Selecteer een pagina

CPB rekent alternatieve financiering zorgstelsel van SP door

https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/cpb-notitie-SP-doorrekening-alternatieve-financiering-zorg.pdf

Daaruit:

1 Inleiding

Op verzoek van de SP heeft het CPB een doorrekening gemaakt van de (structurele) budgettaire en inkomenseffecten van een alternatieve financiering van het zorgstelsel. In deze notitie presenteren we de exante effecten van het alternatief, wat wil zeggen dat we verschillende ex-post economische effecten van het alternatief niet meenemen. Zo worden de arbeidsmarkeffecten buiten beschouwing gelaten en wordt geen rekening gehouden met afwenteling van hogere lasten voor bedrijven op gezinnen. De berekening is gebaseerd op de parameters in het zorg- en belastingstelsel in 2021.

In het alternatief gaan verzekeraars minder dan 50% van de gelden via de nominale premie innen. Dat kan bezwaren vanuit de EC oproepen vanwege staatssteun. In het alternatief houden verzekeraars overigens de vrijheid om een (beperkte) nominale premie te vragen. De inrichting van het zorgstelsel wordt namelijk niet gewijzigd: er sprake is van een privaatrechtelijke verzekeringsmarkt met gereguleerde concurrentie tussen verzekeraars.1 Daardoor is er geen sprake van transitiekosten.

Deze notitie gaat achtereenvolgens in op de vormgeving van de alternatieve financiering (paragraaf 2), de budgettaire effecten (paragraaf 3) en de inkomenseffecten (paragraaf 4).

2 Vormgeving alternatieve financiering

In het alternatief komt de financiering via de zorgpremies2 en het eigen risico te vervallen, evenals de zorgtoeslag (zie onderstaand overzicht). Daartegenover staat dat de inkomensafhankelijke bijdrage wordt verhoogd, doordat de maximum premiegrens komt te vervallen. Ten slotte worden de belastingtarieven in de inkomstenbelasting aangepast, zodat het geheel (ex ante) neutraal is voor het EMU-saldo. Voor inkomens boven het aangrijpingspunt van de tweede belastingschijf (€20.939) worden de tarieven verhoogd. Voor inkomens onder dit punt wordt het tarief juist verlaagd.

Overzicht maatregelen: – Het verplicht eigen risico in de Zorgverzekeringswet (Zvw) van 385 euro komt te vervallen en er komt een verbod op het vrijwillig eigen risico. De nominale premie ter financiering van de Zvw (1.523 euro) komt te vervallen. De zorgtoeslag wordt afgeschaft. De maximum premiegrens voor de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW (€58.626) komt te vervallen. De tarieven in de inkomstenbelasting gaan omhoog voor personen met een belastbaar inkomen boven 20.939 euro (zie tabel 1). 3 Het tarief in de inkomstenbelasting gaat omlaag voor personen met een belastbaar inkomen onder de 20.939 euro.

(..)

Inkomenseffecten alternatieve financiering Zvw De alternatieve financiering zorgt voor een positief inkomenseffect van in doorsnee 2,7%. De toename treedt vooral op bij de 60% lagere en middeninkomens, die er in doorsnee tussen de 3,5% en 4,2% op vooruitgaan ten opzichte van het huidige stelsel. Het schrappen van de nominale premies en het eigen risico heeft een groter effect op het inkomen van deze groepen, dan het schrappen van de zorgtoeslag en de verhoging van de tarieven in de inkomstenbelasting. De 20% hoogste inkomens gaan er juist op achteruit (in doorsnee met 3,9%). Dit is met name het gevolg van de verhoging van de tarieven in de inkomstenbelasting, die het sterkst neerslaat bij deze groep.

Lagere inkomens (3,5%) gaan er in doorsnee iets minder op vooruit dan de middeninkomens (4,2%). Dit is met name het gevolg van het afschaffen van de zorgtoeslag die in de laagste inkomensgroep vaak maximaal is en daar het grootste inkomenseffect heeft. De verhoging van de inkomstenbelasting voor midden- en hogere inkomens (de laagste inkomens krijgen juist een belastingverlaging) slaat relatief sterk neer bij de twee hoogste inkomensgroepen en in mindere mate bij de middeninkomens, waardoor de middeninkomens er het meest op vooruit gaan. Wel geldt dat er bij de middeninkomens sprake is van een grotere spreiding van inkomenseffecten dan bij de lagere inkomens, zowel in positieve als in negatieve zin. In de hoogste inkomensgroep gaat een deel van de huishoudens er meer dan 10% op achteruit.

De wijzingen zijn verder relatief gunstig voor uitkeringsgerechtigden (4,4%) en gepensioneerden (3,5%) ten opzichte van werkenden (1,6%). Deze groepen hebben relatief veel profijt van het afschaffen van het eigen risico (waar deze groepen gemiddeld genomen meer kosten voor hebben dan werkenden) en de zorgpremies, en ondervinden minder nadeel van de tariefsverhogingen dan werkenden. Met name werkenden met hogere inkomens hebben nadeel van de alternatieve financiering. Gepensioneerden en zelfstandigen met een hoger inkomen hebben verder nadeel van het afschaffen van de maximum premiegrens voor de inkomensafhankelijke bijdrage.

Alleenverdieners (3,2%) gaan er in doorsnee meer op vooruit dan tweeverdieners (2,9%) en alleenstaanden (2,6%). Voor alleenverdieners geldt dat beide partners in het huidige stelsel zorgpremies en het eigen risico betalen, waardoor het schrappen van deze betalingen voor hen gunstiger uitpakt dan voor alleenstaanden. Bovendien hebben zij gemiddeld genomen lagere inkomens dan tweeverdieners, waardoor het schrappen van deze betalingen ook ten opzichte van tweeverdieners relatief gunstig uitpakt.

2 Reacties

  1. De inkomenseffecten die het CPB berekende gelden voor binnenlands belastingplichtige ZVW-verzekerden. Hoe zit het voor verdragsgerechtigde gepensioneerden in het buitenland?
    1. Voorzover ze niet voor enig inkomen (in box 1) aan Nederlandse heffing onderhevig zijn, zijn de interne belastingeffecten niet van toepassing op hen. D.w.z.: de laagste inkomens zullen dan niet profiteren van de tariefverlaging en de hoogste niet lijden van de tariefverhoging. Naar de mate dat hun inkomen (in box 1) wel aan Nederlandse heffing onderhevig is geldt hetzelfde (partiële) effect als het CPB schetst voor de binnenlands belastingplichtigen.
    2. De afschaffing van de nominale premie ZVW is gunstig voor gepensioneerde verdragsgerechtigden. Op de eerste plaats voor de hoofdverdragsgerechtigde, en dan vooral voor de lagere inkomens. Uiteraard mede naar de hoogte van de woonlandfactor. Medeverdragsgerechtigde gezinsleden profiteren sterk, aangezien voor hen (als ze meerderjarig zijn) slechts de nominale premie ZVW verschuldigd is.
    3. De afschaffing van de zorgtoeslag is negatief voor de lagere inkomens onder de gepensioneerde verdragsgerechtigden, maar de effecten zijn nihil in landen met een lage woonlandfactor en minder ongunstig vergeleken met de huishoudens van gepensioneerde evenknieën in Nederland zolang de woonlandfactor onder 1 blijft.
    4. De afschaffing van het eigen risico is minder gunstig dan voor gepensioneerden in Nederland aangezien voor gepensioneerde verdragsgerechtigden slechts een forfaitair gem. eigen risico in hun verdragsbijdrage is verwerkt.
    5. De opheffing van de maximale grens IAB ZVW is ongunstig voor de verdragsbijdrage van de hogere (pensioen)inkomens van gepensioneerde verdragsgerechtigden, net als in Nederland. Het CPB lijkt niet van een verhoogd % iab ZVW te zijn uitgegaan, dus van een tariefstijging op dit punt is bij de lagere en middeninkomens dan ook in de verdragsbijdrage geen sprake.
    6. Het WLZ deel heffingskorting zal in de verdragsbijdrage licht dalen, dus dat pakt enigszins ongunstig uit voor vooral de lagere inkomens. In beginsel is er geen invloed op het totaal van de belasting- en premiedelen voor de standaardheffingskorting voor de niet-of weinig verdienende partner in de verdragsbijdrage. Wel zal de inkomensgrens voor die partner iets veranderen door de tariefwijziging in de belastingsfeer.
    7. De woonlandfactor zal, afgezien van niet benoemde gedragseffecten in de zorgconsumptie, niet veranderen.
    8. De verdragsbijdrage is in veel gevallen aftrekbaar voor de inkomstenbelasting in het woonland. Aannemende dat bij de lagere en middeninkomens de verdragsbijdrage zal gaan dalen zal dit dus minder aftrek opleveren voor zover dat lagere inkomen onderhevig is aan belasting door het woonland. Bij een hogere bijdrage (voor inkomens boven ong. 70.000 Euro) zal de aftrek voor belasting woonland juist kunnen toenemen.

    Buitenlandse belastingplichtigen die niet verdragsgerechtigd zijn of niet ZVW-verzekerd zullen slechts de tariefveranderingen in de sfeer van de inkomstenbelasting ondervinden voor zover ze aan Nederland belasting verschuldigd zijn.

    Het valt te bezien of andere partijen dit SP-voorstel zullen steunen. Te verwachten is wel dat het onderwerp terug zal komen bij de plannen over herziening van het belastingstelsel dat het huidige kabinet heeft toegezegd. Het CPB spreekt zich overigens niet uit over administratieve lastendruk. Die lijkt zowel bij de belastingdienst, de burgers, zorgverleners en de verzekeraars te kunnen afnemen.

    Antwoord
  2. Dankjewel Jan, voor je heldere toelichting!

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.