CRvB: geen recht op kruimelpensioen AOW

aug 30, 2019

ECLI:NL:CRVB:2019:2812

Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 16-08-2019 Datum publicatie 29-08-2019 Zaaknummer 17/6011 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Inhoudsindicatie Kruimelpensioen. Aanvragen van appellanten om AOW-pensioen terecht afgewezen, omdat zij minder dan één jaar verzekerd zijn geweest voor de AOW. Geen strijd met strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol. De weigering om een AOW-pensioen aan appellanten toe te kennen heeft een voldoende wettelijke basis in het per 1 april 2015 gewijzigde artikel 7 van de AOW. Aan de afschaffing van het kruimelpensioen ligt een legitieme doelstelling in het algemeen belang ten grondslag. Niet kan worden gezegd dat het door de wetgever geformuleerde doel van elke redelijke grond is ontbloot of een kennelijk onredelijk doel dient. Uit wat appellanten hebben aangevoerd, kan niet worden afgeleid dat de wetswijziging waarmee het kruimelpensioen is afgeschaft, in hun specifieke omstandigheden heeft geleid tot een individuele, buitensporige last. Geen strijd met artikel 20 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko. Vindplaatsen Rechtspraak.nl

17 6011 AOW, 17/6012 AOW, 18/2813 AOW

Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van

27 juli 2017, 16/3908 en 16/5413 en van 20 april 2018, 17/7150 (aangevallen uitspraken)

Partijen:

[appellant 1] (appellant 1), [appellant 2] (appellant 2) en [appellante 3] (appellante 3), te Marokko (appellanten)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

 

Daaruit:

  1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1. Met de Wet vereenvoudiging regelingen Svb van 28 maart 2013 (Stb. 2013, 115) en het Besluit van 28 maart 2013 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet (Stb. 2013, 116) is onder meer artikel 7 van de AOW met ingang van 1 april 2015 gewijzigd. Per die datum heeft op grond van artikel 7, eerste lid, van de AOW recht op een ouderdomspensioen degene die:

  1. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, en
  2. ingevolge de AOW minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest in het tijdvak, aanvangende met de dag waarop de aanvangsleeftijd is bereikt en eindigende met de dag voorafgaande aan de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt.

4.1.2. Deze wetswijziging houdt dus in dat iemand die op of na 1 april 2015 pensioengerechtigde voor de AOW is geworden en minder dan één kalenderjaar verzekerd is geweest, geen recht heeft op een AOW-pensioen. Dit pensioen zou voor de wetswijziging 2% van het maximale AOW-pensioen hebben bedragen. Dit komt neer op ongeveer € 16,- bruto per maand voor een gehuwde en € 23,- bruto per maand voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Wegens de beperkte omvang van het pensioen als iemand minder dan één kalenderjaar op grond van de AOW verzekerd is geweest, wordt in de parlementaire geschiedenis in verband met deze wijziging van artikel 7 van de AOW ook wel gesproken over de afschaffing van het kruimelpensioen.

(…)

Leidt de inmenging tot een individuele, buitensporige last?

4.6.1. Het voorgaande laat onverlet dat het mogelijk is dat door de wetswijziging in concrete gevallen sprake is van een onevenredig zware last (“an individual and excessive burden”) als bedoeld in de rechtspraak van het EHRM en daarmee van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol.

4.6.2. Bij de beoordeling of er bij appellanten sprake is van een buitensporige last wordt het volgende in aanmerking genomen. Door de wetswijziging is aan appellanten een AOW-pensioen onthouden, waarop zij aanspraak dachten te kunnen maken. Deze aanspraak ter hoogte van 2% van het maximale AOW-pensioen is in zijn geheel vervallen. Hierdoor missen appellanten een bedrag van € 16,- bruto per maand als zij gehuwd of samenwonend zijn of € 23,- bruto per maand als zij ongehuwd en niet samenwonend zijn dat zij anders vanaf hun pensioengerechtigde leeftijd zouden hebben ontvangen. Hoewel het bestaansminimum in Marokko veel lager ligt dan in Nederland en voor appellanten ook een kruimelpensioen van belang kan zijn om een deel van de levensbehoeften te betalen, is dit kruimelpensioen zo gering dat ook naar Marokkaanse maatstaven niet kan worden gezegd dat door de afschaffing ervan de levensstandaard van appellanten buitensporig wordt belast. Reeds omdat deze last niet buitensporig is, treft de stelling dat appellanten een individuele, buitensporige last hebben te dragen omdat zij behoren tot een relatief kleine groep potentiële pensioengerechtigden die wordt getroffen door deze vereenvoudigings- en bezuinigingsmaatregel, geen doel.

4.6.3. Uit wat appellanten hebben aangevoerd, kan niet worden afgeleid dat de wetswijziging waarmee het kruimelpensioen is afgeschaft, in hun specifieke omstandigheden heeft geleid tot een individuele, buitensporige last. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, wordt dat niet anders wanneer sprake is van samenloop met de verhoging van de AOW-leeftijd.

11 Reacties

  1. Het zou wel netjes zijn indien iemand die minder dan één jaar AOW-verzekerd is geweest dan de betaalde premie gewoon terug zou krijgen. Dat is kennelijk niet voorgelegd?

    Antwoord
    • Indien men enige periode (hoe kort dan ook) verzekerd is geweest voor de AOW en in die periode premieinkomen geniet is premiebetaling aan de orde. Dat zo’n korte periode niet tot een AOW pensioen staat er volgens mij los van.

      Antwoord
      • Mijn idee was dat tegenover de premiebetaling ook iets zou moeten staan. En binnen één jaar staat er dus kennlijk niets tegenover. Ik begrijp dat premiebetaling (altijd) aan de orde is, want niemand weet vooraf dat het minder dan een jaar zal duren.

        Maar als dat op enig moment blijkt – wat is er dan tegen terugbetaling van de achteraf “onverschuldigd betaalde” premie?

      • In dit geval kon er geen recht worden ontleend aan een korte verzekerde periode. Dit geldt echter niet in het algemeen, en is ook niet vooraf voorspelbaar. Zie mijn column over wettelijk ouderdomspensioen, deel I onderdeel e voor (EU)regelgeving waarin staat dat uit korte perioden wel rechten kunnen voortvloeien.

  2. Hoe zit het met b.v ons wij zijn 18 juli 2009 verhuisd van Nederland naar Duitsland en werd op 16 nov 2011 65 jaar en ik word 4% gekort en mijn echtgenote 6 % zij is geboren 13-01-1949 .
    Ik heb hier al vaak over geschreven met de SVB maar ze zeggen de korting is terecht ik ben het daar niet helemaal mee eens daar we wel gewoon premie hebben betaalt tot ons 65ste jaar

    Antwoord
    • Indien u tijdens periodes dat u niet AOW verzekerd was premie heeft betaald , had u die premie bij de Ned. Belastingdienst (tot vijf jaren terug) kunnen terugvragen. In sommige gevallen wil de SVB betaalde AOW premie onder begunstigend beleid wel als betaling voor vrijwillige verzekering aanmerken.
      zie bijv. ECLI:NL:RBDHA:2017:13295
      “5.2 De beroepsgrond gericht tegen de opvatting van verweerder dat eiser kon weten dat hij voor de jaren 2008 en 2009 niet verzekerd was voor de AOW, slaagt evenmin. Van de door eiser over de jaren 2006 tot en met 2012 afgedragen premie volksverzekeringen, heeft de Belastingdienst blijkens de belastingaanslagen van 4 februari 2011 en 10 mei 2012 de premie over de jaren 2008 respectievelijk 2009 gerestitueerd. Deze restitutie is gebaseerd op het bij brief van 30 maart 2011 van de inspecteur van de Belastingdienst aan eiser kenbaar gemaakte standpunt dat hij, gelet op de desbetreffende bepalingen van de Verordening (EG) nr. 1408/71, niet in Nederland maar in België verzekerd was. Toen eiser op 1 oktober 2012 zijn aanvraag om AOW-pensioen indiende, kon het hem daarom redelijkerwijs duidelijk zijn dat hij met ingang van het jaar 2008 verzekerd was ingevolge de Belgische wetgeving. Wat betreft de jaren 2006 en 2007, waarover geen premierestitutie heeft kunnen plaatsvinden doordat vijf jaren waren verstreken na het definitief worden van de desbetreffende belastingaanslagen, heeft verweerder in het bestreden besluit op goede gronden de aanvankelijk toegepaste korting op het AOW-pensioen van eiser ongedaan gemaakt door de over die jaren betaalde premie aan te merken als zijnde betaald voor de vrijwillige AOW verzekering. Dat verweerder dit voor eiser begunstigend beleidsuitgangspunt niet heeft toegepast voor de jaren 2008 en 2009 acht de rechtbank, gelet op de wetenschap die eiser vanaf 2011 redelijkerwijs moet hebben gehad omtrent zijn verzekeringspositie over die jaren, niet onredelijk. Dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om (binnen vijf jaar) premierestitutie bij de Belastingdienst aan te vragen, dient voor zijn rekening te blijven. “

      Antwoord
      • zie over condities waaronder de SVB dat wel of niet begunstigende beleid voor vrijwillige AOW verzekering uitvoert:

        Overschrijding van de aanvraagtermijn (SB1044)
        Beleidsregel
        Als een betrokkene zijn aanvraag indient na het verstrijken van de termijn van één respectievelijk tien jaar dan is hij in beginsel niet meer bevoegd tot deelname aan de vrijwillige verzekering. De SVB acht een termijnoverschrijding alleen verschoonbaar als sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de betrokkene niet kan worden tegengeworpen dat hij zijn aanvraag niet tijdig heeft ingediend. Bij de beoordeling hiervan geeft de SVB overeenkomstige toepassing aan het beleid dat is beschreven in SB1071 over bijzonder geval.
        Ten aanzien van situaties waarin ten onrechte premies volksverzekeringen op het salaris of de uitkering zijn ingehouden over een tijdvak waarin de betrokkene niet verplicht verzekerd was hanteert de SVB het volgende beleid. Als de betrokkene redelijkerwijs in de veronderstelling kon verkeren verzekerd te zijn geweest kan een uitzondering worden gemaakt op de regel dat aanmelding voor vrijwillige verzekering binnen één jaar moet plaatsvinden. De veronderstelling dat er sprake van verzekering was dient dan door of namens betrokkene te worden geuit. Vrijwillige verzekering wordt aangeboden als de betrokkene aangeeft in het vertrouwen te hebben verkeerd over de litigieuze periode verzekerd te zijn geweest op basis van de onverplichte inhouding van premies volksverzekering. Indien de veronderstelling wordt geuit binnen één jaar nadat de (verplichte) premiebetaling is gestopt, kan eveneens voortzetting van de vrijwillige verzekering worden aangeboden.

        (…)
        Indien aantoonbaar en doelbewust handelen of nalaten van betrokkene zelf ertoe heeft geleid dat deze in een positie is gekomen dat ten onrechte premies volksverzekeringen werden ingehouden, is het beleid van de SVB geen vrijwillige verzekering aan te bieden (zie ook de uitspraak van de CRvB van 10 december 1993). Zo gaat de SVB ervan uit dat personen die niet rechtmatig in Nederland verblijven dan wel in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen arbeid in loondienst verrichten en om die reden niet verplicht verzekerd zijn, zich redelijkerwijs bewust moeten zijn van de onrechtmatigheid van hun verblijf of arbeid in Nederland. Derhalve kunnen deze personen aan onterechte inhouding van volksverzekeringspremies geen rechtens te honoreren vertrouwen van verplichte verzekering ontlenen, op grond waarvan de SVB de betrokkenen in weerwil van het dwingendrechtelijke voorschrift inzake de aanmeldingstermijn tot de vrijwillige verzekering zou kunnen toelaten.

  3. Is een verhoging van 15 jaar naar 17 jaar en 3 maanden, wel een buitensporige last? Om dat ik in Frankrijk woon, krijg is dus een korting van 5% op mijn AOW, en ik heb nb ook nog premie betaald voor die periode.

    Antwoord
    • Een individuele buitensporige last wordt bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Slechts indien men een zeer laag wereldinkomen heeft, zo schat ik in, zal een dergelijke korting als buitensporig kunnen worden geduid.

      Antwoord
  4. Wèl betalen aan de AOW is ook een last, al dan niet “buitensporig”.
    Niet uitbetalen van de AOW-uitkering aan de betalende persoon is een” buitensporige last”, zowel financieel als mentaal (redenen van basis-fatsoen).
    Of consequent de gedane AOW-inhoudingen retourneren is ook een zaak van goed fatsoen van de overheid : wegens niet geleverde diensten na betaling vooraf.

    In de burgermaatschappij en zakelijke dienstverlening heet dat : oplichting.

    Bij de overheid : dan verander je gewoon de wet ten nadele van de “begunstigde” burger.

    Voor de herinnering, weet u nog :
    Bij de KOB-truc moest de overheid WEL die onterecht afgenomen KOB-uitkering achteraf terugbetalen na de rechtzaak daaromtrent.
    En dat ging over een bedragje in de zelfde orde van grootte : zo’n 26 €.
    ONGEACHT de concrete omstandigheden van de ontvangers !

    Dus dat argument over een “zeer laag wereldinkomen” slaat nergens op, is dus onbruikbaar, ongegrond !
    Ergo : gewoon naar de EU rechtbank gaan om het gelijk te halen, net als bij de KOB !

    Antwoord
  5. PS :
    Een (pensioen-)verzekeraar heeft WEL het recht om een “kruimelpensioen” in 1 keer af te kopen wanneer dat een lager bedrag betreft dan ruim 450 € per jaar.
    Dus dat zou dan een redelijk fatsoenlijke oplossing betekenen voor degene die alsnog hun AOW-Kruimelpensioen mislopen door de bovenstaande (onzindelijke) uitspraak.

    Vraag : is de AOW-overheid daartoe bereid ?

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Met het plaatsen van een reactie accepteert u het privacybeleid.