Niet vrijgesteld van bijdrage art. 69 ZVW

ECLI:NL:RBDHA:2020:3050

Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 30-03-2020 Datum publicatie

14-04-2020 Zaaknummer AWB – 19 _ 2524 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig Inhoudsindicatie

Beroep ongegrond. Buitenland bijdrage. Eisers betoog dat er geen sprake is van een civiele overeenkomst tussen hem en verweerder kan niet tot ander oordeel leiden Vindplaatsen Rechtspraak.nl

RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: SGR19/2524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , Frankrijk, eiser, en Centraal Administratie Kantoor, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Daaruit:

De rechtbank overweegt als volgt.

4.1 Op dit beroep zijn de Vo 883/2004, de Zvw en de Regeling zorgverzekering van toepassing.

Ingevolge artikel 24 van Vo 883/2004 heeft een rechthebbende op een wettelijk pensioen of uitkering die in een andere lidstaat van de Europese Unie is gaan wonen, recht op medische zorg in het woonland, ten laste van het pensioenland, voor zover die gepensioneerde in zijn woonland geen persoonlijk recht heeft op zorg.

Ingevolge artikel 30 van Vo 883/2004 mag vervolgens het pensioenland op de pensioenen van deze gepensioneerden een bijdrage inhouden, indien de kosten voor medische zorg voor rekening komen van het pensioenland.

Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw zijn de in het buitenland wonende personen die recht hebben op zorg in hun woonland ten laste van Nederland een zogeheten buitenlandbijdrage verschuldigd. De wijze waarop die bijdrage wordt berekend, is neergelegd in artikel 6.3.1 tot en met 6.3.4 van de Regeling Zorgverzekering.

4.2 De rechtbank heeft hiervoor in overweging 4.1 de in dit geval relevante Europese en Nederlandse regels uiteengezet. Op grond van deze regels is verweerder verplicht aan eiser een buitenlandbijdrage in rekening te brengen.

Over deze regels heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in het arrest van 14 oktober 2010 (zaak C-345/09) overwogen dat de bepalingen van Vo. 1408/71 (thans vervangen door Vo 883/2004) die betrekking hebben op de vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling, een volledig stelsel van conflictregels vormen, welke conflictregels dwingend gelden voor de lidstaten. Het is daardoor uitgesloten dat de sociaal verzekerden op wie die regels van toepassing zijn, de gevolgen ervan teniet kunnen doen doordat zij ervoor zouden kunnen kiezen zich eraan te onttrekken. Nu sprake is van dwingend recht, is eiser verplicht om over 2017 de buitenlandbijdrage te voldoen.

4.3 Gezien het bovenstaande wordt het betoog van eiser dat hij geen overeenkomst met verweerder heeft gesloten en dat de civiele rechter vanwege het ontbreken van deze overeenkomst de vordering moet afwijzen, verworpen. Het besluit is gebaseerd op dwingend recht en niet op een civiele overeenkomst.

4.4 Omdat eiser verplicht is onderworpen aan deze regelgeving, kan hij ook niet uit de systemen van verweerder worden verwijderd, zoals hij in bezwaar heeft verzocht.

3 Reacties

  1. ECLI:NL:RBDHA:2020:3187
    Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 30-03-2020 Datum publicatie
    14-04-2020 Zaaknummer SGR 19/3263 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig Inhoudsindicatie
    Buitenlandbijdrage Zvw; CAK heeft terecht het bedrag dat eiser van de Belastingdienst heeft teruggekregen Vindplaatsen
    Rechtspraak.nl
    RECHTBANK DEN HAAG
    Bestuursrecht zaaknummer: SGR 19/3263

    uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2020 in de zaak tussen
    [eiser] , te [woonplaats] (Frankrijk), eiser, en
    het Centraal Administratiekantoor (CAK), verweerder
    4. De rechtbank komt in dit beroep tot de volgende beoordeling.
    4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser als verdragsgerechtigde een buitenlandbijdrage ingevolge artikel 69 van de Zvw is verschuldigd. Partijen zijn het niet eens over de wijze waarop deze buitenlandbijdrage door verweerder is vastgesteld. In geschil is of verweerder daarbij rekening had moeten houden met de (door Centraal Beheer aan de Belastingdienst betaalde en vervolgens aan eiser terugbetaalde) Zvw-bijdrage.
    4.2. Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw zijn de in het buitenland wonende personen die recht hebben op zorg in hun woonland ten laste van Nederland een zogeheten buitenlandbijdrage verschuldigd. De wijze waarop die bijdrage wordt berekend, is neergelegd in artikel 6.3.1 tot en met 6.3.4 van de Regeling zorgverzekering.
    Ingevolge artikel 69, zevende lid, van de Zwv is het CAK belast met het nemen van beschikkingen over de heffing en de inning van de bijdragen, bedoeld in het tweede lid.
    4.3. De rechtbank stelt tegen de achtergrond van deze wet- en regelgeving voorop dat de buitenlandbijdrage die eiser, wonend in het buitenland, ingevolge artikel 69 van de Zvw is verschuldigd, een andere bijdrage is dan de bijdrage die Centraal Beheer aan de Belastingdienst heeft afgedragen. Centraal Beheer heeft namelijk de binnenlandse Zvw-bijdrage aan de Belastingdienst afgedragen. Deze bijdrage dient slechts door ingezetenen van Nederland te worden afgedragen aan de Belastingdienst. Omdat eiser geen ingezetene van Nederland is, hoefde hij deze binnenlandse Zvw-bijdrage dus niet (via Centraal Beheer) aan de Belastingdienst af te dragen. Daar waar verweerder bij het vaststellen van de buitenlandbijdrage ingevolge de Regeling zorgverzekering eveneens rekening houdt met een bijdrage Zvw, is dit dus niet voornoemde binnenlandse Zvw-bijdrage.
    4.4. Eisers betoog dat de Belastingdienst met de teruggave van die afdracht evenwel het vertrouwen heeft gewekt dat hij voor dat deel de buitenlandbijdrage van artikel 69 van de Zvw niet is verschuldigd (en dit bedrag bij berekening van de buitenlandbijdrage dus moet worden afgetrokken), kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Voor zover eiser daaraan ten grondslag legt dat de overheid één en ondeelbaar is en niet met twee monden kan spreken, vormt dit namelijk een onvoldoende draagkrachtige onderbouwing. De Belastingdienst en verweerder zijn immers twee van elkaar losstaande bestuursorganen met ieder hun eigen taken en bevoegdheden, zodat als uitgangspunt heeft te gelden dat het handelen van de één niet automatisch voor rekening van de ander kan worden gebracht.
    4.5. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is bovendien in de eerste plaats vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB: 2019:4351). Gelet op artikel 69, zevende lid, van de Zwv, is niet de Belastingdienst, maar verweerder het tot vaststelling en inning van de buitenlandbijdrage bevoegde orgaan. Van een toezegging, uitlating of gedraging van de zijde van verweerder dat hij bij de vaststelling van de hoogte van de buitenlandbijdrage rekening zou houden met het bedrag van € 498,- , is niet gebleken. De beschikking van de Belastingdienst kan evenmin worden aangemerkt als een toezegging dat verweerder rekening zou houden met het bedrag van € 498,-. Deze beschikking betreft immers de door ingezetenen van Nederland verschuldigde Zvw-bijdrage. Dit is, zoals in 4.3 is opgemerkt, een andere bijdrage dan (genoemd bij de berekening van) de door eiser af te dragen buitenlandbijdrage. Daarom heeft de Belastingdienst deze bijdrage weer aan eiser terugbetaald. Alhoewel de rechtbank zich bewust is dat sprake is van complexe regelgeving en gelijkluidende bijdragen, kan deze teruggave van die Zvw-bijdrage door de Belastingdienst, onder de gegeven omstandigheden, naar haar oordeel dus geen (voldoende) grondslag vormen voor de veronderstelling dat eiser dat deel de buitenlandbijdrage niet meer hoefde te voldoen.
    4.6.
    Eisers beroep op het rechtszekerheidsbeginsel slaagt evenmin. Van inconsequent handelen door verweerder is, in lijn met hetgeen de rechtbank hierboven reeds heeft overwogen geen sprake. Hierbij neemt de rechtbank bovendien in aanmerking dat de voorlopige jaarafrekening over 2016 wat betreft de ingehouden bijdrage niet afwijkt van het primaire besluit. Voorts is, zoals eveneens reeds overwogen, verweerder niet gebonden aan de beschikking van Belastingdienst.

    Antwoord
  2. De medische zorg is in Spanje (woonland) gratis, dus komen de kosten niet ten laste van Nederland en mag Nederland ook niets inhouden op pensioenen etc. Ook de buitenlandbijdrage van CAK is onterecht.
    Of lee ik het verkeerd?

    Antwoord
    • Beste Peter Goossens,
      Inderdaad leest u dit verkeerd. Als u verdragsgerechtigde bent, zult u de bijdrage aan het CAK moeten betalen, ondanks het feit dat van uw in Spanje te betalen inkomstenbelasting een bepaald gedeelte bestemd is voor de gezondheidszorg.

      Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.

Blijf op de hoogte

Ontvang een e-mail wanneer er nieuwe berichten online staan.