Belastbaarheid AOW in België: standpunt Belgische minister van Financiën

feb 8, 2018

Op 29 januari 2018 berichtten wij over het probleem van de dubbele heffing op AOW-uitkeringen in België, en het standpunt van de Nederlandse Belastingdienst terzake. (Her)Lees dat bericht hier.

Gisteren (7 februari 2018) stonden parlementaire vragen over de AOW-uitkering voor Nederlanders in België geagendeerd in de commissie Financiën. Hierbij het antwoord van de minister.

Vragen van Mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, over “de AOW-uitkering voor Nederlanders in België” (nr. 22746)

Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ingevolge de Europese verordening 883/2004, die sinds 1 mei 2010 van kracht is, mag ieder EU-land een eigen sociaal stelsel vastleggen, maar moet elke lidstaat wel de sociale stelsels van een andere lidstaat respecteren. In Nederland wordt het recht op AOW of algemene ouderdomswet verworven op grond van het ingezetenenschap, zoals dat daar heet. Inwoners van België die afkomstig zijn uit Nederland en een AOW-uitkering genieten, worden in België nochtans wel onderworpen aan de personenbelasting. Nu heeft het Hof van Cassatie, als hoogste rechter, vorig jaar beslist dat voor degenen die nooit in Nederland hebben gewerkt, geen personenbelasting kan worden geheven op het AOW-inkomen.

Ten eerste, erkent u dat het recht op een dergelijke uitkering, die door iedere ingezetene van Nederland wordt verworven op grond van zijn ingezetenenschap, geen enkel verband houdt met een beroepsactiviteit?

Ten tweede, waarom heeft de Belgische Staat altijd personenbelasting geheven op dat inkomen? Is dat niet onrechtmatig?

Ten derde, waarom hebt u gewacht op de uitspraak van het Hof van Cassatie?

Ten vierde, komt er nog een wetswijziging?

Ten vijfde, kan er voorzien worden in enige vorm van tegemoetkoming voor degenen bij wie ten onrechte personenbelasting werd geheven?

03.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mevrouw Lahaye-Battheu, het is vooreerst van belang te onderstrepen dat het recht op een AOW-uitkering niet enkel wordt opgebouwd op grond van het inwonerschap van Nederland, maar ook op grond van in Nederland uitgeoefende beroepswerkzaamheid. Dat Nederlandse ingezetenen die nooit een beroepswerkzaamheid hebben uitgeoefend, aanspraak kunnen maken op een AOW-uitkering, heeft niet tot gevolg dat er voor hen die wel een beroepswerkzaamheid in Nederland hebben uitgeoefend, geen verband zou bestaan tussen de beroepswerkzaamheid en de AOW-uitkering. Dat blijkt uit eerdere rechtspraak van het Hof van Cassatie. Zodra er sprake is geweest van een beroepswerkzaamheid in Nederland, naar aanleiding waarvan premies werden afgedragen ter financiering van het AOW-stelsel, bestaat er een voldoende band tussen de AOW-uitkeringen en de beroepswerkzaamheid om die volledige uitkeringen interrechtelijk als een pensioen te belasten.

Het arrest van 5 mei 2017 van het Hof van Cassatie beperkte die belastbaarheid echter door te stellen dat een AOW-uitkering alleen als een pensioen kan worden belast, indien en in de mate dat er in de periode opbouw van de AOW een beroepswerkzaamheid in Nederland was.

Dat gaat in tegen de afspraken die België en Nederland hebben gemaakt bij het sluiten van het verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en zou bovendien discriminerend zijn ten opzichte van de Belgische wettelijke pensioenen.

Het Parlement heeft eind 2017 unaniem een wetswijziging aangenomen waarbij pensioenen die geen verband houden met een beroepswerkzaamheid maar uitgekeerd worden in het kader van een sociale beschermingsregeling expliciet belastbaar worden gesteld. Die wijziging is van toepassing op de pensioenen die vanaf 1 januari 2017 worden betaald of toegekend.

Voor de AOW-uitkeringen die tot en met 31 december 2016 zijn betaald of toegekend, zal de administratie het arrest van 5 mei 2017 van het Hof van Cassatie volgen. De belastingplichtigen die menen onterecht belast te zijn op hun AOW-uitkering, kunnen gebruikmaken van de administratieve beroepsmogelijkheden.

Wat de belasting van aanvullende pensioenen uit Nederland betreft, kan gemeld worden dat mijn administratie op de hoogte is van de actie van de Nederlandse administratie. De Nederlandse administratie stelt echter onterecht dat de bepalingen van het dubbelbelastingverdrag in België niet correct toegepast zouden worden. De betreffende pensioenen zijn in principe immers op basis van het Belgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag in België belastbaar en worden hier ook belast. In een aantal gevallen heeft de rechtbank geoordeeld dat die pensioenen op basis van de interne Belgische wetgeving niet of slechts gedeeltelijk in België belast kunnen worden. De administratie volgt die rechtspraak echter niet. Bijgevolg blijft de administratie die pensioenen volledig in België belasten.

Het is mijns inziens dan ook onterecht dat de Nederlandse administratie de pensioenen wil belasten, daar de heffingsbevoegdheid voor die pensioenen aan België toekomt en de administratie de heffingsbevoegdheid ook effectief uitoefent.

Om klaarheid te verkrijgen, zal ik dan ook op korte termijn contact opnemen met mijn Nederlandse ambtgenoot. België en Nederland voeren op het moment trouwens onderhandelingen over de aanpassing van het dubbelbelastingverdrag. Het pensioenartikel is daarbij zeker een onderwerp van discussie.

0 reacties