duitsland is gebeurd over 2017,2018 en 2019.
Ieder mens snapt dat de zorgkosten in Frankrijk van 2016 t/m 2018 niet ca. 20% harder zijn gestegen dan in Nederland.
En dat geldt ook voor Duitsland en Belgie.
In alle West Europese landen stijgen de zorgkosten jaarlijks en dat kan in het ene land 4% zijn, het andere 5% en het derde 3%.
Als je nu ziet dat de WLF voor Duitsland, netto, van 80 naar 101 gaat , dan snapt ieder weldenkend mens , dat dat niks met de uitgaven zorgkosten volgens de regeling Zorgverzekering te maken heeft en niet meer wordt gehanteerd.
Nederland heeft een probleem met die zorgkostenregeling voor verdragsgerechtigden en vooral een financieel probleem en dat moet worden opgelost, is het niet linksom dan rechtsom.
Ik zag ook commentaren van u op nederlanders.fr en dan gaat het verhaal over of Nederland nou geld overhoudt of tekort komt aan deze regeling, maar daar het helemaal niet om , waar het om gaat is dat je als verdragsgerechtigde een faire bijdrage betaalt voor je zorgverzekering, gebaseerd op de zorgkosten in Nederland en in je woonland.
Maar goed, dat raakt met deze WHO-SHA cijfers steeds verder uit beeld.
Tenslotte, ik heb me laten aanpraten door een ‘ specialist’ dat een bezwaar bij de SVB over de inhouding CAK vanaf 2023 weinig kans van slagen heeft, het meest effectief is bezwaar maken als de afrekening van het CAK in de bus valt en dat zal dan in 2024 zijn.
Ik heb trouwens zojuist een reactie van het CAK gekregen, dat zij niet , meer, betrokken zijn bij de berekening van de WLF en welke cijfers gebruikt zijn, maar alleen nog uitvoerend.
Mijn vraag ligt bij VWS wist zij mij te melden en VWS zal met een antwoord komen, aangezien zij de WLH hebben berekend en vastgesteld.
Dus afwachten.
Ik heb vandaag een keurig bericht van VWS gekregen, dat zij zich, volgens hen, helemaal aan de Zorgverzekringswet houden.
Ze geven ook nog aan, dat zij zich mede gebaseerd hebben op het advies van CBS.
Ze sluiten af met eigenlijk te zeggen, dat als er nog vragen zijn ik die nog kan stellen en nodigen me eigenlijk uit om aan te tonen, dat de door hen gehanteerde WHO cijfers onjuist zijn.
Om dat aan te tonen, zal je inzicht moeten hebben in hoe die WHO cijfers zijn opgebouwd en dat kan, ik in ieder geval, niet.
Volgens mij is voldoende aan te tonen hoe de berekening naar de definitie van art. 6.3.1. ZVW dient te zijn. Wat er in de WHO cijfers zit is van tweede orde.
Artikele 6.3.1:
De door een persoon, bedoeld in artikel 69, van de Zorgverzekeringwet, verschuldigde bijdrage wordt berekend door de grondslag van de bijdrage te vermenigvuldigen met het getal dat wordt berekend uit de verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekering in het woonland van deze persoon, en de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekeringen in Nederland.2.De grondslag van de bijdrage is gelijk aan de som van:a. een inkomensafhankelijke bijdrage ter hoogte van de inkomensafhankelijke bijdrage die de persoon, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet op grond van paragraaf 5.2 van die wet verschuldigd zou zijn geweest indien hij verzekeringsplichtig zou zijn geweest,b. een inkomensafhankelijke bijdrage, berekend overeenkomstig de op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen verschuldigde premie voor de Wet langdurige zorg , en verminderd met het bedrag waarop de partner van degene die de bijdrage verschuldigd is volgens de artikelen 8.9 en 8.9a van de Wet inkomstenbelasting 2001 recht zou hebben indien degene die de bijdrage verschuldigd is verzekerd zou zijn ingevolge de Wet langdurige zorg , voor zover op grond van deze bepalingen geen teruggave in de inkomstenbelasting is verleend, en,c. vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin deze persoon de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, een bijdrage per maand overeenkomende met eentwaalfde van het bedrag van de geraamde gemiddelde premie voor een verzekerde voor een zorgverzekering in het berekeningsjaar, bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag (hierna: nominale deel).
Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder een partner verstaan een partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.3.De peildatum voor de vaststelling van het in het eerste lid genoemde woonland is telkens de eerste dag van de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin een wijziging van het woonland heeft plaatsgevonden.4.Voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag wordt het in het tweede lid bedoelde nominale deel, als premie voor een zorgverzekering beschouwd.5.De bijdrage die een pensioen- of renteverstrekkend orgaan als bedoeld in artikel 69, derde lid, van de Zorgverzekeringswet verschuldigd is, is gelijk aan de inkomensafhankelijke bijdrage die dit orgaan over het loon als bedoeld in artikel 42 van die wet verschuldigd zou zijn geweest, indien degene aan wie hij het pensioen of de rente verstrekt, in Nederland zou hebben gewoond, vermenigvuldigd met het getal, bedoeld in het eerste lid.6.De inkomensgegevens, benodigd voor de berekening van de in het tweede lid bedoelde grondslag en de in het vijfde lid bedoelde bijdrage, worden ontleend aan het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.7.Indien het in artikel 8, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen bedoelde, niet in Nederland belastbaar inkomen niet is vastgesteld op grond van artikel 8a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, wordt het door de rijksbelastingdienst vastgesteld met overeenkomstige toepassing van dat artikel.8.Ter zake van de opgaaf van niet in Nederland belastbaar inkomen is de Algemene wet inzake rijksbelastingen , met uitzondering van Hoofdstuk VIIIA, van toepassing als ware deze opgaaf een aangifte inkomstenbelasting.9.Het in het eerste lid genoemde verhoudingsgetal wordt per land vastgesteld en met een toelichting over de wijze van berekening jaarlijks uiterlijk in november in de Staatscourant gepubliceerd.
Wat is de betekenis van dit citaat? Slechts de eerste zin is in het kader van dit onderwerp van belang.
Dag Jan, niet zo boos worden.
Ik dacht, aangezien we steeds praten over het artikel 6.3.1 het op deze site te zetten.
Maar aangezien je aangeeft dat alleen de eerste zin van dit artikel belangrijk is, hierbij correctie:
“Artikel 6.3.1:
De door een persoon, bedoeld in artikel 69, van de Zorgverzekeringwet, verschuldigde bijdrage wordt berekend door de grondslag van de bijdrage te vermenigvuldigen met het getal dat wordt berekend uit de verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekering in het woonland van deze persoon, en de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekeringen in Nederland”.
Dat betekent dus 74,5 miljard , ZvW en WLZ uitgaven 2020 wat Nederland betreft.
Dat is niet zo moeilijk, waar het om gaat is dat blijkbaar iedereen vind dat die WHO cijfers zo geweldig zijn, dat die gebruikt moeten worden, inclusief de Fanf , VBNGB en CBS.
Dan houdt het verhaal voor mij in ieder geval op.
Je leest dus niet goed Willem. VBNGB heeft een brief gestuurd aan VWS, in lijn met mijn commentaar in het CBS rapport, dat in geval van structurele verhogingen van de woonlandfactor door overgaan op WHO-cijfers dat onaanvaardbaar is en correctie behoeft. In mijn commentaar werd daarbij Zwitserland als het duidelijkste voorbeeld genoemd: vrijwel een verdubbeling van de woonlandfactor als gevolg van verandering van cijferbasis.
Voor de goede lezer:
Uit het Commentaar van de vBNGB in het CBS-rapport:
2. Van groot belang is te komen tot een benadering die zoveel mogelijk recht doet aan
de doelstelling van de woonlandfactor zoals deze in de Regeling Zorgverzekering
is neergelegd. Dat daarbij gedacht wordt aan een internationale bron als het SHA is
begrijpelijk, omdat bij voorbaat van een nauwkeurige definiëring van zorguitgaven,
die uniform is voor alle landen, kan worden uitgegaan. In het rapport worden ook
opmerkingen gemaakt over de vergelijkbaarheid van gezondheidsuitgaven naar
SHA definitie en het begrip kosten van verstrekkingen zoals deze in de besluiten S4
en S5 van de Administratieve Commissie voorkomen. De vergelijking is echter niet
systematisch gemaakt. Hoewel geruststellend wordt gesteld dat de publieke uitgaven
naar de SHA definitie een aantal elementen niet bevat die ook niet voorkomen
in de definitie van verstrekkingen van de EU (en de vermoedelijk vergelijkbare in
bilaterale verdragen van verdragslanden hoewel daar niet expliciet onderzoek naar
is gedaan), zoals kapitaalsinvesteringen, uitkeringen voor inkomensderving bij
ziekte, R&D, onderwijs en opleiding, wijzen de resultaten – in termen van berekende
woonlandfactoren – uit dat er vaak vrij grote verschillen zijn tussen de oude methodiek
(methode 1) en alle andere methoden. Slechts voor een beperkt aantal woonlanden
zijn deze verschillen betrekkelijk klein, maar er zijn ook landen waarvoor, zeker bij de
directe methoden – die niet langer enige binding met de oude methode kennen –
verschillen die soms zo groot zijn dat deze duiden op onaanvaardbaar grote
definitieverschillen in het gebruik van een of meer elementen die van belang zijn voor
de berekening van de woonlandfactor (zie ook hieronder punten 3 en 10).
10. Wij hebben een voorkeur voor gebruik in de toekomst van methode (4) of de
combimethode (8), met een lichte voorkeur voor de eerste omdat deze het meest
uniform is en toe te passen is voor alle landen. Dit neemt niet weg dat de uitkomsten,
die nu voor meerdere jaren zijn weergegeven in bijlage 2, voor een vrij groot
aantal landen tot bezorgdheid leiden, vooral omdat ze veelal substantieel hogere
woonlandfactoren opleveren dan de oude methode. Nemen we die van bijlage 2
als uitgangspunt en als criterium dat de berekende woonlandfactoren naar methode
(4) of methode(8) voor de jaren 2017, 2018 en 2019 meer dan 5% in enig jaar
afwijken van die van de oude methode dan blijkt dit in positieve zin te gelden voor
de volgende landen: België*, Denemarken*, Duitsland*, Finland*, Griekenland,
Liechtenstein*, Luxemburg, Noorwegen*,Oostenrijk*, Portugal, Verenigd Koninkrijk
*, Zweden*, Zwitserland*. In negatieve zin blijkt dit het geval te zijn bij: Frankrijk*,
Ijsland*, Litouwen*, Montenegro*. Uit bijlage 3 blijkt dat die verschillen gedempt
worden bij gebruik van driejaars voortschrijdende gemiddelden. Maar ook dan
wijzen de woonlandfactoren naar methode(4) en (8) uit dat deze voor de volgende
landen vrijwel structureel hogere woonlandfactoren voor 2019 t.o.v. 2018 (wat
niet helemaal de juiste vergelijkingsmethodiek lijkt: beter zou zijn 2018 t.o.v. (oud)
2018 te vergelijken of 2019 met 2019): België*, Denemarken*, Duitsland*, Finland*,
Ijsland*, Liechtenstein*, Luxemburg*, Noorwegen*, Oostenrijk*, Verenigd Koninkrijk*,
Zweden* en Zwitserland*. Met een * hebben we daarbij aangeduid de landen waarbij
de afwijkingen zodanig groot zijn dat deze het zeer wenselijk maken daarbij naar de
methodische verklaring te zoeken (in termen van het onder 3, a, b, c en d genoemde).
Wij pleiten daarom voor verder onderzoek naar structurele verschillen in woonlandfactoren
tussen de oude methode en de directe methoden en de oorzaken daarvan, zeker
bij woonlanden waar de verschillen groot zijn. Dit om te bezien of met behulp van
meer bewerkte SHA cijfers, die de voordelen van duurzaamheid en vergelijkbaarheid
behouden, een methode voor de toekomst gevonden kan worden die zo veel mogelijk
de structurele verschillen met de oude methode wegwerkt, of in elk geval recht doet
aan de definitie van de woonlandfactor in de Regeling Zorgverzekering. Mocht zo’n
analyse te bewerkelijk worden, dan stellen we voor in kwantitatieve zin het structurele
verschil in woonlandfactoren per woonland tussen de oude methode en een directe
methode (methode 4 als meest voor de hand liggende) vast te stellen en daaruit een
woonlandspecifieke correctiefactor voor een vanaf 2020 te gebruiken nieuwe methode af
te leiden. Eventueel valt, ter wille van een zorgvuldige transitie naar een nieuwe methode,
ook te denken eerst nog voor het jaar 2020 de woonlandfactor naar indexmethode 2 toe
te passen, en na verder onderzoek in 2021 op een verbeterde methode op basis van SHA
cijfers over te gaan.
Jan de Voogd namens het Bestuur van de VBNGB
CBS antwoord op opmerkingen van de VBNGB.
Daaruit:
Ad 2) De mate waarin de kosten van verstrekkingen zoals genoemd in de besluiten S4 en S5 van de Administratieve Commissie zijn vergeleken is bepaald door de bruikbaarheid van,
dan wel mogelijkheden daartoe in, de statistische cijfers zoals gepubliceerd door WHO, OESO of Eurostat. Het SHA was daarbij leidend. Het rapport laat zien dat de resultaten van
andere methoden flink kunnen verschillen van de resultaten van de oude methode (1).
La CSBM atteint ainsi 209,2 milliards d’euros en 2020, soit 9,1 % du produit intérieur brut (PIB) et en moyenne 3 104 euros par habitant.(67,38 miljoen inwoners 2020)
Nederland uitgaven 75,5 miljard, 17,44 miljoen inwoners 2020
gemiddeld 4519 euro per inwoner.
Zou dus een woonlandfactor voor 2020 van: 0.6868 moeten geven.
De woonlandfactor voor 2020 was: 0,9066!
Reken ik zo goed Jan?
Zo nee, kan jij dat dan voor mij corrigeren, dan heb ik iets om in beroep te gaan.
Ik heb nog even een wat meer gespecificeerd overzicht naar VWS gezonden en wacht op antwoord.
Uitgaven Nederland 2020
ZvW 50, 3 miljard euro
WlZ 25, 4 miljard euro
Totaal 75,7 miljard euro gedeeld door 17,3 miljoen zorgverzekerden komt op 4.375 euro p.p.
Uitgaven Duitsland 2020
Krankenkasse 241,5 miljard euro
Pflegeversich. 49,08 miljard euro
Totaal 290,58 miljard euro gedeeld door 74 miljoen zorgverzekerden ( in Duitsland is blijkbaar bijna 10 miljoen niet verzekerd ?) komt op 3.926 euro p.p.
Daar zou een WLF bij horen van 0,897 naar mijn mening.
Volgens Willem Vos:
uitgaven 2020 Nederland p.p. €4385,00
Volgens CSBM 2020 Frankrijk: €3104,00 p.p
Ergo woonlandfactor: 0,7078
en niet: 0,9066 volgens Nederland.
Jan de Voogd, heb ik zo goed gerekend?
Graag confirmatie of aanpassing, zodat ik de berekening naar VWS kan sturen.
Het gaat er toch niet om, of de WLF voor sommige landen hoger is geworden?
Waar het werkelijk om gaat is of de gebruikte cijfers juist zijn èn of de berekende zorgkosten per inwoner van de verschillende landen vergelijkbaar zijn.
Het inmiddels klassieke voorbeeld, met dank aan Willem Vos, is de achteraf gecorrigeerde WLF voor Duitsland over de jaren 2018-20.
De cijfers waren (neem ik aan) juist maar de bedragen waren niet vergelijkbaar omdat in Duitsland ook een zgn Krankengeld deel uitmaakt van de kosten.
Uit de woordenbrij van de officiële teksten en de correspondentie daarover, evenals de ondoorgrondelijkheid van de verschillende kostenberekeningen van WHO, SHA (wat is dat?) en andere instanties, word ik zomaar niet wijs.
Dus ben ik blij en dankbaar dat er mensen en organisaties (als bijv. de VBNGB) zijn die dit oppakken.
Praktische vraag: hoe nu verder? De aankondiging van de SVB, dat in 2023 weer bijdragen Zvw buitenland zullen worden ingehouden, ligt al in de bus.
Wachten met bezwaar maken tot de eindafrekening van het CAK over 2023 er is? Of nu al?
Of is er een collectief bezwaar in de maak?