Giften aan buitenlandse instelling niet aftrekbaar

apr 10, 2020

ECLI:NL:RBDHA:2017:10443

Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11-09-2017 Datum publicatie

15-12-2017 Zaaknummer 17_1434 IBPVV Formele relaties

Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2018:1390, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig Inhoudsindicatie

Eiseres heeft in 2013 giften gedaan aan tot een internationale beweging behorende instellingen in het binnenland en instellingen in het buitenland. De instellingen in het binnenland zijn aangemerkt als ANBI en de instellingen in het buitenland niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013 de giften aan de instellingen in het buitenland terecht buiten aanmerking gelaten. Eiseres voldoet immers niet aan de voorwaarden die de wet stelt aan aftrekbaarheid van giften in de zin van artikel 6.32 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dat de instellingen in het buitenland niet materieel verschilden van de instellingen in het buitenland kan niet tot een ander oordeel leiden. Het stond de instellingen in het buitenland vrij om, net als de instellingen in het binnenland, een ANBI-verzoek te doen. Beroep ongegrond. Vindplaatsen Rechtspraak.nl V-N Vandaag 2017/2993 V-N 2018/6.2.1
Viditax (FutD), 18-12-2017 FutD 2018-0036

Rechtbank DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 17/1434

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2017 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres

En de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

Daaruit:

Beoordeling van het geschil

  1. Op grond van artikel 6.32, eerste lid, van de Wet IB 2001 zijn aftrekbare giften (a) periodieke giften en (b) andere giften. Onder giften wordt conform artikel 6.33, onderdeel a, van de Wet IB 2001 verstaan: bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. Andere giften zijn ingevolge artikel 6.35 van de Wet IB 2001 de giften aan instellingen of aan steunstichtingen SBBI. Onder instellingen wordt ingevolge artikel 6.33, onderdeel b, van de Wet IB 2001 verstaan: ANBI.
  2. Op grond van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dient een ANBI door de inspecteur (in voorkomende gevallen door de minister van financiën) als zodanig zijn aangemerkt. Daartoe dient betreffende instelling een verzoek (het ANBI-verzoek) te doen waarop wordt beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking (de ANBI-beschikking).
  3. De rechtbank stelt vast dat de giften die eiseres gedaan heeft aan de instellingen in het buitenland niet voldoen aan de voorwaarden die de wet stelt aan de aftrekbaarheid van giften in de zin van artikel 6.32, eerste lid, van de Wet IB 2001. De giften zijn namelijk niet gedaan aan instellingen die zijn aangemerkt als ANBI of aan steunstichtingen SBBI. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de giften aan de instellingen in het buitenland dan ook terecht niet in aanmerking genomen. Dat de instelling in België vanaf 2016 als ANBI is aangemerkt kan niet tot een ander oordeel leiden nu de giften die verweerder niet in aftrek heeft toegelaten, zijn gedaan in het jaar 2013.
  4. Met betrekking tot het verzoek van eiseres om coulance merkt de rechtbank op dat zij niet bevoegd is om op die grond af te wijken van de wet. De rechter moet ingevolge artikel 11 van de Wet algemene bepalingen recht spreken volgens de wet en mag de innerlijke waarde of billijkheid van wettelijke bepalingen niet beoordelen behoudens voor zover die bepalingen in strijd zou zijn met een ieder verbindende verdragsbepalingen. Dergelijke strijd is gesteld nog gebleken. Voorts is de bevoegdheid tot toepassing van de hardheidsclausule voorbehouden aan de Minister van Financiën.
  5. De door eiseres gestelde omstandigheid dat de instellingen in het buitenland niet materieel verschillen van de binnenlandse instellingen doet aan het voorgaande niet af. Het stond de instellingen in het buitenland vrij om, net als de binnenlandse instellingen, een ANBI-verzoek te doen. Dat dit niet is gebeurd kan verweerder niet worden tegengeworpen.
  6. Eiseres heeft nog aangevoerd dat instellingen in het buitenland niet snel geneigd zijn een ANBI-verzoek te doen, omdat giften vanuit Nederland naar deze instellingen niet vaak voor komen. Voor zover eiseres met deze constatering bedoeld heeft te stellen dat ongelijke gevallen ten onrechte gelijk worden behandeld overweegt de rechtbank als volgt. Op fiscaal gebied komt aan de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toe bij het beantwoorden van de vraag of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en of, in het bevestigende geval, een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen niettemin in verschillende zin te behandelen. Indien het niet gaat om onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon, zoals geslacht, ras en etnische afkomst, dient het oordeel van de wetgever daarbij te worden geëerbiedigd, tenzij de keuze van de wetgever evident van redelijke grond ontbloot is (vgl. HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1206).
  7. Ten aanzien van het ANBI-verzoek en de daaropvolgende ANBI-beschikking is in de wetgeschiedenis (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 306, nr. 16, blz. 8-9) het volgen opgenomen:

‘De wijziging van artikel 6.33 Wet IB 2001 komt erop neer dat naast giften aan in Nederland gevestigde algemeen nut beogende instellingen ook giften aan een in een lidstaat van de Europese Unie en bij ministeriële regeling aangewezen andere Mogendheden gevestigde instellingen voor de giftenaftrek in aanmerking kunnen komen. Hierdoor wordt invulling gegeven aan de wens iedere gift aan een algemeen nut beogende instelling gelijk te behandelen, ongeacht de vestigingsplaats van de instelling. De voorgestelde vormgeving van artikel 6.33, die uitgaat van een aanwijzing bij voor bezwaar vatbare beschikking, heeft tot gevolg dat de handhaafbaarheid van de controle op buitenlandse instellingen zo goed mogelijk wordt gewaarborgd.’

Voor deze systematiek is derhalve gekozen om de regeling uitvoerbaar te houden zonder dat onderscheid gemaakt wordt op basis van het land van vestiging van een instelling. Deze keuze is naar het oordeel van de rechtbank niet van redelijke grond ontbloot.

22 Reacties

  1. Ook voor buitenlands belastingplichtigen (in het kader van de KBB-regeling) geldt dat giften aan in het buitenland (bijv. het woonland) gevestigde instellingen niet aftrekbaar zijn voor het door Nederland te belasten inkomen, tenzij het ANBI instellingen betreft (wat weinig voorkomt). Mogelijk zijn ze dan wel aftrekbaar voor door het buitenland te belasten inkomen (hangt van de belastingwetgeving van dat land af). Een mogelijkheid om de aftrekbaarheid dan misschien wel te bewerkstelligen is een Nederlandse ANBI instelling te verzoeken het geschonken bedrag over te maken naar de buitenlandse instelling. Dat lukt natuurlijk beter indien de instelling een internationaal karakter heeft met vestigingen binnen en buiten Nederland (zoals de R.K. Kerk of het Rode Kruis). Of het fiscaal-juridisch helemaal zuiver is, zo’n gift onder last namelijk, is nog de vraag.
    Het voorgaande geldt natuurlijk ook i.v.m. de Ninbi-aangifte voor verdragsgerechtigden.

    Antwoord
    • Gerechtshof Den Haag in hoger beroep:
      Beoordeling van het hoger beroep
      7.1. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de giften die belanghebbende heeft gedaan aan de instellingen in het buitenland niet voldoen aan de voorwaarden die de wet stelt aan de aftrekbaarheid van giften in de zin van artikel 6.32, eerste lid, van de Wet IB 2001. Daaraan heeft de Rechtbank met juistheid het gevolg verbonden dat de onder 5.1 genoemde betalingen niet als aftrekbare giften in aanmerking kunnen worden genomen. Naar aanleiding van hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd wordt daaraan nog het volgende toegevoegd.
      7.2. Met belanghebbendes stelling dat de wetgever van in het buitenland gevestigde ANBI’s niet mag verlangen dat zij een verzoek om aanwijzing als ANBI doen, aangezien zij niet van het bestaan van de ANBI-regeling op de hoogte zijn noch kunnen zijn, wordt kennelijk een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. Dit beginsel verplicht niet alleen tot een gelijke behandeling van gelijke gevallen maar ook tot een ongelijke behandeling van ongelijke gevallen naar de mate van hun ongelijkheid.
      7.3.
      Een betaling om niet aan een instelling die voldoet aan in de artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgenomen definitie van een algemeen nut beogende instelling, wordt bij de bepaling van de persoonsgeboden aftrek slechts als aftrekbare gift in aanmerking genomen indien de instelling bij voor bezwaar vatbare beschikking als ANBI is aangewezen (het beschikkingsvereiste). Het beschikkingsvereiste geldt zowel voor in Nederland als voor niet in Nederland gevestigde instellingen. De wetgever beoogt met het beschikkingsvereiste, zoals onder meer blijkt uit het in rechtsoverweging 15 van de Rechtbank aangehaalde gedeelte uit de toelichting op de tweede nota van wijziging van wetsvoorstel nr. 30 306 (Belastingplan 2006), de handhaafbaarheid van de controle op buitenlandse instellingen zo goed mogelijk te waarborgen. Voor zover de toepassing van het beschikkingsvereiste op niet in Nederland gevestigde instellingen kan worden aangemerkt als een onvoldoende ongelijke behandeling van ongelijke gevallen – dit kan hier in het midden blijven – is de zo-even genoemde waarborging van de handhaafbaarheid van de giftenregeling daarvoor een voldoende rechtvaardiging. De omstandigheid dat een niet in Nederland gevestigde instelling niet van het beschikkingsvereiste op de hoogte is of kan zijn, doet hieraan niet af.
      7.4. Belanghebbende verzoekt om coulance bij de toepassing van de giftenregeling, welke coulance erin zou moeten bestaan dat de giften aan de onder 5.1 genoemde instellingen, hoewel deze instellingen niet als ANBI zijn aangewezen, toch in aftrek worden toegelaten. Uit artikel 11 van de Wet algemene bepalingen volgt echter dat het de rechter niet is toegestaan de innerlijke waarde en billijkheid van wettelijke bepalingen beoordelen.
      7.5. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft belanghebbende geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
      7.6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het hoger beroep ongegrond.

      Antwoord
  2. De duitse fiscus is daarin niet zo kleinzielig. Ik had het niet verwacht maar giften aan bijvoorbeeld de nederlandse tak van Artsen zonder grenzen en de KNRM worden zonder meer erkend als aftrekposten.
    Te zot dat de nederlandse fiscus verwacht dat een ‘buitenlandse’ algemeen-nut instelling een ANBI verzoek doet.

    Antwoord
  3. ECLI:NL:GHSHE:2020:4059
    Instantie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch Datum uitspraak 31-12-2020 Datum publicatie 05-02-2021 Zaaknummer 20/00111 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
    Periodieke gift, artikelen 6.34 en 6.38 Wet IB 2001.
    Belanghebbende en zijn echtgenote hebben gedurende een periode van vijf jaren een periodieke uitkering geschonken aan een ANBI. De schenking is in een notariële akte vastgelegd, waarin ook is bepaald dat de schenking vervalt bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot. Het (gezamenlijk) sterfterisico van de echtelieden was minder dan 1%.
    In geschil is of de periodieke uitkering is aan te merken als een periodieke gift of als een eenmalige gift. Uit de huidige wettekst en artikel 47 Wet IB 1964, en uit de wetsgeschiedenis leidt het hof af dat nog steeds ten aanzien van het overlijdensrisico het vereiste geldt van een materiële onzekerheid, waarvan sprake is bij een kans op overlijden gedurende de looptijd van ongeveer 1%. De door belanghebbende gestelde onzekerheid bestaande uit het verlies van de ANBI-status acht het hof onvoldoende buiten de invloedssfeer van belanghebbende gelegen en bovendien onvoldoende te kwantificeren. Het beroep door belanghebbende op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Het hof verklaart het hoger beroep van de inspecteur gegrond. Wetsverwijzingen
    Wet inkomstenbelasting 2001 6.34
    Wet inkomstenbelasting 2001 Vindplaatsen Rechtspraak.nl
    Viditax (FutD), 05-02-2021
    GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer
    Nummer: 20/00111 Uitspraak op het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst,
    tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 december 2019, nummer BRE 17/5167, in het geding tussen [belanghebbende] ,
    .

    Antwoord
  4. Ik behoor ook tot de door de belastingdienst gedupeerden.
    Ik ben Nederlander en ik woon officieel ook in Nederland waaruit ik ook mijn pensioen geniet.
    Ik ben Rooms katholiek en heb in Spanje een tweede woning. In Spanje woon ik vlak bij de kerk en deze steun ik van ganser harte. In Nederland sta ik ingeschreven bij een parochie die ik eveneens steun.
    Er is een uitspraak van het Europese hof geweest dat dergelijke giften binnen de Europese unie aftrekbaar moeten zijn. Dit jaar voor het eerst wordt in de aangifte de aftrekpost aan de Spaanse RK kerk geblokkeerd. Volgens mij onterecht.

    Antwoord
  5. G. Jansen (10 maart 2021 at 16:35) heeft gelijk.
    Bij arrest van 27 januari 2009, zaaknummer C-318-07, heeft het Hof van Justitie van de EG (voorloopster van de EU) voor recht verklaard:
    “1) Wanneer een belastingplichtige in een lidstaat aanspraak maakt op aftrekbaarheid voor de belasting van giften aan instellingen die in een andere lidstaat zijn gevestigd en daar als van algemeen nut zijn erkend, vallen dergelijke giften onder de bepalingen van het EG-Verdrag die betrekking hebben op het vrije verkeer van kapitaal, ook wanneer het giften in natura in de vorm van voorwerpen voor dagelijks gebruik zijn.
    2) Artikel 56 EG verzet zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat op grond waarvan met betrekking tot giften aan als van algemeen nut erkende instellingen alleen giften aan op het nationale grondgebied gevestigde instellingen fiscaal aftrekbaar zijn, zonder dat de belastingplichtige de mogelijkheid heeft, te bewijzen dat een gift aan een in een andere lidstaat gevestigde instelling voldoet aan de door die wettelijke regeling gestelde voorwaarden voor de toekenning van dat voordeel.”

    In artikel 56 van het EG-verdrag stond voor zover hier van belang hetzelfde als in het huidige artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gewoonlijk afgekort tot VWEU.
    Daar Zwitserland niet tot de EU behoort en ik toch de J.S.Bach-Stiftung St. Gallen wil ondersteunen, heb ik mijn donatie overgemaakt aan de Duitse steunvereniging die daar is aangemerkt als algemeen nut beogend en daarom vrijgesteld van Duitse vennootschapsbelasting (Körperschaftsteuer).

    Antwoord
    • Het arrest van het Hof van Justitie staat op eur-lex.europa.eu onder ECLI:EU:C:2009:33 en in de Nederlandse Jurisprudentie (uitg. Wolters-Kluwer) jaargang 2009 onder volgnummer 265.

      Antwoord
    • Met het storten van een gift vanuit Zwitserland aan een Duitse steunvereniging is niet gegarandeerd dat die gift aftrekbaar is voor de Nederlandse inkomstenbelasting (mogelijk wel voor de Duitse (en naar nationaal Zwitsers recht zou het ook voor de Zwitserse inkomstenbelasting kunnen zijn, los van het geciteerde arrest, afhankelijk van de voorwaarden die Zwitserland stelt aan aftrek). Zoals uit de eerste posting in deze draad blijkt eist Nederland dat een buitenlandse instelling de ANBI status heeft wil er sprake kunnen zijn van aftrekbaarheid, en wordt dit vooralsnog rechterlijk goedgekeurd. Nu die eis van ANBI status hebben ook geldt voor in Nederland gevestigde instellingen is deze niet in strijd met punt 2) van het dictum in het genoemde arrest C-318/07.

      Antwoord
  6. Van buitenlandse goede doelen mag niet worden verlangd, zich door de Nederlandse fiscus te laten erkennen als ANBI of (steunstichting-)SBBI om door Nederlandse inkomstenbelastingplichtigen fiscaal gunstig ondersteund te kunnen worden. In de artikelen 5b, 5c en 5d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn daarvoor criteria vastgelegd. Als een in een andere EU-lidstaat gevestigd “goed doel” als zodanig is erkend naar het recht van die staat, mag onze fiscus de vrijheid van kapitaalverkeer vanuit NL niet belemmeren door giftenaftrek te weigeren aan een donateur die hier binnenlands of buitenlands belastingplichtig is. Dat staat in dictum 1. Verder moet de donateur mogen bewijzen dat zo’n “goed doel” beantwoordt aan de Nederlandse criteria. Dit staat in dictum 2.
    Op het arrest van het EU-hof zal ik mij beroepen als mijn inspecteur mij giftenaftrek weigert omdat de Duitse steunvereniging, die daar als “gemeinnützig” is erkend, zich niet (tevens) in NL als ANBI/SBBI heeft laten erkennen.

    Antwoord
    • Kunt u ons op de hoogte houden van standpunt inspecteur en evt. van bezwaar en beroep over die aftrekpost?

      Antwoord
      • Geachte heer Voogd;

        Hartelijk dank voor uw informatie hiermee ga ik een bezwaarschrift indienen bij de Nederlandse Fiscus.

        Met vriendelijke groet G. Jansen

      • De beslissing om een bezwaarschrift in te dienen is uw eigen verantwoordelijkheid. Ik heb gezien de uitspraak in de eerste posting mijn twijfel geuit aan de haalbaarheid ervan. Maar het is op zich goed om vast te stellen hoe Nederlandse regelgeving en jurisprudentie die nationale wetgeving betreft zich verhoudt tot uitspraken van het EHvJ.

      • Heren G. Jansen en Jan de Voogd,
        Graag zal ik op deze “draad” meedelen hoe de inspecteur reageert op mijn aangifte-IB/PV voor 2020 wat de giftenaftrek betreft.

      • Alle geschriften zijn een herhaling in mijn mailbox. De Hoge raad heeft gesproken. De enige mogelijkheid die nog rest, is opnieuw naar het Europese Hof om die uitspraak van de Hoge raad te laten vernietigen, omdat die indruist tegen de eerdere uitspraak van het Europese Hof. Dat is het enige zinnige. Immers het Europese recht is superieur aan het recht van de individuele lidstaten.

      • Heeft de Hoge Raad wel gesproken? Ik zag slechts een hoger beroep bij het Gerechtshof. Hoe dan ook: de weg naar het EHvJ zal dan neerkomen op een klacht bij de EC die de EC nog wel moet honorereren met een ingebrekestelling van Nederland.

      • Sorry, ik dacht dat het hoger beroep al was uitgevochten voor de hoge raad. Als dit niet het geval is zal volgens mij er eerst beroep moeten worden aangetekend zodat deze kwestie tot in de hoge raad is uitgevochten, Als de Hoge raad niet ingrijpt en de uitspraak ongedaan maakt, rest nog het Europese Hof.

        Althans dit is mijn mening.

      • De vraag is of in deze zaak de klager in cassatie gegaan is bij de Hoge Raad. Ik heb er niets van gezien. Dan rest slechts de door mij genoemde weg via de EC. Of iemand anders moet een nieuwe procedure starten bij de Rechtbank.

    • Ik ben ook geïnteresseerd in deze zaak, daar ik ook buiten Nederland (in Duitsland) woon, daar aftrekbare giften aan “gemeinnützige” Duitse organisaties maak en meen dat de Nederlandse belasting dat in Europees verband dient te honoreren.

      Antwoord
      • Het woord ANBI heeft een fiscale betekenis. De Europese unie stelt dat een instelling die in het buitenland gevestigd is een aldaar als een ANBI instelling is erkend dat ook in een een ander land behoort te zijn. Deze uitspraak is er van het Europese hof geweest toen de Duitse fiscus een gift aan een kerk in Portugal niet als aftrekbaar beschouwde en de persoon die dit aanging naar het Europese hof stapte. De Nederlandse belasting stelt dat de Nederlandse eisen om voor een ANBI in aanmerking te komen als volgt zijn: Aan welke voorwaarden moet een ANBI voldoen?
        Om aangewezen te worden als ANBI moet de instelling voldoen aan alle volgende voorwaarden:

        De instelling moet volledig gericht zijn op het algemeen nut. Dit moet onder andere blijken uit de statutaire doelstelling en de voorgenomen activiteiten.
        De instelling moet met nagenoeg geheel van al haar activiteiten het algemeen belang dienen. Dit is de 90%-eis.
        De instelling heeft geen winstoogmerk met het geheel van haar activiteiten die het algemeen belang dienen.
        De instelling en de mensen die rechtstreeks bij de instelling betrokken zijn, voldoen aan de integriteitseisen.
        Geen enkel natuurlijk persoon of rechtspersoon mag over het vermogen van de instelling beschikken alsof het zijn eigen vermogen is. Bestuurders en beleidsbepalers mogen geen meerderheid hebben in de zeggenschap over het vermogen van de instelling.
        De instelling mag niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor het werk van de instelling. Daarom moet het eigen vermogen beperkt blijven.
        De beloning voor beleidsbepalers is beperkt tot een onkostenvergoeding of minimale vacatiegelden.
        De instelling heeft een actueel beleidsplan.
        De instelling heeft een redelijke verhouding tussen beheerkosten en bestedingen.
        Geld dat overblijft na opheffing van de instelling wordt besteed aan een ANBI, of aan een buitenlandse instelling die voor minimaal 90% gericht is op het algemeen nut. Voor een culturele ANBI geldt dat het batig liquidatiesaldo besteed moet worden aan een ANBI (of buitenlandse instelling die voor minimaal 90% gericht is op het algemeen nut) met een soortgelijk doel.
        De instelling voldoet aan de administratieve verplichtingen.
        De instelling publiceert specifieke gegevens op een eigen of gemeenschappelijke website.
        Let op!

        Als de instelling niet voldoet aan deze voorwaarden, wijzen wij uw aanvraag om aangewezen te worden als ANBI af. Het Nederlandse hof heeft om die redenen van definitie bepaald dat een buitenlandse ANBI daarom een Nederlandse erkenning behoeft wanneer een Nederlander een gift aftrekbaar wil laten zijn. Immers een ander land kan andere voorwaarden aan het verkrijgen van een ANBI stellen. Hierbij stelt de hoge raad, het arrest van het Europese hof kennende, dat de Nederlandse staat dus moet weten of een Buitenlandse ANBI volgens de Nederlandse definities inderdaad ANBIwaardig is.

        Voor wat mijzelf betreft. Ik vind dat de Nederlandse staat daar inderdaad een punt heeft, zolang de Europese Unie dit zelf de definities voor wat een AMBI is definitief formuleert en aan de lidstaten dwingend oplegt, behoudt een staat het recht op zelftoetsing. .

        Om die reden heb ik zelf geen Actie tegen de staat ondernomen bij het Europese Hof.

        Met vriendelijke groet drs. G. Jansen.

  7. Op 16 maart 2021, 12:46, heb ik beloofd mee te delen hoe de belastinginspecteur zou antwoorden op mijn bezwaarschrift.
    Vandaag kwam de uitspraak. Mijn bezwaar is afgewezen. De motivering luidt:
    “U geeft aan dat de genoemde instellingen door de bevoegde belasting-autoriteiten van de betrokken landen erkend zijn als ANBI. U geeft aan dat het vrije (kapitaal)verkeer onredelijk zou worden bezwaard indien deze alleen niet worden toegelaten omdat de genoemde instellingen niet in het Nederlandse belastingrecht zijn erkend als algemeen nut beogend. U merkt terecht op dat de door u gedane giften vallen binnen het vrij verkeer van kapitaal. Echter is er geen sprake van een ongelijke behandeling jegens bovengenoemde instellingen. Deze instellingen staan niet op de ANBI-Iijst van de Belasting-dienst en zijn derhalve niet aangemerkt als ANBI in Nederland. Het staat de bovengenoemde instellingen vrij om, net als instellingen in het binnenland, een ANBI-verzoek te doen. Pas als de instelling in Nederland erkend is als ANBI komen de giften in aanmerking voor aftrek, Dit is namelijk nodig voor de waarborging van de handhaafbaarheid van de giftenregeling. Dat materieel (wellicht) wel aan de voorwaarden wordt voldaan en dat de omstandigheid dat de buitenlandse instelling niet van het bestaan van de ANBI-regeling op de hoogte is of kan zijn, doet aan het voorgaande niets af. Ik ben van mening dat de giften terecht niet zijn opgenomen in de aanslag en wijs daarom uw bezwaar af.”
    Jurisprudentie wordt hier niet genoemd. Daarom wil ik de belastingrechter laten toetsen of de “mening” van mijn inspecteur zich verdraagt met het EU-rechtelijke doeltreffendheidsbeginsel. Volgens dit beginsel moet elke lidstaat bij de inrichting van de interne rechtsorde ervoor zorgen dat de uitoefening van door de EU-rechtsorde verleende rechten door rechtzoekenden niet praktisch onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt.

    Antwoord
    • De jurisprudentie die relevant is staat in de eerste posting in deze draad. Ook de uitspraak in hoger beroep is daar te vinden; die bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. De belastingdienst citeert bijna letterlijk uit deze arresten. Nu een buitenlandse instelling zich wel degelijk als ANBI kan laten registreren in Nederland betwijfel ik of een beroep op het doeltreffendheidsbeginsel zin heeft.

      Antwoord
      • De Belastingdienst stelt giften aan buitenlandse instellingen zonder ANBI-status doorgaans niet fiscaal aftrekbaar. Ik heb echter geconstateerd dat ze bij de Opgaaf wereldinkomen wel worden erkend.

Laat een reactie achter voor W.J.N.M. Snoijink Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.