Vragen over de heffingskorting van Nederlanders in het buitenland

jun 18, 2019

Op www.tweedekamer.nl zijn de volgende vragen te vinden:

2019Z12307
Vragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over de heffingskorting van Nederlanders in het buitenland (ingezonden 17 juni 2019)

  1. Bent u bekend met het feit dat een groep gepensioneerde Nederlanders in het buitenland sinds begin dit jaar geen heffingskorting meer toegepast krijgt op hun AOW?
  2. Kunt u inschatten wat de omvang is van de groep voor wie het sinds begin dit jaar is veranderd?
  3. Kunt u inschatten welk deel is getroffen door de wijzigingen in het Belastingplan 2018 en welke deel door de wijzigingen in het Belastingplan 2019?
  4. Kunt u een inschatting geven hoeveel van deze mensen voor 2019 ten onrechte de heffingskorting toegepast kregen op hun AOW?
  5. Op welke aantallen is de raming van de budgettaire opbrengsten gebaseerd bij het Belastingplan in 2018 en 2019?
  6. Betreft het alleen AOW-gerechtigden van buiten de landenkring of ook binnen de EU?
  7. Kunt u een overzicht geven van de heffingskortingen waar Nederlanders in het buitenland wel of niet recht op hebben onder welke voorwaarden?
  8. Kunt u een inschatting geven hoeveel van deze mensen alsnog recht hebben op de heffingskorting en dat via een vooraangifte kunnen krijgen?
  9. Wordt er met de woonlandfactor om te bepalen hoe hoog de AOW in het buitenland is, rekening gehouden met het bruto of netto bedrag van de AOW?
  10. Wordt er met de woonlandfactor rekening gehouden met het stijgende aandeel van de heffingskorting op het bruto bedrag van de AOW?
  11. Op welke manier zijn Nederlanders in het buitenland geïnformeerd over deze wijziging?
  12. Hoeveel vragen zijn er binnengekomen bij de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar aanleiding van deze wijzigingen? Hoeveel van deze vragen zijn beantwoord?

34 Reacties

  1. De vragen zijn alle van informatieve aard en duiden (nog?) niet op een standpuntbepaling van de vragenstellers t.a.v. het per 1.1.2019 gewijzigde beleid van de overheid om uitkerende organen in de sfeer van de loonbelasting geen heffingskortingen meer te laten uitkeren aan mensen die in het buitenland wonen. Dit onderwerp is elders op deze site uitgebreid besproken en van reacties voorzien. In essentie is het het gevolg van de introductie van de KBB-regeling in 2015 en de wens de Belastingdienst te ontlasten van het terughalen van, na definitieve aanslag inkomstenbelasting op buitenlands belastingplichtigen, te veel uitgekeerde heffingskorting in de loonbelastingsfeer.

    De vragen 9 en 10 zijn overigens onbegrijpelijk omdat op de AOW helemaal geen woonlandfactor van toepassing is. Wel is voor een beperkt aantal AOW’ers in een beperkt aantal niet-EU staten de Wet BEU van toepassing, waardoor men dan een lager AOW-pensioen heeft. Voor zover de vragenstellers hier zouden duiden op de woonlandfactor voor de zorgbijdrage die ingehouden wordt op grond van artikel 69 ZVW zijn de vragen evenmin begrijpelijk.

    Vraag 10 geeft me wel aanleiding tot het volgende: Het CAK draagt aan de SVB en pensioenfondsen op een zorgbijdrage in te houden over AOW, resp. andere pensioenen, bij verdragsgerechtigde gepensioneerden (krachtens de Regeling Zorgverzekering). Zoals bekend, bestaat de WLZ-component mede uit het WLZ-deel in de voor betrokkene geldende heffingskortingen. In hoeverre SVB en de pensioenfondsen met het laatste rekening houden bij de berekening van de door hen in te houden heffingskorting in de zorgbijdrage is mij niet bekend. De Regeling Zorgverzekering stelt daaraan geen eisen, maar stelt slechts dat deze organen handelen in opdracht van het CAK, dat dus kennelijk zijn eigen beleidslijn kan hanteren in dezen. Mogelijk kunnen gepensioneerde verdragsgerechtigden daarover hier helderheid verschaffen aan de hand van controle van de (maandelijkse) inhoudingen van de zorgbijdrage? De beleidslijn die het CAK volgt zal uiteindelijk doorwerken in de mate waarin iemand na definitieve aanslag van het CAK nog moet bijbetalen of juist zal terugkrijgen, en heeft dus al direct invloed op de liquiditeitspositie lopende de inhoudingen van SVB en pensioenfondsen.

    Antwoord
  2. Loonbelasting is op mijn aow ingehouden in 2019, terwijl ik geen belastingplichtige meer ben in Nederland , wel in the Philippines. Dus ik heb een verzoek gedaan tot terugbetaling.
    Wie heeft hier nog meer last van?
    Mvg
    Cees.vermeulenwindsant@gmail.com

    Antwoord
    • Omdat u AOW uit Nederland heeft bent u buitenlands belastingplichtig jegens Nederland. Mogelijk bedoelt u dat Nederland niet het heffingsrecht heeft over uw AOW bij belastingverdrag met Filippijnen?
      U kunt beter een verzoek tot voorlopige aanslag ib 2019 bij de Belastingdienst indienen denk ik. Daarbij maakt u meer kans.

      Antwoord
  3. Ook binnen Europa wordt er geen heffingskorting meer toegepast zodat wij 72 euro belasting moeten betalen over de AOW dat is voor 2 personen 144 euro een hoop geld dus wat voor 1 januari niet het geval was wij wonen in Duitsland

    Antwoord
    • Dat ligt dan denk ik aan het pensioenfonds, ik heb in januari contact gehad met mijn pensioenfonds en die vertelden mij, dat zij, aangezien zij de inhoudingen doen voor het CAK, ik recht heb op de heffingskorting voor het premiegedeelte en zij dat dan ook toepassen. Het lb gedeelte is inderdaad vervallen, dat scheelt mij 52 Euro per maand, maar dat zal ik neem ik aan geheel of gedeeltelijk terug krijgen bij mijn IB aangifte over 2019.
      Nederland kan wel krampachtig vasthouden aan de 90% inkomenseis ( het ouwe Schumacker arrest ) , maar hebben in de wetgeving daaromtrent al een ontsnappingsroute ingebouwd als dat wordt afgeschoten door het EHvJ, zoals in andere zaken ( Commissie/Estand), makelaar X uit Spanje) al gedaan is. We wachten af.
      Voor wat betreft de beleidslijnen van het CAK zijn er meer opmerkingen te maken, te beginnen met het vaststellen van de woonlandfactor 2017, 2018 en 2019. Verhoging in 2017 13%, 2018 14%, daling 2019 10%. Van enig behoorlijk bestuur is hier geen sprake, het is hetzelfde als je in een casino aan de roulettetafel zit. Maar ook wat dat betreft wacht ik de definitieve jaarafrekening 2017 van het CAK af en ga in bezwaar/beroep tegen die woonlandfactor.

      Antwoord
  4. Het recht op loonheffingskorting hangt alleen af van het kwalificeren als buitenlands belastingplichtige. Of het CAK premies inhoudt heeft daarmee niets te maken. U kunt verdragsgerechtigd zijn en niet kwalificeren.
    De pensioen- of uitkeringsverstrekker weet niet of u kwalificeert of niet. Daarom heeft het ministerie besloten dat de loonheffingskorting niet meer wordt toegepast. Er waren teveel belastingplichtigen die het later weer moesten terugbetalen. Belastingplichtigen die ooit als kwalificerend buitenlands belastingplichtige zijn aangemerkt kunnen een Voorlopige Aanslag aanvragen om toch maandelijks de heffingskorting te krijgen (i.p.v. jaarlijks bij de belastingaanslag).
    Wie voor een bepaald inkomensbestanddeel (pensioen en/of AOW) niet belastingplichtig is in Nederland (zie belastingverdrag) kan bij de Belastingdienst een vrijstelling inhouding loonbelasting aanvragen.

    Antwoord
  5. Beste heer Meijnderts,
    Er zijn twee loonheffingskortingen, 1 wat loonbelasting betreft, daar heeft deze maatregel mee te maken en de tweede is de loonheffingskorting premiedeel. Dat betekent, dat als je via het CAK verplicht verzekerd bent, je recht heb op de heffingskorting van het premiedeel. Mijn pensioenfonds is zo slim om, omdat ze de premie voor het CAK inhouden, vast te stellen dat ik recht heb op de heffingskorting voor het premiedeel en passen dat ook toe.
    Het heeft er dus zeker wel mee te maken of het CAK premie inhoudt of niet.
    Of je je kwalificeert als KBB°er , weet het pensioenfonds inderdaad niet, dus dat deel kan je zelf terugvragen bij de belastingdienst. Of je wel of niet aan de 90% inkomenseis voldoet, is een regel van Nederland , maar is Europees gezien al diverse malen afgeschoten.

    Antwoord
    • Het 90% kriterium is in beginsel door het EHvJ goedgekeurd (zie dictum van het arrest Gschwind C-391/97). Er zijn slechts uitzonderingsgevallen bepaald voor die situatie dat de woonstaat toch niet volledig de fiscale voordelen kan verlenen in verband met de persoonlijke en gezinssituatie. Dat is echter niet het “afschieten van” het 90% kriterium.

      Antwoord
    • Je hebt niet het recht op het premiedeel als je verdragsgerechtigd bent ten laste van CAK. Je hebt slechts recht op het WLZ deel in de standaardheffingskorting (maal de woonlandfactor) , en onder omstandigheden de totale (inclusief belastingdeel en alle premiedelen) van de niet- of weinigverdienende partner (ook maal de woonlandfactor). SVB en pensioenfondsen zijn niet altijd in staat dit recht al (volledig) bij de inhouding van de zorgbijdrage tot uitdrukking te brengen. Het komt daarom pas definitief tot uitdrukking bij aangifte Ninbi en aanslag zorgbijdrage van het CAK. Daarbij dienen verdragsgerechtigden er alert op te zijn dat sommige delen van de standaardheffingskorting persoonlijk aangevraagd moeten worden.

      Antwoord
  6. We blijven van mening verschillen, maar dat is niet erg. Ik hecht veel waarde aan de uitspraken van Hans de Vries, Senior Manager Tax bij Deloitte die heel duidelijk stelt, dat de 90% eis van Nederland een te beperkte uitleg is van de recente jurisprudentie van het EHvJ. ( Commissie-Estland, Imfeld/Garcet, makelaar X Spanje enzovoort, enzovoort, we hebben het niet over incidenten ).
    Als het woonland geen fiscale voordelen kan verlenen aan , in dit geval, de Nederlander, zal de bronstaat ( Nederland) dat ,eventueel pro rata , moeten doen.

    Antwoord
    • Met de laatste zin ben ik het eens en daarover loopt nu een proefproces ondersteund door de VBNGB. Maar dat is wat anders dan het afschieten van het 90% kriterium. Als dat zou geschieden gaat dat namelijk ten koste van degegen die nu wel aan het 90% kriterium voldoen, en toch de fiscale voordelen van het woonland al genieten.

      Antwoord
  7. Wellicht nog aanvullend wat het CAK betreft, hebben enkele lotgenoten en ik een maand geleden een klacht ingediend bij de minister van VWS en de minister van Zorg over de wijze waarop de woonlandfactor voor Duitsland is vastgesteld voor de jaren 2017, 2018 en 2019. Wij verwijten de minister (s ) daarbij niet te voldoen aan de AWB , beginselen van behoorlijk bestuur m.n.op de punten van het zorgvuldigheidsbeginsel ( voor 2017 en 2018 ) en voor het verbod op detournement de procedure ( voor 2019 ).
    Tot nu toe hebben we een ontvangstbevestiging gekregen , zodra er een vermeldenswaard antwoord komt, zal ik dat hier melden.

    Antwoord
  8. Ik kom nog even terug op de loonheffingskorting.

    De WLZ-premie in de verdragsbijdrage is geen echte WLZ premie, die terechtkomt in de zak met geld waaruit de WLZ wordt bekostigd. Het is een pseudo WLZ premie die onderdeel is van de te betalen verdragsbijdrage.

    De erop toegepaste heffingskorting is ook geen echte heffingskorting, het is een pseudo-heffingskorting, die geen belastingmaatregel is, maar uit overwegingen van gelijkwaardigheid met de zorgbijdrage in Nederland in mindering wordt gebracht op de verdragsbijdrage. Als het een belastingmaatregel zou zijn zou je hem alleen krijgen als je kwalificeert. Bovendien zou hij in de aanslag inkomstenbelasting zichtbaar moeten zijn en dat is niet het geval.

    Wat wel in de belastingaanslag zichtbaar kan zijn is de algemene heffingskorting voor de niet werkende partner. Deze wordt soms bij de voorlopige jaarafrekening van het CAK meegerekend en daarna nog een keer bij de aanslag inkomstenbelasting. In dat geval wordt dit bedrag bij de definitieve jaarafrekening van het CAK weer teruggevorderd. Het CAK heeft op ons verzoek beloofd moeite te doen dit jojo-effect in de toekomst te vermijden.

    Als het pensioenfonds dus een loonheffingskorting premiedeel toepast (belastingmaatregel) is dat onterecht en zal dit later bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting worden verrekend.

    De 90% voorwaarde.

    Veel deskundigenzijn van mening dat het oordeel in de zaak X zal leiden tot het loslaten van de 90% voorwaarde. De overheid heeft nog niet formeel gereageerd op dit oordeel. Er had al lang een beleidsbesluit moeten zijn, vooruitlopend op een aanpassing van de wet, zodat de Belastingdienst een handvat heeft te reageren op alle bezwaarschriften die hierover worden ingediend. Volgens het ministerie van Financiën zullen zowel bij het beleidsbesluit als bij de wetswijziging de omstandigheden van X zo nauwkeurig mogelijk omschreven worden. In dat geval is het algemeen loslaten van de 90% voorwaarde helaas niet te verwachten.

    Antwoord
    • In de draad op deze site” Kbb-regeling behoeft aanpassing naar aanleiding van het EUHvJ arrest X (C-283/15) “is over dat 90% kriterium meer informatie te vinden. In een bericht dat ik in die draad 18 september 2018 plaatste is terug te vinden waar de staatssecretaris mee worstelt. Hij wil in die zaak naar een naar rato (60% voor Nederland) aftrek van inkomsten uit eigen woning (in overeenstemming met het EHvJ arrest) echter in de toekomst onder toepassing van progressievoorbehoud (niet in overeenstemming met het EHvJ arrest). Waarschijnlijk is dat voorgenomen progressievoorbehoud (waarvoor wetswijziging nodig is) het punt dat de zaak lastig maakt voor de staatssecretaris: niet de condities waaronder een naar rato aftrek moet worden toegestaan: daar is het EhvJ tamelijk helder over in het arrest, en dat zijn geen condities waardoor het 90% kriterium generiek ingetrokken moet worden. Het kan ook nog zijn dat de staatssecretaris de belastingheffing en aftrekposten van het (de) andere bronland(en) in de wetswijziging zou willen betrekken.

      Zodra er nieuwe informatie over dit onderwerp komt zal ik die op genoemde draad zetten.

      Antwoord
  9. Nog even als reactie op de heer Meijnderts, mijn pensioenfonds heeft over 2017 heffingskorting over het premiedeel WLZ toegepast en bij de definitieve aanslag IB 2017 heb ik niks hoeven terug te betalen.
    Dat zal dan wel een foutje van de belastingdienst zijn in mijn voordeel, dus ze kunnen het wel leuker maken.

    Antwoord
  10. Datum 10 juli 2019 Betreft Tweede Kamervragen Van Weyenberg (D66) en Lodders (VVD) over de heffingskorting van Nederlanders in het buitenland

    Geachte voorzitter,
    De leden Van Weyenberg (D66) en Lodders (VVD) hebben op 17 juni jongstleden vragen gesteld over de heffingskorting van Nederlanders in het buitenland.
    Bijgaand doe ik u de antwoorden op de gestelde vragen toekomen.
    Hoogachtend,
    de staatssecretaris van Financiën,
    Menno Snel

    https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/kamerstukken/2019/07/10/antwoorden-kamervragen-over-de-heffingskorting-van-nederlanders-in-het-buitenland

    Daaruit:

    2019Z12307
    Vragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over de heffingskorting van Nederlanders in het buitenland (ingezonden 17 juni 2019)
    1. Bent u bekend met het feit dat een groep gepensioneerde Nederlanders in het buitenland sinds begin dit jaar geen heffingskorting meer toegepast krijgt op hun AOW?

    Ja. Dit komt door de loonbelastingmaatregel uit het pakket Belastingplan 2018. Door deze maatregel ontvangen buitenlandse belastingplichtigen met ingang van 2019 het belastingdeel van de heffingskortingen niet meer via de loonbelasting.1 Hiermee wordt voorkomen dat grote aantallen buitenlandse belastingplichtigen te veel aan heffingskortingen ontvangen waarop ze in de inkomstenbelasting geen of minder recht hebben.
    Voetnoot 1: Voor inwoners van een andere lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Zwitserland of de BES-eilanden (de landenkring) geldt een uitzondering voor het belastingdeel van de arbeidskorting. Gepensioneerden zullen veelal echter geen loon uit tegenwoordige arbeid genieten, waardoor de arbeidskorting bij hen niet van toepassing zal zijn.

    Antwoord
  11. Voorts:
    Daarnaast is er een groep van naar schatting 130.000 kwalificerende
    buitenlandse belastingplichtigen die recht hebben op dezelfde
    heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen.2 Zij ontvangen
    deze heffingskortingen ook niet meer via de loonbelasting, maar kunnen
    deze te gelde maken via een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of via
    de aangifte inkomstenbelasting.3
    Door de tweede maatregel uit het pakket Belastingplan 2019 die met
    ingang van 1 januari 2019 is doorgevoerd hebben buitenlandse
    belastingplichtigen van buiten de landenkring in de inkomstenbelasting
    niet langer recht op het belastingdeel van de arbeidskorting en de
    inkomensafhankelijke combinatiekorting.
    De groep die per 2019 niet meer het belastingdeel van deze kortingen
    ontvangt, maakt onderdeel uit van de hiervoor genoemde groep van
    350.000 en is geraamd op 15.000 personen.
    Een deel van de hiervoor genoemde groepen wordt gevormd door
    personen met de Nederlandse nationaliteit die AOW-gerechtigd zijn. Het
    concrete aandeel van deze personen in de aantallen is niet bekend.

    Antwoord
  12. Voorts:
    6 en 7
    De loonbelastingmaatregel betreft alle buitenlandse belastingplichtigen. Buitenlandse belastingplichtigen, waaronder AOW-gerechtigde Nederlanders, met een fiscale woonplaats buiten de landenkring hebben geen recht op het belastingdeel van heffingskortingen. Bij buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een land uit de landenkring, maar geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige zijn, kunnen het belastingdeel van de arbeidskorting en van de inkomensafhankelijke combinatiekorting van toepassing zijn. Buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een land uit de landenkring en kwalificerende buitenlandse belastingplichtige zijn, hebben recht op dezelfde heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen. Elke heffingskorting kent zijn eigen voorwaarden voor toepassing.

    Antwoord
  13. 9. Wordt er met de woonlandfactor om te bepalen hoe hoog de AOW in het buitenland is, rekening gehouden met het bruto of netto bedrag van de AOW?
    10. Wordt er met de woonlandfactor rekening gehouden met het stijgende aandeel van de heffingskorting op het bruto bedrag van de AOW?
    9 en 10
    De Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid bepaalt dat de uitkeringen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet op het kindgebonden budget en de WGA-uitkering (en de eventuele toeslag op grond van de Toeslagenwet daarop) worden afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende of het kind woont. De geëxporteerde uitkering is maximaal even hoog als de uitkeringshoogte in Nederland is. Het woonlandbeginsel is niet van toepassing op landen binnen de EU, de EER (Noorwegen, IJsland, Liechtenstein) en Zwitserland. Het woonlandbeginsel is niet van toepassing op de Algemene Ouderdomswet, zodat 100% van de bruto-AOW-uitkeringshoogte zoals deze in Nederland is wordt geëxporteerd. Afhankelijk van het recht op heffingskortingen kan de netto-uitkeringshoogte van geëxporteerde AOW-uitkeringen echter wel afwijken van het niveau zoals dat in Nederland is.

    Antwoord
  14. tenslotte:
    12. Hoeveel vragen zijn er binnengekomen bij de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar aanleiding van deze wijzigingen? Hoeveel van deze vragen zijn beantwoord?
    Bij de Belastingdienst worden de vragen over specifieke maatregelen niet geregistreerd. Deze vragen zullen in het algemeen binnenkomen bij de Belastingtelefoon. Beantwoording daarvan vindt dan direct of bij ingewikkelde vragen korte tijd na het stellen plaats.
    Bij de SVB zijn de telefoontjes gespreid binnengekomen naar aanleiding van de vooraankondiging, de beschikking en de eerste betaling in januari. De SVB heeft geen registratie bijgehouden van het aantal telefonische vragen over de wijziging per 1 januari 2019 van de heffingskorting. Hoewel exacte aantallen niet bekend zijn bestaat bij SVB de indruk dat er niet veel gebeld is over de heffingskorting. Voor zover de vragen een fiscaal karakter hadden zijn de bellers voor beantwoording doorverwezen naar de Belastingdienst.
    De Nationale ombudsman heeft het ministerie van Financiën in april 2019 bericht dat diverse AOW’ers zich daar hebben gemeld naar aanleiding van deze wijzigingen. In mei heeft een gesprek plaatsgevonden met de Nationale ombudsman, waarin de gevolgen van de maatregelen voor AOW’ers zijn toegelicht.

    Antwoord
  15. Gisteren een antwoord gekregen van het hoofd van de eenheid juridisce zaken- directe belastingen op een stelling die ik daar een half jaar geleden heb neergelegd.
    Het antwoord ~

    Wij hebben terdege nota genomen van de jurisprudentie inz Schumacker die u noemt.

    U concludeert dat het Hof van Justitie nooit een specifiek percentage van het wereldinkomen heeft vastgesteld dat moet worden verdiend of verkregen in de lidstaat waaruit dat inkomen wordt betaald om voor de nationale behandeling door die staat in aanmerking te komen.

    Wij zijn het eens met uw conclusie.

    Antwoord
    • De vraag had dienen te luiden of Nederland gerechtigd is een inkomenskriterium van 90% of meer te hanteren ter uitleg van de Schumackerdoctrine. Dan was het antwoord waarschijnlijk geweest: ja, en wel op grond van arrest Gschwind.

      Antwoord
  16. Nou, ik ben oud en wijs genoeg om zelf te bepalen welke vraag ik aan wie stel, , mijn vraag was of het EHvJ een uitspraak heeft gedaan over een percentage , dat hebben ze dus niet gedaan.
    De ene keer is het 90%, dan 75% Belgie, commissie Estland 50%, makelaar X 60%.

    Dat Nederland en Duitsland 90% hanteren, is hun zaak, als ik bijvoorbeeld 70% uit Nederland krijg en ik voldoe aan de overige voorwaarden, kan ik recht hebben op 70% van de aftrekposten, heffingskortingen.
    Daar ging het mij om, is er Europees gezien een vaststaand percentage, nou dat is er dus niet, iedereen doet maar wat en dat wil 1 Europa zijn.

    Antwoord
    • Door de te vage vraagstelling is geen (EC) antwoord verkregen op de vraag of Nederland in het voorkomende geval wel of geen of 70% van de aftrekposten (e.d.)moet toekennen. Het antwoord luidt (bij gepensioneerden): de vraag of Nederland de heffingskortingen moet toekennen (voor iemand die in Duitsland woont) hangt af van het antwoord op de vraag of je kwalificeert als buitenlands belastingplichtige. En dat antwoord hangt weer (mede) af van het antwoord op de vraag of je voldoet aan het zogenoemde 90% kriterium uit die regeling. Nederland kent namelijk geen regeling waarbij degenen van wie 70% van zijn inkomen afkomstig is uit Nederland (of aan Ned. belasting onderhevig is) ook 70% van de Ned. aftrekposten moet toekennen (andere EU lidstaten kennen zo’n naar rato regeling evenmin). Diverse belastingdeskundigen (ook in Nederland, bijv. Wattel) pleitten voor een dergelijk systeem. Maar tot nu toe past dit niet in de EHvJ jurisprudentie (afgezien van het feit dat Nederland altijd meer zou mogen doen dat het minimale dat het EHvJ eist). Het EHvJ is hier al 30 jaren nogal strikt: primair heeft het woonland de verplichting de eigen (persoonlijke) fiscale voordelen toe te kennen, en bij uitzondering (mede te bepalen door een (minimum) inkomenskriterium van het bronland) zal het bronland ertoe verplicht zijn de eigen voordelen toe te kennen.
      het EHvJ arrest X haalt dit (90% bij Nederland) niet weg, maar berust slechts op het andere kriterium om te kwalificeren: onvoldoende inkomen belast door het woonland om daar de fiscale voordelen voldoende te benutten.
      En inderdaad: belastingwetgeving is in de EU niet geharmoniseerd: dus ook dat inkomenskriterium om te kwalificeren niet: België hanteert 75%, Nederland en Duitsland 90%. Dat Europa niet “één” is, geldt overigens voor heel veel gebieden: zoals ook het sociale zekerheidsrecht. De verordening 883/2004 beperkt zich tot coördinatie in grensoverschrijdende situaties maar laat het nationale sz-recht in tact. Soortgelijks wat betreft het inkomstenbelastingrecht.

      Antwoord
  17. Zijn we het toch helemaal eens, als er onvoldoende inkomen is in het woonland om daar fiscale voordelen te behalen, dien het bronland dat te doen.
    Zie bijvoorbeeld commissie/ Estland.
    En daar ging het mij alleen maar om, dat die 90% niet heilig is

    Antwoord
  18. Het is echt niet te geloven hoe ingewikkeld het hele belasting systeem werkt.

    Als iemand belastingplichtig is in Nederland dan heeft die persoon ook recht op heffingskorting, ook al woont die persoon in het buitenland.

    De domme maatregel van 2019 om deze maatregel te veranderen is typerend voor de onbekwaamheid van het huidige beleid.

    Het wordt tijd dat we een andere regering krijgen die iets meer voor de pensioenaris doet i.p.v. inkrimpen op hun inkomen.

    Antwoord
  19. Goedemiddag,
    Om te beginnen wil ik zeggen, enorm blij te zijn deze site te hebben ontdekt
    maar aangezien ik niet thuis ben in genoemde “belastingzaken”, zou ik u graag onze situatie willen voorleggen. Ik doel dan vnl op de heffingskorting loonbelasting premiedeel.
    De situatie is als volgt: Mijn man en ik wonen bijna 12 jaar in Duitsland. Wij hebben gedurende deze periode altijd gewerkt in Nederland en zijn dus beiden kwalificerend buitenlands belastingplichtige (90% regel). Ikzelf ben sinds juni dit jaar met vroegpensioen en mijn man sinds deze maand (september). Beiden zijn wij verplicht verzekerd bij het CAK en aanvullend verzekerd via HUK in DE. Nu heb ik de volgende vragen…
    1) hebben wij recht op de heffingskorting loonbelasting premiedeel? Zo ja, wordt dit automatisch verrekend bij de jaarlijkse belastingaangifte of moeten wij dit zelf regelen?
    2) Kan ik zelf uitrekenen wat het bedrag van deze heffingskorting is?
    Ik hoop dat één van u mij hier antwoord op kan geven.
    Alvast heel erg bedankt voor de moeite.

    Antwoord
    • zie mijn column over de zorgbijdrage waar de berekeningswijze voor die bijdrage aan het CAK uiteengezet wordt. Maar om uw vraag te beantwoorden: u heeft beiden als verdragsgerechtigden in het kader van de heffing van de zorgbijdrage slechts recht op het WLZ deel in de standaardheffingskorting (maal de Duits woonlandfactor). U kunt het uitrekenen op basis van hoofdstuk 8 van de Wet Inkomstenbelasting 2001, maar het CAK vermeldt mogelijk het ook op hun site.

      Antwoord
  20. ECLI:NL:GHSHE:2020:2749 Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 04-09-2020, 19/00786
    Datum uitspraak: 04-09-2020 Datum publicatie: 15-09-2020 Rechtsgebieden: Belastingrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Vindplaatsen: V-N Vandaag 2020/2184 Viditax (FutD), 16-09-2020 Rechtspraak.nl
    Inhoudsindicatie:
    Belanghebbende woont in Duitsland en werkt deels in Nederland en deels in Duitsland. Hij is het gehele jaar premieplichtig in Nederland. Ter berekening van het premiedeel van de algemene heffingskorting dient te worden uitgegaan van het wereldwijd verdiende premie-inkomen en niet van het in Nederland genoten belastbaar inkomen uit werk en woning.

    Antwoord
  21. Goedemiddag meneer Meijnderts,
    Ik ben dus nu al de hele middag bezig om bij de Belastingdienst het antwoord te krijgen op de vraag hoe ik de loonheffingskorting middels een Voorlopige Aanslag kan aanvragen (dus maandelijks ipv jaarlijkse teruggave). Ik heb de VA (papieren versie) voor me liggen maar ze weten gewoon niet hoe ik het moet invullen!! Onze situatie is als volgt…mijn man en ik wonen nu 12 jaar in Duitsland en hebben altijd in Nederland gewerkt. Wij zijn kwalificerend buitenlands belastingplichtigen. Sinds september dit jaar zijn wij allebei met vroegpensioen gegaan. Nu lees ik dat u schrijft dat een KBB een VA kan aanvragen om toch maandelijks de heffingskorting te krijgen. Weet u misschien hoe ik de VA moet invullen, zodat we de heffingskorting maandelijks ontvangen? Sinds ons vroegpensioen betalen wij een nominale premie aan het CAK. Deze premie wordt in mindering gebracht op het uit te betalen pensioen. Aanvullend zijn wij in Duitsland verzekerd.
    Ik hoop dat u mijn vraag kunt en wilt beantwoorden want bij de Belastingdienst kom ik geen stap verder.
    Ik dank u alvast voor de genomen moeite.

    Antwoord
    • Dag mevrouw Koekoek,
      Wie ooit eerder als kwalificerend buitengewoon belastingplichtige erkend is, kan via een VA de heffingskorting maandelijks terugkrijgen. Wie nog niet eerder die kwalificatie heeft gehad moet daarop moeten wachten.
      Om u te adviseren over het invullen van het formulier zou ik meer moeten weten over uw omstandigheden. Wij gaan overigens niet zover dat wij een belastingadviseur vervangen.
      Ik zie echter dat u geen lid bent en onze policy is dat wij eenvoudige vragen beantwoorden ongeacht het lidmaatschap, maar dat wij het beantwoorden van ingewikkelder vragen en het verlenen van persoonlijke assistentie beperken tot de leden. Deze beperking heeft zowel te maken met capaciteit als met de noodzakelijke aantrekkelijkheid van een lidmaatschap.

      Antwoord
  22. Wat is met deze studie van de heer Konijn verder gedaan. (60 pagina’s) Zijn er al verdere ontwikkelingen over dit onderwerp?

    Antwoord
    • Dit uit zijn Conclusie:

      6.4 Aanbeveling
      Als alternatief op de diverse regelingen die in de EU-lidstaten zijn ingevoerd naar aanleiding van de Schumacker-doctrine, zoals de regeling van de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, wordt in de literatuur het systeem van de fractionele belastingheffing bepleit. In dit systeem worden niet-ingezetenen belastingplichtige in elk van de lidstaten in beginsel gelijkgesteld met ingezetene belastingplichtige. De belastheffing zou als volgt werken:
      1. Het wereldinkomen wordt bepaald conform de wet- en regeling van de werkstaat;
      2. Op het wereldinkomen worden de volledige persoonlijke tegemoetkomingen in mindering gebracht. Hieruit vloeit de belastbare grondslag.
      3. Vervolgens wordt berekend hoeveel belasting betaald zou moeten worden als het gehele inkomen in de werkstaat zou zijn belast door de belastbare grondslag te vermenigvuldigen met het toepasselijke tarief van de werkstaat;
      4. Tot slot wordt de berekende belasting vermenigvuldigd met de evenredigheidsbreuk, die bestaat uit het inkomen uit de werkstaat gedeeld door het wereldinkomen.
      Het voordeel van dit systeem ten opzichte van de Schumacker-doctrine is dat altijd precies 100% van de persoonlijke tegemoetkomingen in aanmerking genomen wordt van de belastingplichtige. Andere voordelen zijn dat het progressievoorbehoud en de pro rata-benadering direct zijn ingevoerd, aangezien het in het systeem van de fractionele belastingheffing zit.
      Gelet op het bovenstaande en de in paragraaf 5.5 besproken argumenten acht ik het systeem van de fractionele belastingheffing een geschikt en uitvoerbaar alternatief om aan de bezwaren van de Schumacker-doctrine tegemoet te komen. Bovendien wordt met deze methode een hogere mate van harmonisatie bereikt, wat uiteindelijk de werking van het vrije verkeer binnen de EU ten goede komt.

      Antwoord
      • Vooralsnog geeft het EHvJ niet toe aan deze fractionele benadering van toekenning van fiscale voordelen ivm de persoonlijke en gezinssituatie. Hoogstens zou een pro-rata-benadering een manier kunnen zijn over de wijze van verrekenen indien, na toepassing van de Schumacker doctrine, een bronstaat gerechtigd is de eigen fiscale voordelen te verrekenen met vergelijkbare voordelen. Dit aspect komt in Nederlandse recente rechtszaken over de KBB wel aan de orde. Maar dat is van beperkter betekenis dan het voorstel dat deze scriptie-auteur deed.

Laat een reactie achter voor Jan de Voogd Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.