Discoördinatie van fiscale heffingen en zorgbijdrage aan CAK bij verdragsgerechtigde gepensioneerden en hun gezinsleden

De factsheet Discoördinatie van fiscale heffingen en zorgbijdrage aan CAK bij verdragsgerechtigde gepensioneerden
en hun gezinsleden zoals die door het bestuur zal worden gepresenteerd op bijeenkomst op donderdag 13 september 2018 aan de Vaste Commissie Financiën van de Tweede Kamer.
De heer Pieter Omtzigt (CDA) zal ons ontvangen in het kader van een bijzondere procedure, de NVSO.

10 Reacties

  1. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
    Datum 1 april 2019 Betreft Wijziging EU coördinatieverordening sociale zekerheid

    Uw leden vragen of alsnog overwogen kan worden om een expertmeeting te organiseren met verantwoordelijken en experts in fiscaliteit en sociale zekerheid, nationaal maar ook van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Commissie, mede naar aanleiding van een brief van de Commissie Grenswerkers in Europa dd. 12 januari 2019.
    In voornoemde brief van de Commissie Grenswerkers in Europa werd ik verzocht deze discoördinatieproblematiek onder de aandacht te brengen bij de Europese Commissie en hen te verzoeken een zogenoemde expertmeeting te organiseren en de daartoe bevoegde en deskundige partijen, zoals het Fiscaal Comité van de OESO en sociaalzekerheidsexperts van de Europese Commissie uit te nodigen. Het kabinet neemt dit verzoek mee in de afweging rondom het voorstellen van prioriteiten voor de nieuwe Europese Commissie. Met de lopende onderhandelingen over de wijziging van de EU verordening 883/2004, is dit niet het meest geschikte moment om daarvoor aandacht te vragen.
    Uw fracties vragen of het niet voor de hand ligt om naar analogie van de eerdere commissies grensarbeiders I en II een ad-hoc werkgroep de opdracht te geven om oplossingen aan te dragen voor de discoördinatie tussen fiscaliteit en sociale zekerheid.
    Het kabinet wil belemmeringen waar mogelijk wegnemen, maar er zullen altijd tot op zekere hoogte knelpunten of verschillen tussen de sociale zekerheidswetgeving en belastingwetgeving bestaan. Daarnaast geldt voor de coördinatieverordening dat dit een Europese verordening is en voor de belastingverdragen dat zij zijn gebaseerd op een OESO-modelverdrag. Processen met een eigen dynamiek; wijziging is niet makkelijk. Het kabinet acht een ad-hoc werkgroep op dit thema daarom niet opportuun.

    In uw brief wordt gevraagd in hoeverre de onlangs in Europees verband gedane voorstellen om op deelgebieden van het belastingregime over te stappen op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid adequaat zijn om de problemen voor grensarbeid op te lossen.
    In het BNC-fiche[1] dat is opgesteld over de mededeling van de Europese Commissie om voor fiscale dossiers over te gaan op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, is aangegeven dat het kabinet kritisch is ten aanzien van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid bij belastingdossiers. Het kabinet is van mening dat ook unaniem ambitieuze voorstellen kunnen worden aangenomen op fiscaal terrein. Het veranderen van de wijze van de EU-besluitvorming is daarvoor dus niet essentieel. Bovendien is het ook maar de vraag of een passende gezamenlijke EU-benadering bestaat die de verscheidenheid in grensarbeidersproblematiek kan adresseren. Zoals aangegeven in mijn brief van 20 december jl. vindt het kabinet het wel de moeite waard om te onderzoeken of er voor specifieke situaties die spelen bij grensarbeiders een oplossing kan worden gevonden bijvoorbeeld in bilaterale belastingverdragen.
    De Minister van Sociale Zaken
    en Werkgelegenheid,
    W. Koolmees

    Zie verder: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/04/01/kamerbrief-wijziging-eu-coordinatieverordening-sociale-zekerheid

    Antwoord
  2. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
    Datum 1 april 2019 Betreft Wijziging EU coördinatieverordening sociale zekerheid

    Uit BIJLAGE
    Reactie op het artikel in Forum van 29 januari jl.2
    Het artikel spreekt ten eerste over een “tegenstrijdige en onsamenhangende coördinatie tussen de coördinatieverordening en de bilaterale belastingverdragen.” Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 20 december jl.,3 bestaat er een bepaalde discoördinatie tussen de coördinatieverordening en de bilaterale belastingverdragen die tussen de lidstaten van toepassing zijn. Dit komt doordat de regels in de bilaterale belastingverdragen en de coördinatieverordening producten zijn van twee separate rechtsgebieden met beide hun eigen interne logica en doelstellingen en bezwaren tegen aanpassingen. De (potentiële) grenswerker kan door één of meer van bovenstaande factoren en afhankelijk van zijn persoonlijke situatie, (financieel) voor- of nadeel ondervinden van werken over de grens.
    Het kabinet wil belemmeringen zoveel mogelijk wegnemen. Er zullen echter altijd tot op zekere hoogte knelpunten of verschillen tussen de sociale zekerheidswetgeving en belastingwetgeving bestaan.
    De Minister van Sociale Zaken
    en Werkgelegenheid,
    W. Koolmees
    Zie verder: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/04/01/kamerbrief-wijziging-eu-coordinatieverordening-sociale-zekerheid

    Antwoord
  3. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Betreft Beantwoording vragen van de vaste commissie van Financiën zoals voorgelegd op 8 maart 2019
    Door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
    W. Koolmees

    Daaruit:
    Zorgpremies
    De leden van de CDA-fractie stellen tevens een aantal vragen over de dubbel (of juist te weinig) betaalde zorgpremies wanneer het woonland de zorgpremie uit de algemene middelen betaalt en het (voormalige) werkland de zorgpremies deels financieren door middel van een premieheffing of juist andersom. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van vragen op dit onderwerp, coördineert Verordening (EG) nr. 883/2004 (hierna “de coördinatieverordening”) de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten, maar niet de fiscale wetgeving. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van lidstaten om hun socialezekerheidsstelsel en de financiering hiervan in te richten. Dit alles vloeit voort uit artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
    Sommige lidstaten kiezen ervoor het zorgstelsel te financieren door middel van premieheffing terwijl andere lidstaten kiezen voor financiering uit de algemene middelen (belastingheffing), of een combinatie van beide.
    Ik vind het een goede zaak dat de autonomie over de inrichting van het zorgstelsel een nationale aangelegenheid is, aangezien dit sterk samenhangt met de nationale planning en financiering van de zorg. Ik zie dan ook geen mogelijkheid om op Europees niveau deze autonomie inzake de inrichting en financiering van de gezondheidszorgstelsels aan de orde te stellen.
    Zoals aangegeven doet de problematiek zich voor indien het woonland de zorg uit de algemene middelen financiert en het werkland de zorgpremies (deels) financiert door middel van premieheffing of omgekeerd. Er zijn enkele lidstaten, waaronder Zweden, die onder voorwaarden de via de algemene middelen betaalde zorgpremie terugbetalen in het geval tevens een zorgpremie verschuldigd is in het werkland. Dit kan een oplossing zijn van het probleem. Het is echter de keuze van de betreffende lidstaat om tot een ‘restitutie’ over te gaan.

    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/07/01/beantwoording-kamervragen-vragen-belasting-en-sociale-zekerheidspositie-van-grensarbeiders

    Antwoord
  4. Vervolgens in dat document:

    Tot slot nog uw vraag over de woonlandfactor. Op grond van Verordening 883/2004 hebben verdragsgerechtigden, bijvoorbeeld mensen met een Nederlands wettelijk pensioen die in een andere lidstaat wonen, in de lidstaat waar zij wonen recht op medische zorg ten laste van Nederland.
    Hierbij is op basis van Verordening 883/2004 het aansprakenpakket van het woonland leidend. Verdragsgerechtigden betalen een verdragsbijdrage aan Nederland. Met de woonlandfactor wordt het verschil in aansprakenniveau tussen de beide lidstaten zo goed als mogelijk tot uitdrukking gebracht. De factor wordt berekend door de gemiddelde zorgkosten in het woonland te delen door de gemiddelde zorgkosten in Nederland. De verdragsbijdrage dient te worden geïnd om de zorgkosten die Nederland vergoedt te kunnen dekken. Ik zie dan ook geen mogelijkheid om deze woonlandfactor lager vast te stellen in het geval in een ander land via de heffing van belastingen eveneens een bijdrage wordt gevraagd.

    Antwoord
  5. Aan: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer drs. W. Koolmees
    datum 22 mei 2019
    betreft Nadere vragen van de Eerste Kamer over de EU-verordening herziening coördinatie sociale zekerheidsstelsels (COM(2016)815) ons kenmerk 163336.04u

    Geachte heer Koolmees,

    De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 1 april 2019 in reactie op de nadere schriftelijke vragen over het Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.1 De leden van de CDA-fractie danken u voor het uitgebreide en gedegen antwoord op de gestelde vragen. Deze leden hebben hieromtrent nog enkele vervolgvragen.

    Prioriteiten voor de nieuwe Europese Commissie Met grote instemming constateren de leden van de CDA-fractie dat de regering het eens lijkt te zijn met het voornemen om door de nieuwe Europese Commissie in haar prioriteiten de discoördinatieproblematiek tussen verordening (EG) nr. 883/2004 en het OESO-modelverdrag op te laten nemen. U stelt zelfs dat ’het kabinet van mening is dat ook unaniem ambitieuze voorstellen kunnen worden aangenomen op fiscaal terrein. Het veranderen van de wijze van de EU-besluitvorming is daarvoor dus niet essentieel’.2 Het gaat hier niet om het harmoniseren van fiscale en sociale stelsels maar om een betere en samenhangende coördinatie. Dus een betere afstemming tussen de regels voor belastingheffing in de dubbelbelastingverdragen en de sociale premieheffing in Verordening (EG) nr. 883/2004.

    https://www.eerstekamer.nl/eu/behandeling/20190522/brief_aan_de_minister_van_sociale

    Antwoord
  6. Ook in dit document:
    “De vraag om – naar analogie van de commissie grenswerkers – te komen tot een conferentie van deskundigen c.q. een ad-hoc werkgroep de opdracht te geven om oplossingen aan te dragen voor discoördinatie en de fiscale/sociale afstemmingsproblematiek, is door de regering uiterst terughoudend beantwoord. Daarbij verwijzend naar het feit dat de coördinatieverordening een Europese verordening betreft. De leden van de CDA-fractie vragen of, waar de regering toch ook verwijst naar het zoeken van oplossingen in bilaterale verdragen, deze opdracht in die zin niet toch gegeven zou kunnen worden aan de commissie Grenswerkers. “

    Antwoord
  7. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/07/08/kamerbrief-nav-vragen-over-de-herziening-eu-verordening-coordinatie-sociale-zekerheidsstelsels

    De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
    Datum Betreft 8 juli 2019
    Nadere vragen over de herziening EU-verordening coördinatie sociale zekerheidsstelsels
    Daaruit:

    Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of aan de Commissie grenswerkers de opdracht gegeven zou kunnen worden om oplossingen aan te dragen voor discoördinatie en de fiscale/sociale afstemmingsproblematiek. Een opdracht aan de Commissie grenswerkers acht ik op dit moment niet opportuun. Het kabinet heeft reeds een studie naar mogelijkheden om grensbelemmeringen aan te pakken, waaronder belemmeringen rondom grensarbeid, aangekondigd (Kamerstukken 2018/19, 32.851, nr.53, brief van 26 november 2018 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal voor het zomerreces het parlement informeren over de voortgang van de grensoverschrijdende samenwerking en daarbij zal hij verder ingaan op deze studie.
    Tot slot zij het volgende opgemerkt. Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding van de Informele Raad op 10 en 11 april 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 21501-31, nr.525) heb ik toegezegd op termijn een expertmeeting te organiseren omtrent grenswerkers en de Tweede Kamer over de resultaten daarvan te informeren. Ook uw Kamer zal ik van de resultaten van de expertmeeting op de hoogte brengen.
    de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
    W. Koolmees

    Antwoord
  8. Dit schrijft Ger Essers in een lang artikel GRENSOVERSCHRIJDEND WERKEN Vakblad over werken en wonen over de grens, In dit nummer: Nr. 25, september 2019

    Gepensioneerden: stop de ongelijke behandeling Voor gepensioneerden en pensionado’s met pensioeninkomen uit een andere lidstaat moet er ’gelijke behandeling in de straat’ gelden. Dat wil zeggen dat er bij een gelijk bruto pensioeninkomen ook een gelijk netto pensioeninkomen moet zijn. Dat impliceert dat elke gepensioneerde logischerwijze onderworpen wordt aan de fiscale en sociale heffingen in zijn woonland. Eenvoudiger en eerlijker kan dit niet.
    Het financiële eigen belang van de lidstaten staat dit in de weg. In het geval van gepensioneerden in Spanje wil Nederland het Nederlands pensioen belasten (bronlandheffing) en Spanje wil de ziektekostenfacturen naar Nederland opsturen. Gevolg van dit alles is dat veel gepensioneerden gemangeld worden door de lidstaten. Zij zijn de speelbal van de nationale belangen. Ook voor deze groep geldt dat er geen samenhang is tussen het van toepassing zijnde dubbelbelastingverdrag en de
    Verordening (EG) nr. 883/2004.
    Oplossing: meer samenhang belastingverdragen en Verordening (EG) nr. 883/2004. Er komt steeds meer aandacht voor het feit dat een aantal de problemen van grensarbeiders, gedetacheerde werknemers en gepensioneerde grensarbeider en pensionado’s alleen opgelost kunnen worden als de discoördinatie tussen de ca 350 bilaterale belastingverdragen en multilaterale coördinatieverordening Verordening (EG) nr. 883/2004 ongedaan wordt gemaakt. Er is door Jeroen Lenaers (CDA/EVP) een belangwekkend amendement (nieuwe rechtsoverweging bij Verordening (EG) nr. 883/2004) ingediend met de volgende formulering: ’(6 sexies) Het is ter optimalisering van het vrij verkeer van personen noodzakelijk om de samenhang tussen deze coördinatie en de coördinatie van de belastingstelsels, met volstrekte inachtneming van eigen kenmerken van deze stelsels en van het beginsel van subsidiariteit, nader te onderzoeken’35. Mooi huiswerk voor de nieuwe Europese Commissie.
    (……………) en:
    Epiloog: van euroforie naar eurofobie? Bovenstaande ideeën, amendementen zijn ontwikkeld door volksvertegenwoordigers c.q. wetenschappers uit de grensregio’s. Wie het debat over de herziening van Verordening (EG) nr. 882/2004 in de Tweede Kamer heeft gevolgd moet constateren dat de meeste politieke partijen in de Tweede Kamer niet gestoord worden door kennis van zaken als het gaat over de grenswerkers. De ambitie van de D66 bewindslieden Snels (fiscaliteit & belastingverdragen) en Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) is teleurstellend. Dit geldt ook voor de oppositiepartijen. In de Tweede Kamer Commissie SZW was men alleen geïnteresseerd in de export van de werkloosheidsuitkeringen richting Oost-Europa. Niet in de grenswerkers. De politieke wil en creativiteit ontbreekt. De defensieve beantwoording van de vragen van Eerste Kamerlid Ria Oomen-Ruijten vormen het bewijs daarvan51.
    Het ’Europa van de harde werkers over de grens’ wordt door veel Haagse beleidsmakers inclusief sociale partners (SER c.q vakbonden) genegeerd. De Angelsaksisch georiënteerde Randstedelingen hebben alleen oog voor het vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten. Zij economiseren de zgn. open grens. Als zij de grens overschrijden, dan is dit als toerist, consument, exporteur of verwende expat.
    In begin van deze eeuw was er in Den Haag meer aandacht voor de fiscale en sociale positie van grenswerkers en hun gezinnen. Er waren twee overheidscommissies grensarbeiders52. Het was in die tijd van euroforie dat Geert Wilders en Saskia Noorman-den Uyl eensgezind het AOW-gat van grensarbeidersvrouwen repareerden (2001)53. Het is zeer moeilijk om de Tweede Kamer te motiveren om vragen te stellen aan de Minister van Sociale Zaken54. Ook is er weinig elan bij de uitvoeringsinstellingen. Het UWV slaagt er niet in om de beleidsregels inzake de gedane uitspraken van Hof van Justitie uitspraken over WIA-gat vast te stellen55.

    Antwoord
  9. INZAKE FISCALITEIT
    II Reactie staatssecretaris
    Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van de brieven van 27 november 2020 inzake de antwoorden op vragen commissie over fiscale moties- en toezeggingenbrief Prinsjesdag1 en van 4 december 2020 inzake de reactie op een opiniestuk inzake rendementen box 32. Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.
    Daaruit:

    Overzicht discoördinatie belastingheffing/premieheffing
    De leden van de fractie van het CDA vragen of ik in overleg zal treden met Duitsland en België over de overige knelpunten die voortvloeien uit de voorbeeldsituaties van discoördinatie uiteengezet in de bijlage bij de fiscale moties- en toezeggingenbrief 2020.
    Eerder gaf ik al aan dat de mogelijkheden beperkt zijn om de (overgebleven) vormen van discoördinatie tussen belastingheffing en premieheffing weg te nemen. Ik zal mij daarom richten op de aanpak van twee concrete knelpunten die worden genoemd in het overzicht van voorbeeldsituaties van discoördinatie.13 Het is helaas al niet eenvoudig om voor deze twee knelpunten tot mogelijke oplossingen te komen omdat het gaat om complexe problematiek en Nederland is voor een aanpassing van het bilaterale belastingverdrag uiteraard afhankelijk van Duitsland respectievelijk België. Ik acht het op dit moment dan ook niet opportuun om nu met Duitsland en België tevens in overleg te treden over de andere voorbeeldsituaties. Dit impliceert namelijk dat voor het bewerkstelligen van meer coördinatie in deze situaties het bilaterale belastingverdrag op al deze onderdelen dient te worden aangepast aan Verordening (EG) nr. 883/2004. Een van de redenen waarom het niet eenvoudig is om discoördinatie weg te nemen is dat bilaterale belastingverdragen uitgaan van internationaal gebruikelijke principes en uitgangspunten die afwijken van de (uitgangspunten van de) regels voor de heffing van socialeverzekeringspremies. Daar ligt ook de kern van deze problematiek. Het loslaten van deze principes en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de bilaterale belastingverdragen zou bovendien ingrijpende gevolgen hebben voor de uitvoeringspraktijk. Zowel in Nederland als in Duitsland, respectievelijk België, is de praktijk (waaronder belastingplichtigen en de belastingdiensten) al geruime tijd bekend met deze principes en uitgangspunten. De Duitse belastingdienst is bijvoorbeeld niet verantwoordelijk voor de heffing van socialezekerheidspremies en is daarmee ook niet vertrouwd met de voor die heffing relevante regels.14

    Antwoord
  10. Zie dit uitgebreide artikel van Ger Essers:
    Vakblad Grensoverschrijdend werken nummer 37, maart 2021
    Caleidoscoop grenswerkers: Europees kampioenschap bestuurlijk onvermogen?
    Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2021/03/19/u-toets-nav-de-beleidswijziging-aangaande-de-verkorte-wachttijd-
    Daarin:
    Het aanpakken van de discoördinatie tussen de aanwijsregels in Verordening (EG) nr. 883/2004 en de toewijzingsregels in de belastingverdragen zou voor Nederland in alle fiscale en sociale onderhandelingen een beleidsprioriteit moeten zijn. In Nederland is de discoërdinatieproblematiek helder uitgekristalliseerd(14) In Brussel (EU) komt Taxes Matters (FISC) nog steeds van Venus en Employment and Social Affairs van Mars(15). Reeds in 1997 heeft de Europese Commissie een onderzoek gedaan naar de interactie tussen directe belastingen en sociale zekerheid(16). Er is in ieder geval een academische discussie over ’the relationship between tax, social security and labour law in cross-border situations(17).
    Er is echter enige hoop na 23 jaar. Op de recente EP-vraag(18) van Kris Peeters en Jeroen Lenaers of de Europese Commissie bereid is een werkgroep van fiscalisten en sociaal rechtelijke experts op te richten, die als opdracht zou krijgen ‘voorstellen te doen om de coordinatie te verbeteren en aan te geven op welke wijze er meer samenhang kan worden bereikt tussen de toewijzingsregels in de dubbelbelastingverdragen en de aanwijsregels in Verordening (EG) nr. 883/2004?’ antwoordde de Europese Commissie: ‘In het ‘Actieplan voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie'(19) heeft de Commissie een initiatief aangekondigd om ervoor te zorgen dat de regels inzake fiscale woonplaats in de interne markt op een consistentere wijze worden bepaald. Om een dergelijk initiatief te kunnen beoordelen zullen zowel deskundigen op het gebied van de belastingstelsels als deskundigen op het gebied van de socialezekerheidsstelsels in de EU een bijdrage moeten leveren’. Er is nog steeds geen werkgroep geformeerd.

    In maart 2018 schetste emeritus hoogleraar fiscale economie Leo Stevens de problematiek als volgt: Het is voor grensarbeiders volstrekt onmogelijk de wirwar van regels over belastingen, sociale verzekeringen en pensioenen te begrijpen. Nationale overheden willen te weinig water bij de wijn doen als het gaat om belastingregels. Rond het grensgebied is daardoor een soort houtje-touwtje-wetgeving ontstaan, met regels die niet op elkaar aansluiten’ (…) ‘Wat het nog complexer maakt is dat belastingrecht en socialezekerheidsrecht twee verschillende rechtsgebieden zijn die nog weleens kunnen schuren. Dat is binnen één land al ingewikkeld, maar als er nóg een land bij komt, komt de complexiteit in een soort stroomversnelling terecht'(20). Hij noemde de grenswerkers de ‘stille slachtoffers’ van de ingewikkelde belastingregels(21).

    De nationale vanzelfsprekendheid, ja zelfs zelfgenoegzaamheid, is groot. Hoe verder men van de grens woont des te minder kan men zich inleven in het wel en wee van grenswerkers en hun gezin. De grensproblematiek maakt deel uit van de tweedeling tussen de Randstad en de perifere grensregio’s(25). Er is sprake van Haags autisme(26). In de nationale uitvoeringsinstanties, is vaak weinig kennis aanwezig over de wet- en regelgeving in het andere land. Het zou goed zijn als de uitvoering van alle grensarbeidersdossiers van het UWV, SVB en CAK-Buitenland in de grensregio’s zou gebeuren. De afdelingen ‘internationale detachering (SVB)’ en ‘heffing Zvw/Wlz-bijdragen (CAK Buitenland)’ zouden logischerwijs ondergebracht moeten worden bij de Belastingdienst Buitenland (Heerlen), die de sociale premies en belasting int. Samenvoeging zou efficiënt zijn en lost veel verkokeringsproblemen op.

    Antwoord

Laat een reactie achter voor Jan de Voogd Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.