ECLI:NL:HR:2022:1437
Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-10-2022 Datum publicatie
14-10-2022 Zaaknummer 21/04276 Formele relaties
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:8586
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:396 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie
Artikel 17 van het Verdrag Nederland-Duitsland 2012. Personen die onder de kleinepensioenregeling vallen worden niet gediscrimineerd ten opzichte van anderen met een Duits pensioen. Vindplaatsen
Rechtspraak.nl Viditax (FutD), 14-10-2022
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN BELASTINGKAMER Nummer 21/04276
Datum 14 oktober 2022 ARREST in de zaak van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
Tegen de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2021, nrs. 20/00590 en 20/005911, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 19/4380 en 19/4408) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2017 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Daaruit:
3Beoordeling van de klacht
3.1.1 Met de klacht wordt ten eerste betoogd dat met de introductie van het huidige Verdrag een verschil in behandeling is ontstaan binnen de groep van in Nederland wonende belastingplichtigen met een Duits pensioen. Belanghebbende beroept zich daarbij op het discriminatieverbod van artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM. Belanghebbende betoogt in dit verband dat de kleinepensioenregeling in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en daarom berust op discriminatie en willekeur. Volgens belanghebbende moet de ontstane tweedeling worden opgeheven en moeten beide groepen Nederlanders met een Duits pensioen, gelijk worden behandeld.
3.1.2 Met de klacht wordt voorts betoogd dat de Nederlandse inkomstenbelasting hoger is dan de Duitse, waardoor het Verdrag volgens belanghebbende leidt tot een ongerechtvaardigde verslechtering van zijn positie ten opzichte van die onder het vorige verdrag4. Daarnaast blijkt volgens belanghebbende uit de parlementaire geschiedenis dat gepensioneerden onder het huidige verdrag niet erop achteruit zouden moeten gaan.
3.2 De hiervoor in 3.1.1 omschreven klacht faalt. Bij het onderhandelen over, en sluiten van, verdragen inzake de verdeling van bevoegdheden tot belastingheffing hebben staten de vrijheid gewicht toe te kennen aan overwegingen van doelmatigheid en uitvoerbaarheid. Deze vrijheid is in zoverre beperkt dat Nederland ook bij het aangaan en toepassen van een dergelijk verdrag gehouden is tot nakoming van door hem aangegane verdragsverplichtingen die discriminatie verbieden.5 De hiervoor in 2.2 genoemde verdeling van de heffingsbevoegdheid aan de hand van een getalsmatige grens berust op zulke overwegingen van doelmatigheid en uitvoerbaarheid.6 De toepassing van deze verdragsbepaling brengt niet mee dat een door artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM verboden onderscheid tussen (groepen van) belastingplichtigen wordt gemaakt.
3.3 De hiervoor in 3.1.2 omschreven klacht faalt op de gronden zoals vermeld in onderdeel 5.8 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
De Hoge Raad oordeelt dat er bij de toepassing van de kleinepensioenenregeling geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Deze klacht van X richt zich namelijk tegen een regeling die Nederland en Duitsland in het Belastingverdrag hebben getroffen.
X woont in Nederland en ontvangt een Duits pensioen van € 12.787. Nederland heeft…. op basis van de kleinepensioenenregeling uit het Belastingverdrag Duitsland-Nederland …..het heffingsrecht over dit pensioen (art. 17 lid 2 Belastingverdrag NL-D). Op basis van deze regeling worden pensioenuitkeringen van in totaal minder dan € 15.000 toegewezen aan het woonland. X stelt dat de kleinepensioenenregeling in strijd is met het discriminatieverbod, nu pensioeninkomens van meer dan € 15.000 niet in Nederland zijn belast, maar in Duitsland. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de kleinepensioenenregeling niet in strijd is met het discriminatieverbod. X gaat in cassatie en stelt dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
De Hoge Raad oordeelt dat er bij de toepassing van de kleinepensioenenregeling geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Deze klacht van X richt zich namelijk tegen een regeling die Nederland en Duitsland in het Belastingverdrag hebben getroffen. Staten hebben bij het onderhandelen over, en sluiten van verdragen de vrijheid gewicht toe te kennen aan overwegingen van doelmatigheid en uitvoerbaarheid. De verdeling van de heffingsbevoegdheid aan de hand van een getalsmatige grens berust op zulke overwegingen, waarbij geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel dan wel het discriminatieverbod. Dat X door het nieuwe Belastingverdrag in een verslechterde financiële positie is geraakt, is ook niet van belang. Er is namelijk geen rechtsregel die het verbiedt dat de rechtspositie van een belastingplichtige door een nieuw verdrag ongunstiger wordt. Het beroep in cassatie is ongegrond.