Selecteer een pagina

Miljoenennota, begrotingen en wetsvoorstellen 2023

Zie hier een beknopte beschrijving van

Wetsvoorstel Belastingplan 2023 en andere

https://www.taxence.nl/nieuws/wetsvoorstel-belastingplan-2023/

16 Reacties

  1. Over de zorgtoeslag uit begroting VWS:
    C. Beleidswijzigingen Zorgtoeslag De zorgtoeslag wordt in het kader van de Wet op de Zorgtoeslag bepaald als de standaardpremie (de gemiddelde nominale premie plus het gemiddeld eigen risico) minus een bedrag dat een huishouden zelf moet betalen aan zorgpremie. Dit bedrag is een normpercentage van het minimumloon plus een afbouwpercentage van het inkomen boven het minimumloon. In het kader van de koopkrachtbesluitvorming wordt de zorgtoeslag in 2023 fors verhoogd. Dit wordt bereikt door de normpercentages die de hoogte van de zorgtoeslag bepalen bij zowel één- als meerpersoonshuishoudens incidenteel in 2023 te verlagen met 1,8 procentpunt. De hoogte van de zorgtoeslag wordt ook beïnvloed door het besluit om het wettelijk minimumloon (WML) te verhogen met 7,5%. Door deze twee maatregelen stijgt de zorgtoeslag voor alleenstaanden met een minimuminkomen met € 412 tot € 1850. Gegeven de geraamde standaardpremie van € 1881 wordt het bedrag dat alleenstaanden met een minimuminkomen gemiddeld zelf moeten betalen voor de nominale premie en het eigen risico eenmalig teruggebracht tot € 31. Voor huishoudens met een hoger inkomen stijgt de zorgtoeslag meer dan € 415 omdat het inkomen waar vanaf de afbouw van de zorgtoeslag begint hoger komt te liggen. Een ander gevolg van de verlaging van de normpercentages en de verhoging van het WML is dat meer huishoudens recht krijgen op zorgtoeslag. Met het oog op de koopkrachtproblematiek acht het kabinet dit een noodzakelijke maatregel.
    (..)
    Inkomensoverdrachten Toeslagen kent als tegemoetkoming in de kosten van de nominale premie Zvw en het gemiddeld eigen risico de zorgtoeslag toe aan alle huishoudens die daarrecht op hebben en een toeslag aanvragen (zie onderstaand figuur). Hierdoor betaalt idealiter niemand een groter dan aanvaardbaar deel aan Zvw-premie. De raming voor 2023 is € 8,3 miljard. De gemiddelde zorgtoeslag was in 2022 € 1.202 voor een eenpersoonshuishouden en € 1.562 voor een tweepersoonshuishouden.
    Zie ook: https://toeslagen-aanvraag.nl/zorgtoeslagregels-2023/#:~:text=De%20zorgtoeslag%20voor%20het%20jaar,bent%2018%20jaar%20of%20ouder

    Antwoord
  2. De premiepercentages voor AOW, ANW en WLZ wijzigen niet in 2023, resp. 17,90 , 0,10 en 9,65 %

    Antwoord
  3. Het schijventarief (tabel 2.10) voor na 31.12.1945 geborenen wijzigt in 2023 als volgt:
    (tussen haakjes dat van 2022):
    eerste schijf: 37149 € (35472): 9,28% (9,42%)
    tweede schijf: 73031 € (69398): 36,93% (37,07%)
    derde schijf: meer dan 73031€ (meer dan 69398): 49,50% (49,50%)
    Voor voor 1.1.1946 geborenen (tabel 2.10.a) gelden vergelijkbare wijzigingen in de eerste schijf:
    38703 € (36409): 9,28% (9,42%)

    Antwoord
  4. Wat betreft de ouderenkortingen zijn de voorstellen:
    1) de ouderenkorting te verhogen naar 1835 € . De ouderenkorting kent een inkomensafhankelijke afbouw. Het minimum afbouwpunt wordt 40888 € met een afbouwpercentage van 15%.
    2) de alleenstaande ouderenkorting wordt 478 €

    Antwoord
  5. Over de AHK uit de MvT Belastingplan 2023:
    4.9 Afbouw algemene heffingskorting met verzamelinkomen De algemene heffingskorting (AHK) is een korting van maximaal € 2.888 (2022) voor iedere belastingplichtige voor de inkomstenbelasting. Voor belastingplichtigen met een inkomen uit werk en woning (box 1) van meer dan € 21.317 (2022) wordt de korting verminderd met 6,007% (2022) van het surplus tot nihil bij het begin van de hoogste tariefschijf in box 1 (€ 69.398). Met de voorgestelde maatregel wordt deze afbouw niet langer uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het inkomen uit werk en woning, maar van het verzamelinkomen, dat bestaat uit het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen. De afbouw van de AHK is al sinds 2014 bepalend voor het marginale tarief in box 1 en zorgt de facto voor een extra schijf in box 1 van circa 43%. De algemene heffingskorting geldt voor alle belastingplichtigen. Met de huidige afbouw van de AHK heeft echter niet elke belastingplichtige in dezelfde mate te maken. Gegeven het feit dat de AHK een afbouw kent, acht de regering dit verschil ongewenst. Met de voorgestelde maatregel geldt de afbouw voor iedere belastingplichtige met hetzelfde verzamelinkomen op gelijke wijze, ongeacht de bron van inkomen. Hiermee wordt tevens bereikt dat inkomen uit vermogen (box 2- en box 3-inkomen) in het afbouwtraject van de AHK onder omstandigheden zwaarder wordt belast. Belastingplichtigen met een laag of geen inkomen uit werk en woning en daarnaast een voldoende hoog inkomen uit aanmerkelijk belang of sparen en beleggen gaan door deze maatregel meer belasting betalen. Daarnaast zorgt de maatregel ervoor dat de afbouw van heffingskortingen enigszins uniformer plaatsvindt. De ouderenkorting wordt namelijk reeds afgebouwd met het verzamelinkomen. Deze maatregel kan overigens ook gevolgen hebben voor sommige keuzes binnen box 2 of box 3. Zo kan deze maatregel, waarbij het deel van de dividenduitkering dat in het afbouwtraject valt en met een extra 6 procentpunt wordt belast, ervoor zorgen dat het in sommige gevallen voordeliger wordt om dividenduitkeringen uit te stellen tot een grote uitkering ineens. Met de maatregel wordt vrijwel geen extra beroep gedaan op het doenvermogen van belastingplichtigen voor wat betreft de toekenning van de AHK. In beginsel heeft iedere belastingplichtige recht op de AHK. De hoogte van de AHK wordt door de systemen berekend en automatisch toegekend. Door de wijziging zullen wel meer belastingplichtigen in het afbouwtraject van de AHK terechtkomen en een deel of de gehele AHK verliezen. Voor sommige belastingplichtigen die met de hoogte van box 2- of box 3-inkomen kunnen schuiven over kalenderjaren, kan de berekening van de marginale druk iets complexer zijn. Door de maatregel kan de goedkeuring vooruitlopend op wetgeving uit het Besluit heffingskortingen, die regelt dat het inkomen uit werk en woning voor het bepalen van de hoogte van de AHK wordt verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen, komen te vervallen. Voor het vaststellen van het verzamelinkomen wordt het totale inkomen namelijk al verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen.
    (..)Afbouw algemene heffingskorting (AHK) Per 2025 wordt de AHK niet langer uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het inkomen uit werk en woning maar van het verzamelinkomen. Het verzamelinkomen bestaat uit het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het inkomen uit sparen en beleggen (box 3), verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen. Het grootste deel van de opbrengst wordt gehaald bij belastingplichtigen met box 3 vermogen. Het budgettaire effect bedraagt een lastenrelevante opbrengst van € 352 miljoen per 2025.

    (…)Artikel III, onderdeel F (artikel 8.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001) In artikel III, onderdeel F wordt voorgesteld per 1 januari 2025 de afbouw van de algemene heffingskorting (AHK) afhankelijk te maken van het verzamelinkomen in plaats van het inkomen uit werk en woning. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de hoogte van de AHK afhankelijk wordt van het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen. Doordat bij de bepaling van het verzamelinkomen het te conserveren inkomen in mindering wordt gebracht kan goedkeuring drie uit het Besluit heffingskortingen, die regelt dat het inkomen uit werk en woning voor het bepalen van de hoogte van de AHK wordt verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen, komen te vervallen.

    Antwoord
  6. Uit de Mvt Belastingplan 2023 over box 3:

    4.1 Box 3 Met de voorgestelde maatregelen omtrent box 3 wordt het huidige tarief in box 3 met 1%-punt per jaar verhoogd naar 34% in 2025 en met ingang van 1 januari 2023 wordt het heffingvrije vermogen verhoogd van € 50.650 naar € 57.000. Voor partners wordt het heffingvrije vermogen daarmee verhoogd van € 101.300 naar € 114.000. Vanaf 2026 gaat het nieuwe stelsel voor box 3 in. In het verleden is op basis van een forfaitair rendement belasting geheven in box 3, zonder rekening te houden met de werkelijke samenstelling van het vermogen. In de overbruggingsperiode de komende jaren en in het nieuwe stelsel van heffing op basis van het werkelijke rendement zullen belastingplichtigen met veel spaargeld een lagere belastingdruk krijgen. Mensen met een groot vermogen in beleggingen gaan juist meer belasting betalen. Het extra verhogen van het tarief in box 3 zal dus vooral gevoeld worden door de groepen die op basis van de werkelijke vermogensmix een hoog forfaitair rendement hebben. Dit is deels ook de groep die het meest profijt heeft gehad van het oude stelsel. Deze maatregelen komen voort uit de augustusbesluitvorming en worden daarom in dit wetsvoorstel opgenomen in plaats van in het eveneens op Prinsjesdag 2022 ingediende wetsvoorstel Overbruggingswet box 3.

    Antwoord
  7. Uit de begroting van SZW:
    C. Beleidswijzigingen
    Verhoging AOW met stijging WML en verlaging IOAOW
    Het kabinet wil werken lonender maken en het bestaansminimum
    verstevigen. In het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar
    de toekomst’ heeft het kabinet zich daarom voorgenomen het wettelijk
    minimumloon stapsgewijs te verhogen. Bij Voorjaarsnota 2022 en Miljoenennota 2023 heeft het kabinet besloten om de in het coalitieakkoord
    voorgenomen bijzondere verhoging van het minimumloon – met in totaal
    7,5 procent – al per 1 januari 2023 door te voeren en deze verder te verhogen
    naar 8,05 procent. Inclusief de reguliere indexatie stijgt het minimumloon
    per 1 januari 2023 dan in totaal met 10,15 procent. De bijzondere minimumloonsverhoging werkt door op de AOW. Op die manier wordt de basis van
    het inkomensgebouw en het inkomen van AOW-gerechtigden (vooral die
    zonder of met een klein aanvullend pensioen) versneld verstevigd.
    Het kabinet is van mening dat met het stijgen van de AOW-uitkering de
    noodzaak tot een aanvullende Inkomensondersteuning AOW (IOAOW, extra
    kop bovenop de AOW-uitkering) vervalt. De IOAOW wordt daarom eerst
    verlaagd naar 5 euro per maand in 2023, en vervolgens afgeschaft per 2025.
    Per saldo neemt het inkomen van AOW-gerechtigden toe: de AOW stijgt
    meer als gevolg van de bijzondere minimumloonsverhoging dan de IOAOW
    daalt doordat deze wordt afgeschaft.

    Antwoord
  8. Gevolgen voor de CAK-bijdrage 2023.
    Afgezien van de nog onbekende woonlandfactoren voor 2023 geldt het volgende:
    1) een stijging is te verwachten van de nominale ZVW component : in Nederland ruim 100 Euro op jaarbasis
    2) iab percentages voor AOW en pensioenen dalen slechts zeer licht, iab percentage voor WLZ blijft hetzelfde
    3) het WLZ deel in de standaardheffingskorting (waar hoofdverdragsgerechtigden recht op hebben) stijgt in aandeel zeer licht. Zowel de ouderenkortingen als de AHK gaan omhoog, waarvan vooral de lagere (pensioen)inkomens profiteren. Door afbouwregelingen voor AHK en ouderenkortingen de hogere veel minder.
    4) de tariefgrenzen voor de WLZ component (eerste schijf belastingtarief) gaan ong. 1500 Euro omhoog, iets meer dan de stijging van een volledige AOW, wat de CAK bijdrage bij de hogere inkomens doet stijgen.
    5) het iab percentage voor de ZVW component daalt zeer licht. Het maximum waarover geheven wordt is nog niet bekend, maar zal stijgen .

    Per saldo zal de CAK bijdrage dus voor de meesten gaan stijgen.
    Voor in Nederland wonenden staat het volgende in de begrotiong VWS: “Het bedrag dat een Nederlander gemiddeld betaalt aan de zorg stijgt van 2022 op 2023 met 6,4 procent.”

    Merk op dat vanaf 2025 wat betreft de AHK (dus ook het WLZ deel daarin) de berekening van de afbouw anders zal gaan verlopen: niet langer afhankelijk van alleen het box 1 inkomen, maar van het verzamelinkomen (dus tevens box 2 en box 3 inkomen). Dat zal de vermogende verdragsgerechtigden dus treffen, in het bijzonder indien zij hun vermogen niet op een spaarrekening hebben staan maar belegd hebben in vastgoed of effecten.

    Antwoord
  9. De effecten van de te verhogen zorgtoeslag zijn ook voor verdragsgerechtigden gunstig voor zover zij er recht op hebben. Dat is niet het geval in woonlanden met lagere woonlandfactoren (ongeveer beneden 0,40 voor paren en 0,55 voor alleenstaanden in voorgaande jaren), en ook niet als men in de wat hogere inkomensklassen valt. Berekening of men in aanmerking zou komen in 2023 is mbv de rekentool van de Dienst Toeslagen nu nog niet te maken.

    Antwoord
  10. De effecten van het Belastingplan 2023 voor kwalificerende buitenlands belastingplichtigen zijn grotendeels af te leiden uit het bovenstaande.

    Van belang zijn vooral de verhogingen van de tariefschijven in box 1 en box 3, de verhoging van diverse heffingskortingen (zij het in samenhang met de afbouwsystematiek voor hogere (midden)inkomens), de voorziene rendementspercentages in drie categorieën van vermogen voor box 3 (zie wetsvoorstel overbrugging), de lichte daling van het tariefpercentage in de eerste schijf van box 1, de verhoging van het belastingpercentage in box 3 van 31% thans naar 32%, (en dit zal verder doorstijgen de komende jaren), en de verhoging van het heffingvrije vermogen in box 3.
    Merk op dat het toetsen op het inkomenscriterium van 90% voor de KBB regeling (art. 7.8.6. WetIB2001) waarschijnlijk mede op de nieuw voorziene rendementspercentages in box 3 wordt gebaseerd, wat een overweging kan opleveren om minder te beleggen en meer te sparen, danwel schulden aan te gaan, als men die KBB status wil verwerven ivm hoge persoonsgebonden aftrek die in het woonland niet verzilverd kan worden. Wie zich in die richting wenst te begeven zal ook moeten letten op bepalingen voor peildatumarbitrage.
    Wat betreft box 3 inkomen is ook nog van belang dat de regeling ter bepaling van de leegwaarderatio van bewoond onroerend goed in Nederland iets veranderd wordt.

    Antwoord
    • Een gegeven heb ik nog niet genoemd. Het maximum in het bijdrageinkomen voor de ZVW component. Volgens de Macro Economische Verkenning 2023 van het CPB stijgt dat (flink) naar € 66.952. In 2022 geldt nog een maximumbijdrageloon van € 59.706. Dat zal voor de hogere pensioeninkomens (afgezien van de zeer lichte daling in het bijdragepercentage) dus een flinke verhoging van de CAK bijdrage met zich brengen. In het bijdrageinkomen ZVW kan niet geprofiteerd worden van aftrekposten zoals bij de WLZ component wel het geval is.

      Antwoord
  11. Bedankt Jan voor je snelle en hele uitgebreide toelichting

    Antwoord
  12. Vermogenstoets voor de zorgtoeslag 2023 is vastgesteld. Een verzekerde, ook een gepensioneerde verdragsgerechtigde, met een rendementsgrondslag voor box 3 van de inkomstenbelasting hoger dan € 127.582 heeft in 2023 geen recht op de zorgtoeslag. Voor verzekerde of verdragsgerechtigde partners geldt een gezamenlijke rendementsgrondslag hoger dan € 161.329.

    “Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
    25 oktober 2022, kenmerk 3454107-1038309-MEVA, houdende wijziging van
    het bedrag vermogenstoets zorgtoeslag met ingang van 1 januari 2023
    De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
    Gelet op artikel 2a, tweede lid, van de Wet op de zorgtoeslag;
    Besluit:
    ARTIKEL I
    In artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag, wordt ‘€ 120.020’ vervangen door ‘€ 127.582’ en
    wordt ‘€ 151.767’ vervangen door ‘€ 161.329’.
    ARTIKEL II
    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.
    Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
    De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
    E.J. Kuipers”

    Antwoord
  13. Op grond van het Belastingplan 2019 wordt het ewf-percentage met ingang van 1 januari 2023 beleidsmatig verlaagd met 0,05%-punt tot 0,35%.

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.