Selecteer een pagina

Kennisgroepstandpunt over voorwaarde c uit art. 21bis UBIB 2001 voor kwalificerende buitenlandse belastingplicht

aug 30, 2024

Bron: taxlive.nl

Als een inwoner van Duitsland aldaar geen inkomstenbelasting verschuldigd is over een Nederlandse AOW-uitkering, maar dit niet slechts het gevolg is van regelingen die als doel hebben om een bepaald minimuminkomen buiten de belastingheffing te laten, wordt niet voldaan aan de voorwaarde uit art. 21bis lid 1 onderdeel c Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting (UBIB) 2001. Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag.

In de casus woont X in Duitsland en heeft als enig inkomen een Nederlandse AOW-uitkering van € 10.683. Op grond van art. 17 lid 1 van het belastingverdrag Nederland-Duitsland is het heffingsrecht toegewezen aan Duitsland. X verstrekt een inkomensverklaring. Hij is op grond van art. 7.8 lid 6 IB 2001 geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige (KBB) omdat niet tenminste 90% van het inkomen is onderworpen aan de Nederlandse IB.

X is in Duitsland geen inkomensbelasting verschuldigd door de algemene belastingvrije som (het Grundfreibetrag) en toepassing van de Besteurungsanteil en Ertragsanteil. X voldoet aan de onderdelen a en b van art. 21bis lid 1 UBIB 2001. De voorwaarde van art. 21bis lid 1 onderdeel c UBIB 2001 moet worden getoetst op basis van de situatie in het woonland. Het Besteurungsanteil en Ertragsanteil zijn geen regelingen die als doel hebben om een bepaald minimuminkomen buiten de belastingheffing te laten. Het zijn regelingen die moeten voorkomen dat pensioenuitkeringen volledig worden belast in Duitsland, terwijl de opbouw in Duitsland niet fiscaal gefaciliteerd is geweest.

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 2 september

Informatiesoort: VN Vandaag

Klik hier om naar de website te gaan van dit bericht.

4 Reacties

  1. Ik begrijp hier geen jota van, ondanks mijn universitaire opleiding en 10 jaar werk als ambtenaar. Behalve de vaststelling dat ‘niet tenminste 90% vh inkomen is onderworpen aan de Nederlandse IB’. In de aanhef wordt immers gemeld dat X zijn Nederlandse AOW als ENIG inkomen heeft ! Maar blijkbaar is er dan óók een Duits inkomen, dat in de tekst niet wordt genoemd ?!

    Graag wat helderheid hierover.

    • Hoedanigheid: - Lid
    Antwoord
    • Het is inderdaad irrelevant of betrokkene kwalificeert of niet: hij kan er geen belastingvoordeel uit halen. Althans dat blijkt niet uit de context. Vanuit die gezichtshoek is het bericht verwarrend.
      Het gaat echter niet om een rechterlijke uitspraak, maar om het oordeel van de Kennisgroep over de belastingheffing in Duitsland in het kader van de Regeling KBB. De toegepaste methode van belastingheffing (slechts een deel van de inkomsten werd belast) heeft ermee te maken dat de belaste uitkering (de AOW) niet met belastingvoordeel opgebouwd is geweest. Dat is de reden waarom hij niet daadwerkelijk belasting heeft betaald. Was zijn geringe inkomen de reden geweest, had dat kunnen leiden tot kwalificeren op grond van de uitzonderingsbepaling.

      Antwoord
  2. De tekst in het artikel is tamelijk verwarrend. Ik heb daaruit opgemaakt dat de AOW het enige IN DUITSLAND belaste inkomen is geweest. Dat zou goed kunnen als hij/zij voormalig ambtenaar (in Nederland) was, van wie het pensioeninkomen alleen in Nederland belast mag worden.

    Het ingenomen standpunt van de kennisgroep berust er kennelijk volledig op dat Duitsland geen belasting zou (willen) heffen. Natuurlijk is en wordt de AOW fiscaal gefacliteerd: de uitkering komt van de staat en staat in geen enkele verhouding tot de betaalde premies. Daarmee wordt deze Nederlander wat zijn AOW betreft gelijk behandeld als zijn duitse collega met een uitkering van de Deutsche Renteversicherung van dezelfde hoogte.
    Als hier qua belastingheffing door Duitsland geen gelijkheid wordt toegepast zouden ze wegens discriminatie door het EGH worden teruggefloten. Nederland zou zich niet moeten bemoeien met wat er in de duitse belastingkeuken gebeurt. Voor Nederland zou er daarom alleen naar het bruto AOW bedrag moeten worden gekeken. Niks meer en niks minder.

    • Hoedanigheid: - Lid
    Antwoord
    • Citaat uit de tekst “In de casus woont X in Duitsland en heeft als enig inkomen een Nederlandse AOW-uitkering van € 10.683.” Hij heeft dus geen in Nederland belast inkomen. Daarom is het irrelevant of hij kwalificeert of niet.
      “Fiscaal gefaciliteerd” heeft geen verband met de uitkering. Het betekent dat in de opbouwfase belastingvoordeel is toegepast op de premie. Dat is bij d AOW aanvankelijk het geval geweest, later werd over de premies gewoon belasting betaald. In een dergelijk geval wordt in Duitsland alleen belasting geheven over de “winst”. Omdat die niet exact te bepalen is, gelden daarvoor tabellen. Bij de Duitse Rente ligt het ingewikkelder. De Duitse Rente werd tot 2005 ook niet fiscaal gefaciliteerd, later stapsgewijs wel. Afhankelijk van het moment waarop men uitkeringsgerechtigd wordt, wordt een vrijstellingsbedrag bepaald. Dat bedrag wordt elk jaar lager omdat een groter deel van de Rente fiscaal gefaciliteerd is gewest. Het gelijkstellen van de Rente met de AOW is dus niet geheel correct. Dat heeft echter geen invloed op het standpunt van de Kennisgroep. Nederland moet zich wel een oordeel vormen over wat er in Duitsland gebeurt. Het al dan niet belasting betalen in Duitsland en de reden waarom er geen belasting betaald wordt, maken deel uit van de uitzonderongbepaling KBB.

      Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.

Blijf op de hoogte

Ontvang een e-mail wanneer er nieuwe berichten online staan.

Factsheet