ECLI:NL:CRVB:2020:561
Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 05-03-2020 Datum publicatie 06-03-2020 Zaaknummer 16/7 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Appellant kan, ondanks het feit dat hij geen recht op een ouderdomspensioen in Groot-Brittannië heeft opgebouwd, gedurende de tijdvakken waarin hij in Groot-Brittannië werkte niet verzekerd worden geacht voor de AOW. Vindplaatsen Rechtspraak.nl
16 7 AOW
Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
16 november 2015, 14/7695 (aangevallen uitspraak)
Partijen: [appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 5 maart 2020
daaruit:
4. De Raad overweegt als volgt.
Jan de Voogd zegt
ECLI:NL:RBDHA:2021:1166
Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 19-02-2021 Datum publicatie
05-03-2021 Zaaknummer AWB – 19 _ 6565 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig Inhoudsindicatie korting van 20% op AOW-pensioen toegepast Vindplaatsen rechtspraak.nl RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2021 in de zaak tussen [eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
En de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder
Daaruit:
Overwegingen
1. Eiseres heeft verweerder op 18 november 2018 verzocht om voor haar een pensioen aan te vragen bij de Deutsche Rentenversicherung (DRV). Dit is haar toegekend. Op 6 maart 2019 heeft zij vervolgens bij verweerder een aanvraag gedaan om toekenning van een AOW-pensioen.
2.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres met ingang van 3 juli 2019 een AOW-pensioen toegekend. Op dit pensioen is een korting van 20% toegepast, op de grond dat eiseres over 10 jaar wegens verblijf in het buitenland niet verzekerd is geweest voor de AOW. Daardoor heeft zij over deze periode geen recht op AOW opgebouwd.
2.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hierin overwogen dat eiseres in de perioden 1 april 1980 tot en met 25 augustus 1985 en van 12 december 1985 tot en met 20 april 1990 niet stond ingeschreven in een gemeente in Nederland. Uit informatie van de DRV is verweerder gebleken dat eiseres van 1 april 1980 tot 1 november 1990 verplicht verzekerd was in Duitsland op basis van arbeid en dus niet verzekerd is geweest voor de AOW. Eiseres heeft het tegendeel niet bewezen. Daarom was eiseres in deze periode niet verzekerd ook al woonde zij mogelijk in Nederland.
3.1
Eiseres stelt dat zij met haar man en dochter in 1984/1985 is teruggekeerd naar Nederland. Zij is daarna dus niet meer werkzaam geweest in Duitsland, ook al heeft haar echtgenoot over de periode 1984 tot november 1990 premie voor haar betaald in Duitsland. In werkelijkheid woonde zij sinds 1984 in Nederland met haar dochter, die hier naar school ging. Zij stond ook sinds 1982 ingeschreven bij een huisarts in Nederland.
Haar man heeft bij zijn aanvraag om AOW hetzelfde probleem gehad, maar de op zijn AOW-pensioen toegepaste korting is na bezwaar door verweerder gecorrigeerd naar 10%. Ter onderbouwing van haar betoog heeft eiseres verweerders besluit van 15 maart 2017 aan haar echtgenoot overgelegd en een brief van de stad Bayreuth waarin staat dat zij op 22 oktober 1984 is uitgeschreven.
3.2
De rechtbank stelt vast dat in het dossier diverse berichten van de DRV aanwezig zijn en dat de informatie daarin consistent is. Uit informatie van de DRV van 29 augustus 2019 blijkt dat eiseres in de periode van 1 juli 1984 tot en met 31 oktober 1990 in Duitsland als werknemer verzekerd is geweest. Daarbij wordt expliciet opgemerkt dat het niet ging om een vrijwillige verzekering. Voorts heeft eiseres volgens deze informatie op grond van haar verzekering als werknemer over de jaren 1980 tot en met 1983 eveneens rechten opgebouwd. Aan haar is daarom per 1 november 2018 een Duits pensioen toegekend van rond de 90 euro per maand. Gelet daarop, is de rechtbank van oordeel dat eiseres over de jaren 1980 tot en met 1990 niet verzekerd is geweest voor de AOW.
3.3
De stelling van eiseres dat de informatie van de DRV niet juist is, omdat zij in werkelijkheid niet werkzaam is geweest in Duitsland, maar in Nederland woonde, kan hier niet aan afdoen. Door eiseres is een uitschrijfbewijs van de gemeente Bayreuth overgelegd, waarin staat dat zij op 22 oktober 1984 is uitgeschreven uit die stad. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat zij nadien in Nederland heeft gewoond. Eiseres heeft geen inschrijving uit het Basisregister personen overgelegd, waaruit dat blijkt dat zij in die periode woonde in Nederland. Niet alleen heeft zij dan ook onvoldoende bewijs aangeleverd voor haar stelling, maar bovendien heeft zij op basis van werkzaamheden over meerdere jaren in Duitsland een pensioen verkregen over de in Nederland niet-verzekerde jaren.
3.4
De vergelijking met de situatie van haar echtgenoot kan eiseres evenmin baten. Uit de informatie in het kinderbijslagarchief, zoals verwerkt in het besluit van verweerder van 15 maart 2017, is gebleken dat de echtgenoot van eiseres, anders dan zijzelf, in de periode van 22 juli 1985 tot 1 april 1990 geen AOW-tijdvakken in Duitsland heeft opgebouwd. In zoverre wijken de gegevens over eiseres en haar echtgenoot dus van elkaar af.
4. Het beroep is ongegrond.
Jan de Voogd zegt
ECLI:NL:CRVB:2021:1029 Centrale Raad van Beroep, 25-02-2021, 19/1960 AOW
Datum uitspraak:
25-02-2021
Datum publicatie:
06-05-2021
Rechtsgebieden:
Socialezekerheidsrecht
Bijzondere kenmerken:
Hoger beroep
Vindplaatsen:
Rechtspraak.nl
Inhoudsindicatie:
Korting van 16% op AOW-pensioen omdat appellant heeft gestudeerd en gewerkt in Canada en geen ingezetene was van Nederland van 1973 tot 1982. In gevallen waarin het onderzoek naar de feitelijke omstandigheden niet leidt tot de conclusie het verblijf in het buitenland definitief is, beschouwt de Svb betrokkene het eerste jaar na het feitelijk vertrek uit Nederland (nog) als ingezetene. Na dat jaar beschouwt de Svb het ingezetenschap als geëindigd, tenzij betrokkene zelf aantoont dat de feitelijke omstandigheden het (voorlopig) handhaven van het ingezetenschap rechtvaardigen. De Svb heeft ten onrechte vastgesteld dat appellant over de periode van 10 november 1973 tot en met 10 november 1974 niet verzekerd is geweest voor de AOW. Gelet op artikel 13, eerste lid, aanhef onder a, van de AOW, moet de korting op het ouderdomspensioen en op de inkomensondersteuning van appellant worden vastgesteld op 14%. De Raad voorziet zelf.
Jan de Voogd zegt
ECLI:NL:CRVB:2021:2718 Centrale Raad van Beroep, 21-10-2021, 20/4158 AOW
Datum uitspraak: 21-10-2021 Datum publicatie: 03-11-2021 Rechtsgebieden:
Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Vindplaatsen:
Rechtspraak.nl
Inhoudsindicatie:
Afwijzing aanvraag een – partieel – ouderdomspensioen op grond van de AOW. Zolang appellante op Bonaire woonde was zij niet verzekerd voor de AOW en minder dan een jaar in Europees Nederland woonde toen zij de voor haar geldende AOW-pensioenleeftijd bereikte