Selecteer een pagina

Nieuwe uitspraak van het Belgische Hof van Cassatie over de belastbaarheid van een Nederlandse AOW-uitkering

jun 27, 2017

Wij berichtten al eerder over de manier(en) waarop de Belgische belastingdienst aankijkt tegen een Nederlandse AOW-uitkering. U kunt de achtergronden hier in onze landenportal België nalezen. In een arrest van 5 mei 2017 bevestigt het Hof van Cassatie dat een AOW-uitkering slechts kwalificeert als een in België belastbaar pensioen indien en in de mate dat er een band is met een beroepswerkzaamheid.

De feiten

De heer S. woonde tot 1974 in Nederland, met een onderbreking van najaar 1966 tot najaar 1968. Vanaf zijn 15-jarige leeftijd – in 1952 – bouwde de heer S. als inwoner van Nederland rechten op voor een AOW-uitkering. De eerste 10 jaar – tot 1962 – gebeurde dat zonder enig verband met een beroepsactiviteit. In 1963 startte de heer S. zijn beroepsloopbaan. Hij werkte in Nederland van 1963 tot najaar 1966 en van najaar 1968 tot 1974, in totaal 10 jaar. Tijdens de 10 jaar werken in Nederland bouwde de heer S. zijn rechten voor een AOW-uitkering verder op. De financiering gebeurde op basis van een percentage van de loonbelasting.

Na zijn emigratie uit Nederland in 1974 werkte de heer S. nooit meer in Nederland, maar hij was wel jarenlang beroepsmatig actief in diverse andere landen. De heer S. maakte gebruik van de mogelijkheid om middels vrijwillige bijdragen verder rechten op te bouwen voor een AOW-uitkering, en dat tot en met 2002. Zodoende zorgde de heer S. gedurende 30 jaar – van najaar 1966 tot najaar 1968 en van 1974 tot 2002 – zelf met eigen middelen voor de financiering van zijn AOW-uitkering.

De heer S. ontvangt zijn AOW-uitkering sinds 2003 als inwoner van België. Op grond van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en België, is België in principe bevoegd om belasting te heffen over uit Nederland afkomstige pensioenen die worden genoten door inwoners van België. De Belgische belastingadministratie wil de AOW-uitkering van de heer S. integraal belasten tegen progressieve tarieven als uitgesteld beroepsinkomen op grond van artikel 34 par. 1, 1° van het Wetboek Inkomstenbelastingen (hierna W.I.B.). Voormeld artikel vereist voor de belastbaarheid een rechtstreekse of onrechtstreekse band met een beroepswerkzaamheid. De heer S. betwist de belastbaarheid van zijn AOW-uitkering als uitgesteld beroepsinkomen, in ieder geval voor het deel dat de resultante is van 30 jaar van vrijwillige opbouw met eigen middelen.

De rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen

De rechter in eerste aanleg slaat de bal volledig mis en vonnist merkwaardig genoeg dat het feit dat vrijwillige bijdragen werden betaald niet zou impliceren dat de uitkering geen verband zou houden met de beroepswerkzaamheid van de heer S. Er werd ook buiten Nederland gewerkt, volgens de eerste rechter.

De eerste rechter bevestigt de aanslagen in de personenbelasting waarin de AOW-uitkeringen worden belast tegen progressieve tarieven als uitgesteld beroepsinkomen op basis van artikel 34 par. 1, 1° W.I.B. De heer S. gaat in beroep.

Het hof van beroep van Antwerpen

Het hof van beroep van Antwerpen bestudeert de Nederlandse AOW-wet en stelt vast dat die Nederlandse wet grondig verschilt van de Belgische wetgeving. Om aanspraak te maken op een AOW-uitkering volstaat het volgens artikel 6 van de A.O.W.-wet dat men inwoner is van Nederland. Het is slechts als men geen inwoner is, dat de AOW-wet vereist dat men in Nederland wegens daar in dienstverband verrichte arbeid aan loonbelasting is onderworpen, om aanspraak te maken op een AOW-uitkering.

Als inwoner van Nederland kan men van een AOW-uitkering genieten, ongeacht of men enige beroepswerkzaamheid heeft verricht of niet. Bijgevolg – zo stelt het hof van beroep van Antwerpen – is er geen band tussen de uitkering en de beroepswerkzaamheid in de zin van artikel 34 par. 1, 1° W.I.B. Het feit dat de bijdrage, als er wordt gewerkt, wordt ingehouden op het loon, doet daar geen afbreuk aan, zo stelt het hof nog.

Het hof van beroep van Antwerpen vernietigt het vonnis in eerste aanleg, en beveelt de ontheffing van de aanslagen in de mate dat de AOW-uitkering als uitgesteld beroepsinkomen wordt belast. De Belgische Staat tekent cassatieberoep aan.

Het Hof van Cassatie

Het Hof van Cassatie vernietigt het arrest van het hof van beroep van Antwerpen. Het feit dat de AOW-uitkering ook wordt toegekend aan personen die geen beroepswerkzaamheid hebben uitgeoefend, betekent niet dat de uitkering die wordt toegekend aan personen die wel een beroepswerkzaamheid hebben uitgeoefend, geen rechtstreeks of onrechtstreeks verband zou hebben met een beroepswerkzaamheid in de zin van artikel 34 par. 1, 1° W.I.B., zo stelt het Hof van Cassatie. Het hof van beroep van Antwerpen heeft dus niet naar recht kunnen beslissen dat er geen band is tussen de AOW-uitkering en de beroepswerkzaamheid.  Het Hof van Cassatie verwijst de zaak naar het hof van beroep van Gent.

Het hof van beroep van Gent

Ook het hof van beroep van Gent analyseert de AOW-wet. Wie ingezetene is van Nederland, is verzekerd. Ook wie geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland verrichte arbeid aan loonbelasting onderworpen is, geniet van verzekering. Het recht op de AOW-uitkering komt toe aan wie de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, en ingevolge de wet verzekerd is geweest van de leeftijd van 15 tot 65 jaar. Voor ieder jaar van niet verzekerd zijn, wordt een korting op de uitkering toegepast van 2% per jaar.

Vervolgens leidt het hof van beroep van Gent terecht uit de wet en de feiten af dat de heer S. gedurende 20 jaar een verzekerde was in de zin van de AOW-wet, en gedurende 30 jaar een vrijwillig verzekerde, en dat elk van de 50 jaar waarin aan opbouw van de uitkering werd gedaan relatief even zwaar weegt, gezien de korting van 2% per jaar voor ieder jaar van niet verzekerd zijn.

Tenslotte bestudeert het hof van Beroep van Gent de band van de uitkering met de beroepswerkzaamheid van de heer S. 30/50e deel van de uitkering is het resultaat van vrijwillige bijdragen, die gebeurden met privégelden en die niet aangerekend of ingehouden werden op loonbedragen. Ook de eerste 10 jaar van de 50 jaar opbouw gebeurde zonder beroepswerkzaamheid . Per saldo heeft de uitkering dus voor 40/50e deel noch rechtstreeks noch onrechtstreeks betrekking op een beroepswerkzaamheid. De AOW-uitkering kwalificeert slechts voor 10/50e deel als een belastbaar pensioen in de zin van artikel 34 par. 1, 1° W.I.B., zo concludeert het hof van beroep van Gent. Het woord “onrechtstreeks” in het wetsartikel laat niet toe om aan te nemen dat de gehele uitkering betrekking heeft op de beroepswerkzaamheid, louter omdat een deel ervan geacht wordt betrekking te hebben op de beroepswerkzaamheid.

Het hof van beroep van Gent vernietigt het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg, en beveelt een herberekening van de aanslagen in de personenbelasting. 10/50e deel van de uitkering van de heer S. is belastbaar als pensioen. Voor het meerdere beveelt het hof een ontheffing van de aanslagen.

De Belgische Staat tekent andermaal cassatieberoep aan.

Voor de tweede maal het Hof van Cassatie

Het Hof van Cassatie verwijst naar haar eerder arrest. Er is een verband met de beroepswerkzaamheid indien de AOW-genieter een beroepswerkzaamheid in Nederland heeft verricht, alsmede loonbelasting heeft afgedragen. Met andere woorden, indien de genieter van een AOW-uitkering een beroepswerkzaamheid in Nederland heeft verricht en tot de financiering van de uitkering heeft bijgedragen door een inhouding op het loon, is er voor dat deel van de uitkering een verband met de beroepswerkzaamheid en bijgevolg grond tot belastbaarheid op basis van artikel 34 par. 1, 1° W.I.B.

Volgens het Hof van Cassatie kon het hof van beroep van Gent derhalve op basis van de feiten inzake bijdragen en loopbaan tot het oordeel komen dat de uitkering van de heer S. voor 40/50e deel noch rechtstreeks noch onrechtstreeks betrekking heeft op een beroepswerkzaamheid, en derhalve slechts kwalificeert als een belastbaar pensioen ten belope van 10/50e deel.

Het Hof van Cassatie verwerpt het beroep van de Belgische Staat, en bevestigt het arrest van het hof van beroep van Gent.

Conclusie

Recht is gesproken! Wie van een pensioen geniet los van enig dienstverband, kan niet worden belast over dat pensioen als over een uitgesteld beroepsinkomen.  A fortiori mag wie vrijwillig met eigen gelden los van een dienstverband aan pensioenopbouw doet, uiteraard niet worden belast over dat pensioen als over een uitgesteld beroepsinkomen.

Concreet

Wie in België woont en een AOW-uitkering geniet, kan in België enkel verzocht worden om belasting te betalen over de uitkering als over een pensioen, indien en in de mate dat die uitkering staat voor jaren van werken in Nederland, als inwoner of als niet-inwoner, met inhouding van loonbelasting.

Hier kunt u het arrest van het Belgische Hof van Cassatie van 5 mei 2017 nalezen op de site van het NederBelgischMagazine NBU

Bron: http://www.nbu.be/index.php/aow-hof-van-cassatie-belasting-beroep-werk-vrijwillige-brijdrage-studie-personenbelasting/

0 reacties