Recht op zorgtoeslag voor buiten Nederland wonenden, in het bijzonder verdragsgerechtigden

1. Doel van de zorgtoeslag en rechthebbenden Nederland heeft als compensatie in de hoogte van de wettelijke ziektekosten een subsidieregeling in het leven geroepen bij de invoering van de Zorgverzekeringswet die vastgelegd is in de Wet op de Zorgtoeslag (WZT), zie alhier. Doel van de regeling is voor ZVW-verzekerden de financiële toegankelijkheid tot het zorgstelsel…

Deze pagina is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden van de VBNGB

Een deel van deze website is afgesloten en alleen toegankelijk voor leden. Het bij elkaar brengen van relevante informatie kost inspanningen en geld. Zo ook deze website en het onderhouden er van. Een deel van de website houden wij vrij toegankelijk. Hier leest u wat vrij is en wat niet, en waarom.
Als u al lid bent kunt u hieronder inloggen. Bent u nog geen lid? Dan nodigen wij u uit om lid te worden, door het aanmeldformulier in te vullen.

6 Reacties

  1. Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-
    Datum22 september 2020BetreftTussenrapportage Beleidsopties voor alternatief toeslagenstelsel – en uitwerking motie Bruins en Van Weyenberg

    Zorgstelsel
    De zorgtoeslag biedt compensatie voor de nominale premie en het eigen risico in de Zvw. De zorgtoeslag is met 4,7 mln. rechthebbenden de grootste van alle toeslagen en daarmee ook verantwoordelijk voor een substantieel deel van alle nabetalingen en terugvorderingen. Bovendien neemt de maximale zorgtoeslag toe, aangezien de zorgtoeslag gekoppeld is aan de ontwikkeling van de stijgende zorgkosten. Daar staat tegenover dat de zorgtoeslag vergeleken met de andere toeslagen relatief eenvoudig is voor burgers en de uitvoering. De zorgtoeslag is een zeer generiek instrument en niet gekoppeld aan de feitelijke zorgkosten. Een optie is daarom om de zorgtoeslag af te schaffen door het inzetten van generieke instrumenten zoals het verhogen van het WML en fiscale instrumenten. Echter het inzetten van generiekere instrumenten betekent ook dat minder gericht zal worden gecompenseerd. Er worden verschillende fiches uitgewerkt waarbij de zorgtoeslag steeds wordt afgeschaft. In fiche 3 wordt compensatie uitsluitend via bestaande regelingen vormgeven. In de andere fiches wordt onderzocht of nieuwe instrumenten, naast bestaande regelingen (dus bovenop fiche 3), ingezet kunnen worden om de betaalbaarheid van de zorg op individueel niveau ook zonder zorgtoeslag te waarborgen. Beleidsopties zorgstelsel
    1. Afschaffen zorgtoeslag met compensatie via regulier instrumentarium. De zorgtoeslag wordt afgeschaft. Compensatie wordt vormgegeven met bestaande instrumenten in de fiscaliteit zoals een verhoging van de algemene heffingskorting en een verhoging van het WML, inclusief de daaraan gekoppelde uitkeringen (zie verder beleidsoptie 2).
    2. Afschaffen zorgtoeslag met compensatie door het verhogen van de leeftijdsgrens naar 21 jaar en/of maatwerk. Om de omvang van de groep te beperken die niet volledig wordt gecompenseerd met het regulier instrumentarium (i.v.m. verzilveringsproblematiek), worden twee opties in kaart gebracht. 4a). Er wordt onderzocht of het verhogen van de leeftijdsgrens voor de zorgverzekeringspremie in de Zvw kan worden verhoogd van 18 naar 21 jaar. 4b). Daarnaast worden de mogelijkheden voor gerichte compensatie via bijvoorbeeld gemeentes de komende tijd onderzocht.

    1. Afschaffen zorgtoeslag met compensatie door het verlagen van de nominale premie.
    2. Afschaffen zorgtoeslag met compensatie door een generieke inkomensonafhankelijke aanvulling uitgekeerd via een uitkeringsinstantie als B/Toeslagen.
    3. Afschaffen zorgtoeslag met compensatie via een inkomensonafhankelijke uitkeerbare heffingskorting.

    Deze fiches 5-7 hebben dezelfde budgettaire en inkomenseffecten. Zij zien erop dat voor iedereen de netto nominale premie (dus na aftrek van een eventuele tegemoetkoming) generiek wordt verlaagd. Dit is kostbaar, aangezien alle ruim 13 mln. verzekerden hun netto premie dan zien dalen. De kosten worden gecompenseerd door belastingtarieven te verhogen. Als alternatief voor het verlagen van de nominale premie kan aan iedere verzekerde (of aan iedere burger, want de meesten zijn verplicht verzekerd) een vast bedrag, onafhankelijk van inkomen of huishoudtype, worden uitgekeerd. Er worden twee manieren onderzocht om deze inkomensaanvulling te verstrekken: 6) De ene optie is via een uitkeringsinstantie zoals B/Toeslagen of de SVB. 7) In de andere optie wordt de inkomensaanvulling verstrekt in de vorm van een uitkeerbare heffingskorting die ook doorwerkt in de loonheffing. Als het uitgekeerde bedrag gelijk is aan de daling van de nominale premie zijn de inkomens-, en budgettaire effecten gelijk aan die van fiche 5. Wel hebben deze opties andere effecten op de uitvoering, het doenvermogen van de burger en andere juridische gevolgen die in beeld zullen worden gebracht.
    In bovenstaande opties wordt onder andere gekeken naar mogelijkheden om binnen het zorgstelsel de toeslag op te vangen via de nominale zorgpremie. Voor de eindrapportage zal ook worden bekeken of aanvullende opties met aanpassingen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw of een inkomensafhankelijke nominale premie door verrekening met de zorgtoeslag op basis van een vastgesteld inkomen nieuwe inzichten kunnen bieden. Aandachtspunt bij aanpassingen in de financieringssystematiek van de Zvw, zoals een verlaging van de nominale zorgpremie (al dan niet inkomensafhankelijk), aanpassingen in de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW en het verhogen van de leeftijdsgrens van meeverzekerde kinderen, zijn de juridische aspecten. Er zijn sterke twijfels bij de juridische uitvoerbaarheid van de maatregel binnen het huidige zorgstelsel met uitvoering door private verzekeraars. De juridische risico’s van het verlagen van de nominale premie liggen allereerst in de Solvency II richtlijn. De vraag is of redenen van algemeen belang de beperking van beleidsvrijheid van zorgverzekeraars omtrent de vaststelling en hoogte van de nominale premie rechtvaardigen. Daarnaast wordt de verdeling van een hogere overheidsbijdrage via de risicoverevening naar zorgverzekeraars door Europa mogelijk gezien als ongeoorloofde staatssteun. Een verlaging van de nominale premie leidt namelijk tot een verhoging van de staatssteunmiddelen en deze dient te worden genotificeerd bij de Europese Commissie. De Europese Commissie zal vervolgens de Zvw toetsen aan de Europese staatssteunregels. Relevant om te weten is dat de Europese Commissie een zogenaamde ‘fitness check‘ doet om te inventariseren of het huidige staatssteun kader voor Diensten van Algemeen Economische Belang nog up to date is of dat modernisering nodig is. De uitkomst van dit proces, en de betekenis ervan voor de voorliggende optie, is ongewis. Het proces vergt naar verwachting circa twee jaar.

    (…)
    Beleidsopties binnen het huidige stelsel
    (….)
    Zorgtoeslag vereenvoudigen door verkleinen populatie
    De zorgtoeslag is relatief eenvoudig ten opzichte van andere toeslagen. Dit komt omdat het aantal grondslagen dat van belang is voor het vaststellen van de zorgtoeslag beperkt is en de nominale premie is gestandaardiseerd. Dat betekent dat bij het bepalen van de hoogte van de zorgtoeslag wordt uitgegaan van een vooraf vastgestelde nominale premie en gemiddeld eigen risico (de standaardpremie). Alleen de hoogte van het huishoudinkomen, het vermogen en de huishoudsamenstelling zijn van belang voor de hoogte van de zorgtoeslag. Daarom zijn de mogelijkheden om de zorgtoeslag verder te vereenvoudigen klein. De problematiek met de zorgtoeslag komt door het grote volume aangezien 4,7 mln. huishoudens zorgtoeslag ontvangen. Oplossingsrichtingen binnen de zorgtoeslag zien dan ook op het verkleinen van de populatie. De mogelijkheden daartoe worden ingezet in fiches 3 tot en met 7.

    de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane,
    Alexandra C. van Huffelen

    Antwoord
  2. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2021/09/21/nota-van-toelichting
    Nota van toelichting bij conceptbesluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag
    Nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2022.

    NOTA VAN TOELICHTING
    I. Algemeen
    1. Inleiding
    Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage inkomens en middeninkomens mogelijk moet maken de nominale zorgpremies en het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering te betalen.
    In het kader van de koopkrachtbesluitvorming voor 2022 is besloten tot een structurele verhoging van de zorgtoeslag van alleenstaanden. Dit is één van de maatregelen die het kabinet neemt ten behoeve van de evenwichtigheid van het koopkrachtbeeld. Deze verhoging van de zorgtoeslag wordt bereikt door de normpercentages van het drempelinkomen die de hoogte van de normpremie voor eenpersoonshuishoudens en daarmee van de zorgtoeslag bepalen vanaf het berekeningsjaar 2022 met 0,067 procentpunt neerwaarts aan te passen.
    Daarnaast wordt in dit besluit de dekking geregeld van het aangenomen amendement van de leden Snels en Lodders1 dat is ingediend bij de behandeling van het voorstel voor de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. Daarin is geregeld dat de vrijwaringsgrens voor kleine terugvorderingen voor alle toeslagen met ingang van 2021 wordt verhoogd. De belanghebbende hoeft een teveel ontvangen bedrag van of beneden die grens, niet terug te betalen. De dekking van dit voorstel is in dit amendement voor het jaar 2021 gevonden in verhoging van de normpercentages in de zorgtoeslag met 0,03 procentpunt. Met ingang van 2022 wordt via de zorgtoeslag alleen nog dekking gevonden voor de budgettaire gevolgen van de verhoging van de vrijwaringsgrens bij de zorgtoeslag. Daarom kan de verhoging van de normpercentages (voor alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens) vanaf 2022 beperkt blijven tot 0,015 procentpunt.
    De normpercentages voor de zorgtoeslag staan in het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag. Met het onderhavige besluit zijn die percentages met ingang van het berekeningsjaar 2022 gewijzigd. De afbouwpercentages die in het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag zijn opgenomen veranderen niet.
    Zie voor de percentages:
    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/besluiten/2021/09/21/concept-besluit-percentages-drempel-en-toetsingsinkomen-zorgtoeslag

    De maximale zorgtoeslag voor een (binnenlands) eenpershuishouden wordt verhoogd van 1287 Euro naar 1323 Euro in 2022, en voor een tweepersoonshuishouden van 2487 Euro naar 2527 Euro.

    Antwoord
  3. Datum 26 januari 2022
    Betreft Verzoek om onderzoeksvragen evaluatie en nadere analyse regeling Aftrek Specifieke Zorgkosten
    Geachte voorzitter,
    Hierbij voldoe ik aan het verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 november jl. aan de toenmalige minister van VWS om u de onderzoeksvragen in het kader van bovengenoemde evaluatie en nadere analyse toe te sturen. De onderzoeksvragen zijn opgesteld door de ministeries van Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport en als bijlage bij deze brief gevoegd.
    Het offertetraject voor het onderzoek is inmiddels gestart. Hoogachtend,
    de minister voor Langdurige Zorg en Sport

    BIJLAGE bij brief 3290291-1020435-MEVA
    Uittreksel uit de offerteaanvraag: onderdelen 2.1 tot en met 2.3 (onderzoeksvragen)
    NB: de in de voetnoten vermelde bijlagen zijn niet bijgevoegd bij dit uittreksel.
    2.1. Aanleiding voor de Opdracht
    In de brief 28 september 2021 hebben de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de staatssecretaris van Financiën aangekondigd dat zij de fiscale aftrek specifieke zorgkosten (in het vervolg: ‘uitgaven voor specifieke zorgkosten-regeling’) en de regeling ‘Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten’ (TSZ) laten evalueren conform de Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE).1 Daarnaast wordt een onderzoek gevraagd naar mogelijke alternatieven voor de regelingen, die bijdragen aan een hogere doeltreffendheid als het gaat om het tegemoetkomen in de meerkosten die mensen hebben met een chronische ziekte of beperking, zonder dat andere factoren (denk aan bureaucratie) een (te) grote negatieve invloed hebben. Oorspronkelijk zou deze evaluatie, zoals in de toelichting op de Miljoenennota 2021 was opgenomen, pas in de periode 2023- 2026 plaatsvinden. Recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer2 vraagt echter om het naar voren halen van deze evaluatie. Dat geldt ook voor evaluatie van de TSZ-regeling. Het besluit om de evaluatie in 2022 uit te voeren is opgenomen in de bijlage bij de Miljoenennota 2022.3
    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/01/26/kamerbrief-over-verzoek-om-onderzoeksvragen-evaluatie-en-nadere-analyse-regeling-aftrek-specifieke-zorgkosten

    Antwoord
  4. ECLI:NL:RVS:2021:1071
    Instantie Raad van State
    Datum uitspraak 26-05-2021 Datum publicatie 26-05-2021 Zaaknummer 201907402/1/A2 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2019:6265, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
    Rechtsgebieden Bestuursrecht
    Bijzondere kenmerken Hoger beroep
    Inhoudsindicatie Bij besluit van 21 augustus 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot zorgtoeslag van [appellant] voor het jaar 2018 vastgesteld op € 594,00. In hoger beroep gaat het alleen nog over het recht van [appellant] op zorgtoeslag in de periode van januari 2017 tot en met juli 2018. [appellant] is getrouwd met [echtgenote]. Zij staat sinds augustus 2018 ingeschreven op het woonadres van [appellant] in Nederland. Daarvoor woonde zij in Marokko. Zij was in de periode van januari 2017 tot en met juli 2018 voor de zorgverzekering meeverzekerd via het Centraal Administratiekantoor. De Belastingdienst/Toeslagen heeft een lager bedrag aan zorgtoeslag over 2017 en een lager voorschotbedrag aan zorgtoeslag over de maanden januari tot en met juli 2018 vastgesteld dan [appellant] zou ontvangen als [echtgenote] in Nederland zou wonen. Bij de berekeningen heeft de dienst gebruik gemaakt van de zogenoemde woonlandfactor.
    Vindplaatsen Rechtspraak.nl
    Overwegingen Inleiding 1. In hoger beroep gaat het alleen nog over het recht van [appellant] op zorgtoeslag in de periode van januari 2017 tot en met juli 2018. 1.1. [appellant] is getrouwd met [echtgenote]. Zij staat sinds augustus 2018 ingeschreven op het woonadres van [appellant] in Nederland. Daarvoor woonde zij in Marokko. Zij was in de periode van januari 2017 tot en met juli 2018 voor de zorgverzekering meeverzekerd via het Centraal Administratiekantoor (hierna: CAK).
    (…)
    4.2. De Afdeling is van oordeel dat [appellant] terecht heeft aangevoerd dat dit niet de uitkomst is die de wetgever heeft beoogd. In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Wzt (Kamerstukken II, 2006/07, 30 918, nr. 3, blz. 19) staat dat als een man in Nederland woont en werkt en zijn partner in een verdragsland woont, conform de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen het gezamenlijke gezinsinkomen bij de vaststelling van de zorgtoeslag wordt betrokken. Ook staat in de toelichting dat de man recht heeft op zorgtoeslag, waarbij de woonlandfactor 1 is, en dat de partner recht heeft op zorgtoeslag volgens de woonlandfactor van het verdragsland. De zorgtoeslagen moeten volgens de toelichting bij elkaar worden opgeteld en daarna door twee worden gedeeld. Gelet hierop heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte de standaardpremies van [appellant] en zijn partner bij elkaar opgeteld en de normpremie daarop in mindering gebracht. De dienst had de zorgtoeslag van [appellant] en zijn partner apart moeten berekenen en de gevonden bedragen bij elkaar moeten optellen. Dit leidt tot de gezamenlijke aanspraak op zorgtoeslag van [appellant] en zijn partner. [appellant] heeft recht op de maximale zorgtoeslag van € 88,00 per maand in 2017 en € 94,00 per maand in de periode januari tot en met juli 2018. Zijn partner heeft beide jaren recht op nul euro per maand. Samen hebben zij dus recht op een bedrag aan zorgtoeslag van € 88,00 per maand in 2017 en € 94,00 per maand in de periode januari tot en met juli 2018. Gelet op het voorgaande moeten de besluiten van 11 maart 2019 en van 15 maart 2019, voor zover dat laatste besluit ziet op de periode januari tot en met juli 2018, worden vernietigd wegens een onjuiste toepassing van artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, van de Wzt. Het betoog slaagt.

    • Hoedanigheid: - Adviseur
    Antwoord
    • En de reactie van de minister VWS op deze uitspraak, resulterend in een verduidelijkende wetswijziging WZT:
      36 357 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
      (…)
      Op 26 mei 2021 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling bestuursrechtspraak) twee uitspraken over de zorgtoeslag van een in Nederland wonende verzekerde met een partner die verdragsgerechtigd was als bedoeld in artikel 69 Zvw (ECLI:NL:RVS:2021:1071 en 1072). De Afdeling bestuursrechtspraak sprak uit dat de gezamenlijke toeslag diende te worden bepaald door voor beide partners afzonderlijk een toeslag te berekenen en deze bij elkaar op te tellen. Bij de berekening van de zorgtoeslag voor de verdragsgerechtigde zou dan rekening gehouden dienen te worden met de standaardpremie, bedoeld in artikel 3 Wzt, dat wil zeggen een standaardpremie die is vermenigvuldigd met de zogenoemde «woonlandfactor». De Afdeling bestuursrechtspraak ontleende deze uitleg van de Wzt aan een passage op pagina 19 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel «Verzwaren incassoregime premie en andere maatregelen zorgverzekering» (Kamerstukken II 2006/07, 30 918, nr. 3). Het wetsartikel dat deze passage beoogde toe te lichten, is echter nooit in werking getreden. Zoals uit artikel 2, eerste lid, tweede zin, Wzt blijkt, gaat de Wzt ervan uit dat partners een gezamenlijke aanspraak op zorgtoeslag hebben, en dat deze zorgtoeslag wordt berekend door van tweemaal de standaardpremie de normpremie (waarin het gezamenlijke inkomen wordt verdisconteerd) af te trekken. Sinds de inwerkingtreding van artikel 3, eerste en tweede lid, Wzt17 geldt daarbij dat de standaardpremie voor verdragsgerechtigden gelijk is aan de standaardpremie voor in Nederland wonende verzekerden, vermenigvuldigd met de zogenoemde «woonlandfactor», die per verdragsland verschilt. De gezamenlijke zorgtoeslag voor een in Nederland wonende verzekerde met een verdragsgerechtigde partner dient gelet op de in de Wzt neergelegde systematiek derhalve te worden berekend volgens de volgende formule: zorgtoeslag = (standaardpremie verzekerde + standaardpremie partner) – normpremie, waarbij standaardpremie partner = standaardpremie Nld. x woonlandfactor. Deze berekening leidt tot een lager bedrag aan gezamenlijke zorgtoeslag dan de door de Afdeling bestuursrechtspraak gebruikte berekening. Dat komt omdat (bij eenzelfde inkomen) de normpremie voor de zorgtoeslagen van alleenstaanden lager is dan de normpremie van de gezamenlijke zorgtoeslagen van partners.18 Voor dit verschil is bij het opstellen van de Wzt bewust gekozen. De Wzt gaat uit van de draagkracht van de verzekerden, waarbij het uitgangspunt is dat partners meer draagkracht hebben dan alleenstaanden. Voorts is nog het volgende van belang. De zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van de dekking tegen de kosten van geneeskundige zorg. De hiervoor omschreven, uit de systematiek van de Wzt voortvloeiende berekeningswijze leidt ertoe dat de netto lasten die de hier bedoelde partners kwijt zijn voor hun dekking van geneeskundige zorg, gelijk zijn aan die van twee in Nederland wonende partners met een zorgverzekering (bij een gelijk inkomen). De berekeningswijze die de Afdeling bestuursrechtspraak heeft toegepast, leidt ertoe dat de hier bedoelde partners minder netto-kosten zouden hebben dan twee in Nederland wonende partners met een zorgverzekering. Dit vindt de regering niet wenselijk. Om te voorkomen dat de door de Afdeling bestuursrechtspraak aangehaalde passage onduidelijkheid blijft veroorzaken, wordt voorgesteld om de berekeningswijze van de zorgtoeslag van partnerschappen van wie één partner een zorgverzekering heeft en de andere partner verdragsgerechtigde is, in het artikel over verdragsgerechtigden te expliciteren. Daartoe wordt eerst van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 3 Wzt – het artikel over verdragsgerechtigden – op een logischere plaats in de Wzt op te nemen, namelijk na artikel 4. Dat geeft vervolgens de mogelijkheid om artikel 2a te vernummeren tot artikel 3. Het nieuwe artikel over verdragsgerechtigden, artikel 4a, wordt vervolgens uitgebreid met een nieuw (derde) lid, waarin door middel van een verwijzing naar artikel 2, eerste lid, tweede zin, van de Wzt wordt geëxpliciteerd dat de berekeningswijze van de gezamenlijke zorgtoeslag voor partnerschappen ook geldt voor partnerschappen van wie een van de partners een verdragsgerechtigde is. En dat daarbij dan wel de standaardpremie voor die partner met de woonlandfactor, bedoeld in het eerste lid van artikel 4a Wzt, vermenigvuldigd dient te worden. Overigens wordt opgemerkt dat het nieuwe derde lid zo is geredigeerd, dat het ook geldt voor de situatie waarin sprake is van een partnerschap met twee verdragsgerechtigden, zoals bijvoorbeeld twee AOW-gerechtigden die in een verdragsland zijn gaan wonen. Onder «verzekerde» in de zin van de Wzt valt namelijk ook de verdragsgerechtigde. Ook de gezamenlijke zorgtoeslag van twee verdragsgerechtigden wordt dus met toepassing van artikel 2, eerste lid, tweede zin, Wzt berekend, met dien verstande dat in dat geval beide standaardpremies met de woonlandfactor vermenigvuldigd dienen te worden.

      Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.