Selecteer een pagina

90%-grens is keihard voor Nederbelg die net geen eigenwoningrenteaftrek krijgt

sep 18, 2023

Bron: taxlive.nl

Een in België wonende belastingplichtige heeft volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant net te weinig inkomen voor eigenwoningrenteaftrek in Nederland.

De zaak (27 juli 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5332) verloopt als volgt. Een man heeft een eigen woning in België. Bij zijn Belgische werkgever treedt hij op 2 januari 2018 uit dienst. Hij ontvangt van deze werkgever begin 2018 nog € 5.281 aan loon (uitbetaling feestdagen en vakantiegeld 2017). In 2018 werkt hij verder in dienstbetrekking in Nederland. Zijn loon bij deze Nederlandse werkgever bedraagt € 44.655 in 2018.

Wil u dit artikel verder lezen, klik dan hier.

3 Reacties

  1. Ja. Ik haalde bij mijn emigratie naar Spanje 89,6%. Keurig vastgesteld door de NL Belastingdienst.

    Je wordt dan verwezen naar je woonland. Als je daar niet genoeg inkomen hebt of wanneer de betreffende aftrek daar niet bestaat dan val je tussen wal en schip.

    Mijns inziens ten onrechte. Ik procedeerde voor dezelfde rechtbank met hetzelfde resultaat. Nu in hoger beroep bij het gerechtshof Den Bosch. Met een aantal wetenschappelijk onderbouwde argumenten. Mij is geadviseerd vooral door te gaan naar de Hoge Raad. Ik neem alles ter harte.

    Die hele 90% gedachte als alles of niets drempel komt uit het oud-vaderlandsch belastingrecht en is n.m.m. onhoudbaar, zowel nationaal als unierechtelijk. Bestaat nergens anders.

    Het gaat bij mij nog vele jaren duren…

    • Hoedanigheid: - Niet-lid
    Antwoord
  2. De strenge toetsing door de rechter aan de 90% grens is al diverse malen gebleken, dus met het argument “kunt u niet wat soepeler zijn als ik net onder de 90% zit” kom je niet ver. Wel zijn er uitspraken waaruit blijkt dat het woonstaatinkomen betrokken wordt bij de toetsing van de 90% grens, wat in sommige landen kan betekenen dat men alsnog aan het 90% criterium voldoet. Ook is de – nog steeds veranderende- Nederlandse jurisprudentie (en regelgeving) omtrent box 3 inkomen van belang, waarbij terugvallen op werkelijk rendement in plaats van forfaitair rendement in bepaalde gevallen leidt tot het alsnog behalen van het 90% inkomenscriterium.
    Toepassing van het 90% criterium in de Schumackerdoctrine is wel degelijk goedgekeurd door het EHvJ (arrest Gschwind), en het wordt toegepast door diverse EU-landen, niet slechts Nederland en Duitsland. Ik zou ook niet voor afschaffing daarvan willen pleiten (hoogstens voor verlaging, zoals in België: 75%). Bij afschaffing dreigt het gevaar dat Nederland in bepaalde gevallen als bronstaat geen fiscale voordelen meer verleent ook als het Ned. belast inkomen t.o.v. het wereldinkomen zelfs boven 90% is, en men dus wel aan het criterium voldoet. Namelijk als de woonstaat dan (met weinig fiscale voordelen in het belastingstelsel) desondanks in staat is de eigen voordelen geheel te verlenen. Dit volgt uit arrest C-241/20 van het EHvJ.
    De alternatieve route is uiteraard een beroep te doen op het woonstaatcriterium uit de Schumackerdoctrine (zie elders op deze site, onder zoeken met uitzonderingsbepaling als trefwoord). Maar veelal vergt dit dat men, hoewel met positief inkomen belastingplichtig aan het woonland, geen belasting daaraan hoeft te betalen: immers dan staat vast dat de bedoelde (subjectgebonden) voordelen niet volledig toegekend zijn door de woonstaat. (Bij uitzondering daar weer op kan het m.i. ook indien men wel belasting betaalt aan het woonland in een niet volledig synthetisch belastingstelsel: ik ken daarvan een voorbeeld uit Duitsland). Overigens is deze alternatieve route nog voorwerp van beoordeling door de Hoge Raad (uitspraak in oktober 2023).

    • Hoedanigheid: - Adviseur
    Antwoord
  3. ECLI:NL:RBZWB:2023:6377
    Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant
    Datum uitspraak08-09-2023
    Datum publicatie20-10-2023
    Zaaknummer 22/3001 t/m 22/3003 en 23/1328
    Rechtsgebieden Belastingrecht
    Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig
    Inhoudsindicatie
    Artikel 18 Verdrag NL-BEL, belastingrente
    Vindplaatsen Rechtspraak.nl

    uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen

    [belanghebbende] , uit [plaats] (België), belanghebbende,
    En de inspecteur van de belastingdienst

    Daaruit:
    Feiten
    2. Belanghebbende is op 1 november 1993 geëmigreerd naar België en momenteel woonachtig te Brasschaat.
    2.1.
    Gedurende de periode dat belanghebbende in Nederland woonde en werkte als apotheker heeft hij pensioen opgebouwd bij de Stichting Pensioenfonds Openbare Apothekers (Pensioenfonds Apothekers)
    2.2.
    Belanghebbende heeft gedurende de periode 1984 – 1990 tevens pensioen opgebouwd via een polis bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij NV (Nationale-Nederlanden). Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een Nederlandse ouderdomspensioenregeling.
    2.3.
    Belanghebbende heeft over de jaren 2016 – 2019 een AOW-uitkering alsmede pensioenuitkeringen van het Pensioenfonds Apothekers en Nationale-Nederlanden ontvangen.

    De uitkeringen van Nationale-Nederlanden en Pensioenfonds Apothekers bedroegen tezamen meer dan € 25.000 per jaar.
    2.4.
    Uit door belanghebbende verstrekte kopieën van zijn Belgische aangiften personenbelasting over de jaren 2016 – 2018 volgt dat de pensioenuitkeringen voor minder dan 90% tegen het progressieve inkomstenbelastingtarief in de Belgische heffing zijn betrokken.

    …..
    5.4.
    Belanghebbende stelt dat hij de pensioenpremies gedurende de opbouwperiode niet op zijn belastbare inkomens in aftrek heeft gebracht. Aangezien belanghebbende zich beroept op de rechtsgevolgen van het niet in aftrek brengen van de pensioenpremies en het de wijze van verwerken in zijn aangiften betreft, is de rechtbank van oordeel dat een redelijke verdeling van de bewijslast meebrengt dat belanghebbende de meest gerede partij is om het bewijs hiervoor te leveren.
    5.5.
    Belanghebbende heeft geen bewijsmiddelen aangedragen die zijn stelling dat de pensioenpremies gedurende de opbouwperiode niet in aftrek zijn gebracht onderbouwen. Met betrekking tot zijn standpunt dat er onvoldoende belastbaar inkomen zou zijn geweest in de jaren 1984 t/m 1990 om de premies betaald aan Nationale-Nederlanden in aftrek te kunnen brengen, zijn door belanghebbende onvoldoende concreet verifieerbare stukken overgelegd om dit aannemelijk te maken.
    5.6.
    De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aan zijn bewijslast heeft voldaan.
    De rechtbank begrijpt dat dit, gezien het feit dat de premies meer dan 30 jaar geleden zijn betaald, moeilijk is maar dit risico komt voor rekening van belanghebbende.
    5.7.
    Aangezien aan de voorwaarden van artikel 18, tweede lid, van het Verdrag is voldaan, komt het heffingsrecht over de pensioenuitkeringen van Nationale-Nederlanden over de jaren 2016 tot en met 2019 aan Nederland toe.

    • Hoedanigheid: - Adviseur
    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.