Selecteer een pagina

Overgangsregeling pensioenen in belastingverdrag met Zuid-Afrika

okt 12, 2023

ECLI:NL:RBZWB:2023:6391
Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak 07-09-2023
Datum publicatie 11-10-2023
Zaaknummer22/2313
Rechtsgebieden Belastingrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie heffingsrecht inkomen Zuid-Afrika
Vindplaatsen Rechtspraak.nl

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] (Zuid-Afrika), ( [gemachtigde] ),
en de inspecteur van de belastingdienst
Daaruit:
Feiten
4. Belanghebbende woont sinds 2005 in Zuid-Afrika. Hij heeft voor het eerst in 2016 inkomsten uit vroegere dienstbetrekking uit Nederland ontvangen. In 2020 heeft belanghebbende een bedrag van in totaal € 18.357 aan inkomsten uit vroegere dienstbetrekking uit Nederland ontvangen.
4.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB voor het jaar 2020 verzocht om toepassing van een vrijstelling op het inkomen van € 10.000.
4.2.
De inspecteur heeft de aanslag IB 2020 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.357. Daarbij heeft de inspecteur de vrijstelling van € 10.000 niet verleend.
4.3.
De inspecteur heeft bij zijn beslissingen op de bezwaren tegen de aanslagen IB 2018 en 2019 wel de vrijstelling van € 10.000 aan belanghebbende verleend. In de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de aanslag IB 2019 met dagtekening 9 oktober 2020 staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Ik heb uw bezwaarschrift tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen 2019 behandeld. Ik heb daarbij geconcludeerd dat u niet in aanmerking komt voor het in het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Zuid-Afrika opgenomen overgangsrecht. Vereist daarvoor is namelijk dat u al in Zuid-Afrika woonde en bij ingang van het nieuwe belastingverdrag al de betreffende uitkeringen ontving, daar voldoet u niet aan.
Ik heb echter geconcludeerd dat mijn collega bij het behandelen van uw bezwaarschrift tegen de aanslag van 2018 ten onrechte heeft aangegeven dat u daarvoor wel in aanmerking komt.

(..)
6.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor inwoners van Zuid-Afrika met een uit Nederland afkomstig pensioen is met inwerkingtreding van het (nieuwe) Verdrag het heffingsrecht gewijzigd. Onderdeel XI van het Protocol bij het Verdrag vormt een overgangsregeling voor pensioenen die een inwoner van Zuid-Afrika op het moment van de inwerkingtreding van het Verdrag (op 28 december 2008) reeds uit Nederland ontvangt. Voor dergelijke pensioenen blijft een woonstaatheffing gelden voorzover de termijnen per kalenderjaar niet meer bedragen dan € 10.000 en mag de werkstaat slechts heffen over het inkomen voor zover dit € 10.000 overtreft.
6.4.
Kennelijk is ervoor gekozen om alleen voor reeds lopende pensioenen een overgangsregeling op te nemen. Voor pensioenen die pas voor het eerst na de inwerkingtreding van het Verdrag worden ontvangen, is de overgangsregeling van onderdeel XI van het Protocol bij het Verdrag – gelet op de letterlijke tekst ervan – niet van toepassing en geldt de hoofdregel zoals is opgenomen in artikel 17 van het Verdrag.2 Aangezien vaststaat dat belanghebbende het inkomen uit vroegere dienstbetrekking (pensioen) uit Nederland voor het eerst in 2016, en dus na de inwerkingtreding van het Verdrag, heeft ontvangen, is onderdeel XI van het Protocol bij het Verdrag naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing. Dat betekent dat belanghebbende op basis van het Verdrag en het Protocol bij het Verdrag geen recht heeft op een vrijstelling van € 10.000.
Vertrouwensbeginsel
7.3.
Wanneer een inspecteur bij een belastingplichtige eenmaal een in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt, zal dit vertrouwen in ieder geval moeten worden gehonoreerd tot het tijdstip waarop hij de belastingplichtige kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn standpunt heeft gewijzigd.4 Het is de inspecteur – in tegenstelling tot wat belanghebbende meent – dus toegestaan om op enig moment gewekt vertrouwen ook weer op te zeggen. De inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de aanslag IB 2019 met dagtekening 9 oktober 2020 (zie 4.4.) duidelijk kenbaar gemaakt dat hij zijn standpunt heeft gewijzigd. Daarmee is vanaf dat moment het gewekte vertrouwen beëindigd. De inspecteur is gehouden het standpunt waarop het vertrouwen van belanghebbende is gebaseerd te blijven hanteren voor alle op 9 oktober 2020 verstreken tijdvakken. Eenmaal gewekt vertrouwen kan immers niet beëindigd worden met terugwerkende kracht.5 Het belastingjaar 2020 was op 9 oktober 2020 echter nog niet verstreken. Dat betekent dat de inspecteur niet is gehouden om het standpunt waarop het vertrouwen van belanghebbende is gebaseerd te blijven hanteren voor de aanslag IB 2020. De inspecteur hoefde in dit geval geen overgangsregeling aan te bieden. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel dan ook niet.

1 Reactie

  1. “Het is de inspecteur – in tegenstelling tot wat belanghebbende meent – dus toegestaan om op enig moment gewekt vertrouwen ook weer op te zeggen.”

    Ik vind dit een lastige overweging. Zo wordt “opgewekt vertrouwen” dus als vergissing of fout aangemerkt. En kun je er dus nooit echt op vertrouwen.

    De gevolgen van zo’n vergissing of fout komen dan dus voor rekening van de belastingplichtige. Dat had ook anders gekund. En misschien wel gemoeten.

    • Hoedanigheid: - Niet-lid
    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.