De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Datum19 juni 2020BetreftWetsvoorstel Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn (35358)
Hierbij bied ik u de memorie van antwoord inzake het bovenvermelde voorstel van wet aan.
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Daaruit:
Kan de regering reflecteren op het voorstel van vakbonden om pensioenen te betrekken bij de implementatie van de richtlijn, bijvoorbeeld door het verschil in loonkosten bovenop het salaris uit te betalen?
Het voorstel om buitenlandse dienstverrichters een equivalent van de Nederlandse pensioenpremies aan hun gedetacheerde werknemers te laten betalen, acht de regering strijdig met het Europees recht. Aanvullende bedrijfspensioenen zijn al sinds de oorspronkelijke detacheringsrichtlijn van 1996 uitgezonderd van de harde kern van arbeidsvoorwaarden van het tijdelijk werkland, waar de gedetacheerde werknemer recht op heeft. Met de herziene detacheringsrichtlijn is mogelijk gemaakt dat de gedetacheerde werknemer na twaalf dan wel achttien maanden recht heeft op aanvullende arbeidsvoorwaarden; de uitgebreide harde kern. Ook daarvan zijn aanvullende bedrijfspensioenregelingen uitdrukkelijk uitgezonderd. Nederland heeft zich bij de onderhandelingen over de herziening van de detacheringsrichtlijn hard gemaakt voor het waarborgen van aanvullende bedrijfspensioenen voor gedetacheerde werknemers. Voor dit voorstel bleek echter onvoldoende steun13, waardoor pensioenen expliciet zijn uitgezonderd van de uitgebreide harde kern van arbeidsvoorwaarden. Alsnog afdracht van tweedepijlerpensioen of een equivalent daarvan voorschrijven, kan worden gezien als een ongerechtvaardigde belemmering van het vrij verkeer van diensten. Dit bezwaar geldt te meer als de toeslag nog bovenop premieafdracht voor aanvullend bedrijfspensioen in het thuisland komt. Ook zou een dergelijke regeling de Europese uniformiteit doorbreken over waar pensioenafdracht plaats vindt.
Geef een reactie