Naar een Europees pensioenstelsel – over Pepp

mrt 30, 2018

In de zomer van 2017 lanceerde de Europese Commissie plannen voor Pepp, een Europees, vrijwillig, persoonlijk pensioenproduct in aanvulling op staatspensioen en verplicht bedrijfspensioen. Pepp moet het voor werknemers eenvoudig maken om pensioen van het ene naar het andere land mee te nemen. En het levert aanbieders van pensioenproducten schaalvoordelen op; met een product kan de hele Europese markt worden bediend. Volgens de Commissie levert dit €700 miljard extra pensioenkapitaal op.

In maart 2018 is het plan gepresenteerd door de denktank van het Europees Parlement. Sophie in ’t Veld is rapporteur voor het Europees Parlement over de plannen voor een pan-Europees pensioenproduct (Pepp). Zij kwam in de Tweede Kamer een voorproefje geven van haar rapport, dat later in maart formeel gepresenteerd wordt. In ’t Veld is rapporteur namens de Commissie Economische zaken van het Europees Parlement. Deze commissie zal het conceptrapport naar verwachting in maart bespreken, waarna commissieleden amendementen kunnen indienen. Het streven is dat het parlement kort na het zomerreces plenair een standpunt inneemt. Haar conceptrapport ligt nu nog bij de vertaaldienst van het parlement.

Maar het voorstel krijgt kritiek vanuit Nederland. Zowel bij pensioenfondsen, Kamerleden als in het kabinet zijn er zorgen dat de wetgeving voor Pepp de bijl zet aan de wortel van het Nederlandse pensioenstelsel: de verplichte deelname. Europese mededingingsregels staan die verplichtstelling alleen toe als pensioenfondsen niet rechtstreeks concurreren met verzekeraars. In de Commissie-plannen kunnen pensioenfondsen dat wel, door ook een Pepp aan te bieden. De Pensioenfederatie en minister Wopke Hoekstra van Financiën waarschuwden vorig jaar al dat de verplichtstelling dan in gevaar kan komen. Kamerlid Martin van Rooijen van 50Plus zei dinsdag dat Pepp ‘de achterdeur’ openzet. Hij is bang dat buitenlandse aanbieders de Nederlandse markt gaan overnemen.

Lees hier meer.

11 Reacties

  1. Aan het Nederlandse stelsel zitten goede en slechte kanten waarbij de verplichtstelling en de verdiscontering steeds onder het vergrootglas liggen . Met name deze 2 aspecten zijn onhoudbaar; de verplichtstelling om principiële redenen, de verdiscontering omdat die verkeerde uitgangspunten hanteert.

    We gaan – moeten gaan – naar een reëel contract. Het is echt onzin om jaar op jaar het werkelijk behaalde rendement op te potten zonder daar een bestemming voor te hebben. We accepteren onzekerheid in het werkzame leven; waarom niet ook tijdens de pensioenjaren?

    Europese initiatieven worden steevast als bedreigend weggezet, zonder duidelijke analyse. In zo’n analyse zou in de eerste plaats de € moeten worden betrokken en in het kielzog de betrouwbaarheid van de staatsobligatie. Aan die beschouwing ontkomt het Nederlandse stelsel niet, ook niet als de pensioengrenzen gesloten blijven.

    Antwoord
  2. Vertrouw geen hond of vos

    Vraag: Wat is dat “reêel contract? Beleggen in staatsobligaties? Wie zegrt dat dat MOET? Draghi soms of een van zijn vriendjes in ITA? Of oblidaties van de NL-regering tegen 0,76 % gedurend 10 jaar en nog belast ook? Verplichte pensioenen zijn een zegen indien het een ONAFHANKELIJK pensioenfonds betereft, en geen “SUN”-fonds dat leeggestolen kan worden door de eigenaar. Zoals is gebeurd helaas.

    Dus: pensioenkapitalen dienen buiten de balans van een bedrijf te blijven om een veelvoud van redenen.
    Verplichte pensioenen? Dan praten we over pensioenen met een vooraf gedefinieerde uitkering = Defined Benefit. Ofwel DB-pensioenen in dat jargon.

    OF: Praten we over DEFINED CONTRIBUTION (DC) pensioenen, waarin de al dan niet vaste/variabele inleg WEL is gedefinieerd, maar niet de uitkering t.z.t. Dat is heel andere koek. Ook voor een onafhankelijke ZZP’er of een multinationaal werkend persoon. Juist dan dient in geval van een faillissement het pensioenkapitaal buiten schot te blijven.

    Op persoonlijke titel moet het mogelijk zijn een “Eigen” pensioenpot te creëren. Als je dat wilt met een verzekeraar: fijn. Maar niet verplicht! Niet met deze lieden van diverse pluimage en hoge kostenstructuren. Een aparte specifiek daarvoor bestemde bankrekening kan ook, desnoods in diverse landen van herkomst van de genoten inkomsten. Legaal. Net als voetballers of artiesten die een deel van hun salaris al divergeren naar één of meerdere (eigen) pensioenfonds(en) en daar dan later belasting over betalen wanneer het uitkeert aan henzelf, nabestaanden of andere gerechtigden. LET WEL: Zonder dat de NL-overheid daar eerst en vooraf uit de ruif graait.

    Met een taxering van 63 % zoals dat “normaal” was in NL 1990’s en dat later nog eens dunnetjes over dacht te doen met de BOX-3 zwendels over de resterende 37 %, jaar in jaar uit. Dat, dat was het Onbeschofte Harken ten top c.q. jalours venijn c.q. pure geldzucht bij “wetgevers” van (on)zeker pluimage. Kortom: Bescherm jezelf tegen inmenging van “buitenaf”.

    DAT is de boodschap : KIJK UIT ! VERTROUW GEEN HOND OF VOS. Inclusief gedram vanuit landen die stinkjaloers zijn op de NL pensioenpotten en die willen confisceren via hun eigen “verzekeraars” en dan weer en alsnog leeg te plunderen met behulp van de EU wetgeving. Nederland alléén is al erg genoeg, laat staan de hele EU.

    Groet, Hans

    Antwoord
  3. Het NIH-Syndroom ten top

    Vooropgesteld dat het zelf sparen dan wel BUITEN NEDERLAND gebeurt. In NL is dat onmogelijk: OF afgeroomd via IB en/of BOX-3, dan wel via naheffingen van de FIOD op de “verborgen schatten op je eigen schateiland” elders vanaf 30.000 euro. Dat is pure, onvervalste, “spaarbelemmering”.

    Zet dat tegenover de Franse “box-3” (=ISF belasting van 0,5 %) vrijstelling over cash-vermogen, alleen het onroerend goed wordt nu belast voor de ISF. En zet dat tegenover de Franse mogelijkheid om te investeren in belasting-vrije, dan wel laagbelaste levensverzekeringen met een looptijd van tenminste 8 jaar.

    Dat is een wereld van verschil: stompzinnige NL-verzuring vs joie de vivre, domheid vs een intelligente aanpak, hebzucht vs spaarbevordering. NL schiet daarmee in eigen voet = kapitaalvlucht vanwege NL-IB op 52 % niveau. Ze zijn in Den Haag nu eenmaal dom geboren en hebben nooit wat bijgeleerd. Navelstaren tot in het oneindige, de rest van de wereld is geen voorbeeld ter lering.

    Ofwel het NIH-Syndroom ten top (Not Invented Here).

    Antwoord
  4. Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/09/05/kamerbrief-beantwoording-schriftelijk-overleg-pepp
    Datum 5 september 2018 Betreft Beantwoording schriftelijk overleg PEPP

    Geachte voorzitter,
    Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld in het schriftelijk overleg op het verzoek om de ambtelijke instructies voor de raadswerkgroep ten aanzien van het voorstel voor de Verordening Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP-verordening) alsook de verslagen van de ambtelijke werkgroepen op EU-niveau aan de Kamer toe te zenden (Kamerstukken 22 112, nr. 2549).
    Hoogachtend,
    de minister van Financiën,
    W.B. Hoekstra
    Daaruit:
    “ De leden van de VVD-fractie benadrukken met het kabinet dat het PEPP-voorstel geen consequenties mag hebben voor het Nederlandse fiscale stelsel. Deze leden vragen of er meer duidelijkheid in de raadsgroepen is gegeven over problemen bij de belastbaarheid en de meeneembaarheid. In dit kader vragen zij hoe de Europese Commissie zich voorstelt dat een PEPP fiscaal behandeld moet worden wanneer iemand bij het pensioen verhuist van een land waar de opbouw onbelast is (Nederland) naar één waar de uitkering onbelast is (Spanje).
    De leden van de VVD-fractie constateren terecht dat het PEPP-voorstel geen consequenties heeft voor het Nederlandse fiscale stelsel. De PEPP-verordening leidt niet tot het aanpassen van de nationale fiscale wetgeving. De fiscale behandeling van het PEPP is een exclusieve nationale bevoegdheid. De PEPP-verordening bevat dan ook geen fiscale bepalingen.
    Wel heeft de Europese Commissie tegelijk met het publiceren van de PEPP-verordening een aanbeveling uitgebracht over de fiscale behandeling van persoonlijke pensioenproducten, waaronder PEPP. In deze aanbeveling staat dat een PEPP in een lidstaat hetzelfde belastingvoordeel zou moeten krijgen als een binnenlands derde pijler product, ook als een PEPP niet aan alle voorwaarden voor fiscale facilitering in de betreffende lidstaat voldoet. Zoals in het BNC-fiche is aangegeven is Nederland niet voornemens aan de aanbeveling uitvoering te geven, aangezien voor fiscale facilitering van een PEPP bij uitvoering van de aanbeveling dan minder strenge regels zouden gelden dan voor binnenlandse derde pijler producten. Er wordt dan ook geen fiscale faciliteit verleend indien een PEPP niet volledig aan de gestelde voorwaarden in de Nederlandse fiscale wet- en regelgeving voldoet. Wellicht ten overvloede wordt dan ook opgemerkt dat de belastingheffing van de geschetste casus zal plaatsvinden volgens de bestaande fiscale wetgeving en hetzelfde zal verlopen als nu het geval zou zijn bij een reeds bestaand vergelijkbaar product.
    De belastingheffing bij oudedagsvoorzieningen die fiscaal gefacilieerd opgebouwd zijn in Nederland en genoten worden in het buitenland, hangt af van het belastingverdrag dat Nederland heeft met het betreffende land. De vraag of Nederland zijn nationale heffingsrecht onder verdragen kan uitoefenen is dus niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. Dat hangt af van de in elk verdrag gehanteerde definitie van pensioenen en van de toewijzing van het heffingsrecht daarover. Vanwege de fiscale facilitering in de opbouwfase is de Nederlandse inzet bij verdragsonderhandelingen gericht op een bronstaatheffing (waarbij Nederland bij uitkering van de oudedagsvoorziening gerechtigd is om te heffen), ongeacht de (mate van) belastingheffing in het andere land.”
    (……)
    “Ten slotte vragen de leden van de SP hoe Nederland aankijkt tegen het compromis, gegeven dat de meeste bezwaren bij het compromis zijn gehonoreerd.
    Het kabinet blijft van mening dat PEPP een beperkte meerwaarde heeft voor het pensioenaanbod in Nederland. Het kabinet is evenwel tevreden dat –zoals de leden van de SP terecht constateren – het compromis de belangrijkste bezwaren adresseert, die Nederland bij het voorstel had. Daarnaast zal Nederland zich bij de trilogen blijven inzetten voor het geheel uitsluiten van IORP’s als aanbieders van PEPP.”

    Antwoord
  5. 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
    Nr. 2768 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
    Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
    Den Haag, 5 februari 2019
    Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over de onderhandelingen over het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP).
    Op donderdag 13 december jl. heeft het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie hierover een onderhandelaarsakkoord bereikt met de rapporteur van het Europees Parlement. De technische details van dit akkoord zijn op 21 januari jl. aan de lidstaten verstrekt. Deze zijn nog niet definitief, maar zullen naar verwachting materieel niet meer veranderen. Nederland dient uiterlijk op 6 februari a.s. haar positie ten aanzien van het akkoord kenbaar te maken. Het akkoord wordt vervolgens, via Coreper, doorgeleid naar de Raad. Indien zowel een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten als een meerderheid in het Europees Parlement zich achter dit akkoord schaart, is de verordening aangenomen.
    De Tweede Kamer heeft eerder het kabinet per motie verzocht om zich in de Europese onderhandelingen uit te spreken tegen een raamwerk voor Europese persoonlijke pensioenproducten in de derde pijler (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1435). Nederland heeft deze kritische houding uitgedragen tijdens de onderhandelingen over de PEPP-verordening. Daarnaast had Nederland vier prioriteiten in de onderhandelingen, die verwoord zijn in het BNC-fiche over het voorstel.1 Hieronder zet ik het akkoord af tegen deze vier hoofdpunten van de Nederlandse inzet.
    Daaruit (bekort):
    1. De verordening dient niet te raken aan de verplichtstelling in de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel.
    Het onderhandelaarsakkoord leidt er toe dat de PEPP-verordening geen invloed zal hebben op de verplichtstelling in de tweede pijler.

    Lees verder op https://zoek.officielebekendmakingen.nl

    Antwoord
  6. Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl

    Vragen van de leden Omtzigt (CDA), Van der Linde (VVD), Bruins (ChristenUnie), Stoffer (SGP), Tony vanDijck (PVV), Leijten (SP), Baudet (FvD) en Van Rooijen (50PLUS) aan de Minister van Financiën over de brief van de Minister van Financiën d.d. 5 februari 2019 over het op handen zijnde akkoord betreffende het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP) (ingezonden 6 februari 2019).
    Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 8 februari 2019).
    Daaruit:

    Vraag 2
    Kunt u aangeven welke gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen zijn opgenomen in het onderhandelaarsakkoord?
    Antwoord 2
    PEPP kenmerkt zich als een derde pijler pensioenproduct. De PEPP-verordening bevat maatregelen om te komen tot een derde pijler pensioenproduct waarvan een aantal productkenmerken is gestandaardiseerd op Europees niveau. De gedelegeerde handelingen hebben betrekking op producten die als een PEPP worden aangeboden en strekken zich dus niet uit tot andere onderdelen van de pensioenmarkt.
    Nederland was kritisch ten aanzien van de grondslagen voor gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie voor een PEPP-verordening. Gedurende de onderhandelingen over dit voorstel heeft Nederland zich dan ook tegen deze grondslagen verzet. Dit heeft er echter niet toe geleid dat het aantal grondslagen voor gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen is verminderd.
    In het thans voorliggende onderhandelaarsakkoord is sprake van drie grondslagen voor een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie. Bij de totstandkoming van deze gedelegeerde regelgeving dient de Europese Commissie experts uit de individuele lidstaten te betrekken.
    • 1) In de eerste plaats dient de Europese Commissie in een gedelegeerde handeling de aanvullende informatie te specificeren die aanbieders van een PEPP aan de nationale toezichthouder moeten verstrekken in het kader van het (doorlopend) toezicht.
    • 2) Daarnaast is voorgesteld dat de Europese Commissie het maximum percentage dat op grond van de voorgestelde verordening zal gelden voor de kosten die aan een «basis PEPP» mogen worden verbonden kan wijzigen, indien dat nodig is om de markttoegang voor aanbieders van een PEPP te waarborgen.
    • 3) Tot slot voorziet het onderhandelaarsakkoord in een verplichting voor de Europese Commissie om nader uit te werken wanneer er sprake is van een significante zorg omtrent de bescherming van spaarders die gebruik maken van een PEPP. In die gevallen kan EIOPA, zij het onder voorwaarden, een PEPP tijdelijk van de markt weren («product interventie bevoegdheid»).
    Daarnaast is er in het onderhandelaarsakkoord voorzien in negen gevallen waarin EIOPA ontwerpen voor technische regulerings- of uitvoeringsnormen dient op te stellen, die vervolgens door de Europese Commissie worden vastgesteld. Zo wordt van EIOPA verlangd dat zij de vereisten aan het «key information document», de informatie die voorafgaand aan het aanbieden van een PEPP beschikbaar moet worden gesteld, nader invult, dat zij specificeert in welke gevallen dit document moet worden herzien en op welke wijze dit document aan de spaarders moet worden verstrekt. Daarnaast dient EIOPA in een ontwerp voor technische reguleringsnormen regels te formuleren op basis waarvan de veronderstellingen van pensioenprojecties kunnen worden bepaald en waarop spaarders hun pensioenopbouw bij gebruikmaking van een PEPP baseren. EIOPA dient ook de aanvullende informatie uit te werken die een aanbieder van een PEPP aan de individuele spaarder dient te verstrekken in een zogenaamd «PEPP benefit statement». Een andere grondslag betreft het format voor rapportages van aanbieders van een PEPP aan de nationale toezichthouders. Daarnaast dient EIOPA in een ontwerp voor technische reguleringsnormen het type kosten te bepalen dat aan een PEPP kan worden verbonden, alsmede de (minimum) criteria vast te stellen die moeten gelden voor de risicobeheertechnieken die door een aanbieder van een PEPP in acht moeten worden genomen. Tot slot voorziet het onderhandelaarsakkoord in een grondslag op grond waarvan EIOPA nader zal uitwerken hoe de nationale toezichthouders op aanbieders van PEPP samenwerken en informatie uitwisselen met elkaar. In al deze gevallen dienen de ontwerpen voor technische regulerings- of uitvoeringsnormen vervolgens door de Europese Commissie te worden vastgesteld.

    Antwoord
  7. Vraag 3
    Klopt het dat door de gedelegeerde regelgeving, de mogelijkheid bestaat dat er regels worden opgesteld die het Nederlandse pensioenstelsel kunnen raken, zonder dat Nederland daar nog invloed op kan uitoefenen?
    Antwoord 3
    Zoals ik in mijn brief van 5 februari jl. heb toegelicht, zal het onderhandelaarsakkoord voor de totstandkoming van de PEPP-verordening geen invloed hebben op het tweedepijlerstelsel in Nederland. De PEPP verordening heeft ook geen invloed op andere derde pijlerpensioenproducten, als die niet als PEPP worden aangeboden.
    Dat geldt ook voor de grondslagen voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die in het onderhandelaarsakkoord zijn opgenomen. Deze gedelegeerde regelgeving is niet van invloed op de bestaande onderdelen van ons Nederlandse pensioenstelsel.
    Dat neemt echter niet weg dat Nederland kritisch is ten aanzien van de in het onderhandelaarsakkoord opgenomen grondslagen voor gedelegeerde regelgeving. De rol van de Raad en het Europees Parlement bij de totstandkoming van gedelegeerde handelingen is beperkt. Die beperkte betrokkenheid is naar mijn oordeel niet in alle gevallen gewenst of gepast. Zo vergt een aantal onderwerpen waarvoor in gedelegeerde regelgeving is voorzien niet alleen een technische afweging. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het uitwerken van het criterium dat sprake moet zijn van een significante zorg over de bescherming van spaarders die gebruik maken van een PEPP, hetgeen een voorwaarde is voor de inzet van de product interventie bevoegdheid van EIOPA. Het aantal grondslagen voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen is dan ook één van de redenen waarom Nederland niet kan instemmen met het onderhandelaarsakkoord

    Antwoord
  8. 21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
    Nr. 1577 MOTIE VAN HET LID SLOOTWEG C.S.
    Voorgesteld 7 februari 2019
    De Kamer,
    gehoord de beraadslaging,
    constaterende dat in de komende Europese Raad er definitief een akkoord wordt vastgesteld over het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP);
    constaterende dat als gevolg daarvan er via gedelegeerde regelgeving de mogelijkheid bestaat dat er regels worden opgesteld die het Nederlands pensioenstelsel raken;
    constaterende dat het PEPP mogelijk fiscale gevolgen kan krijgen;
    verzoekt de regering, in Europees verband namens Nederland tegen de PEPP-verordening te stemmen,
    en gaat over tot de orde van de dag.
    Slootweg
    Van Rooijen
    Omtzigt
    Van der Linde
    Bruins
    Stoffer
    Leijten

    Antwoord
  9. Question for written answer E-000931/2019 to the Commission Rule 130 Auke Zijlstra (ENF) and André Elissen (ENF)
    Subject: Erosion of the provisions of the Dutch Pensions Act
    On 12 February, the Chamber of Representatives of the Netherland Parliament adopted a motion against the Pan-European Pension Product (PEPP). This motion is based on the impairment of the second pension pillar of the Dutch Pensions Act. The PEPP requires substantial amendments to the law in the Netherlands. Despite the objections from the Netherlands, the European institutions have agreed on the introduction of the PEPP.
    This is contrary to Article 114(2) TFEU, which makes an exception to Article 114(1) for the rights and interests of employed persons. According to paragraph 2 of the article, the Commission may not interfere with fiscal provisions and the rights and interests of employed persons. But as a result of the PEPP, Dutch pension funds will increasingly come under EU supervision.
    1. Does the Commission not consider that the exception to Article 114 TFEU applies to the pensions of employees (the second pillar of the Pensions Act)?
    2. If paragraph 2 does not apply to employees’ pensions, what is the value of Article 114(2) TFEU if loopholes are constantly sought to enable the EU to interfere with national powers?
    3. How can the unique Dutch system with its funded occupational pensions be protected, when the Netherlands is confronted with decisions taken by majority vote at the European institutions?

    Answer given by Vice-President Dombrovskis
    on behalf of the European Commission
    (3.5.2019)
    As regards the first two questions of the Honourable Members, the Commission would like to clarify that the proposal for a Pan-European Pension Product (PEPP) aims to complement the existing national public and/or occupational pension systems with an additional voluntary option for citizens to save for retirement, if they so wish. No financial institution is obliged to offer PEPP.
    PEPP was designed as a voluntary personal pension product that can be subscribed by any citizen, whether employed or not. The PEPP initiative does not contain any fiscal provisions, nor provisions regulating the rights and interests of employees in the sense of Article 114 (2) of the Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU)1. Therefore, the exceptions referred to in Article 114(2) TFEU are not relevant for the PEPP legislative initiative.
    As regards the last question, PEPP was designed very carefully to avoid any interference with existing pension schemes, whether public or occupational. In particular, the PEPP remains outside the scope
    of Dutch occupational pensions and is not expected to impact their functioning.

    Antwoord
  10. VRAGEN :
    1) Is er iemand die de zgn. “Derde Pijler” exact kan omschrijven ?
    2) Welke fiscale “loopholes” worden hier aangeduid zonder die verder te specificeren ?
    3) “The PEPP initiative does not contain any fiscal provisions” :
    wat betekent dat voor spaargelden over gelden die reeds belast zijn via de LH/IB en daarme de “oneigenlijke ontneming” via Box-3 in NL ?

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.