Selecteer een pagina

Klacht van de VBNGB bij de EC over het niet opvolgen door Nederland van Aanbeveling S2

Op 3 april 2017 heeft de VBNGB bij monde van haar voorzitter Cees van der Wiel bij de Europese Commissie een klacht ingediend over het feit dat Nederland de zgn. Aanbeveling S2 ten onrechte niet toepast. Dat is gebeurd op basis van dit algemene klachtformulier. Een aantal velden die door ons zijn ingevuld geven wij hieronder integraal weer. De meer administratieve velden laten we weg.

Welke nationale maatregelen (een nationale wet of andere wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen) zijn volgens u in strijd met het EU-recht, en waarom?
De weigering van Nederland om Aanbeveling nr. S2 van 22 oktober 2013 betreffende het recht op verstrekkingen bij verblijf in een derde land van verzekerde personen en hun gezinsleden uit hoofde van een bilaterale overeenkomst tussen de bevoegde lidstaat en het derde land 2014/C 46/09 van de Administratieve Commissie toe te passen op de buiten Nederland wonende, op het grondgebied waarvoor verordening 883/2004 geldt, gepensioneerden en hun gezinsleden die vallen onder artikel 24 of 25 van die Verordening en voor wie de kosten van zorg ten laste komen van Nederland.

Door nationale maatregelen geschonden EU recht
Aanbeveling nr. S2 van 22 oktober 2013 betreffende het recht op verstrekkingen bij verblijf in een derde land van verzekerde personen en hun gezinsleden uit hoofde van een bilaterale overeenkomst tussen de bevoegde lidstaat en het derde land 2014/C 46/09 van de Administratieve Commissie.

Omschrijving van het probleem
Aanbeveling S2 beveelt aan dat een lidstaat die met een derde land een bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid heeft gesloten waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende verstrekkingen bij ziekte, deze bepalingen moet toepassen op personen op wie de wetgeving van die lidstaat van toepassing is, evenals op hun gezinsleden die in een andere lidstaat wonen en op grond van de artikelen 17 of 24 tot en met 26 van Verordening (EG) nr. 883/2004 recht hebben op verstrekkingen, in situaties waar verstrekkingen tijdens een tijdelijk verblijf in dat derde land wegens ziekte medisch noodzakelijk zijn. Uit beantwoording van Kamervragen (Eerste Kamer, 2016-2017, 34 333, MvA, blz. 5) wordt duidelijk dat Nederland deze aanbeveling niet wenst te volgen en de verantwoordelijkheid verschuift van het pensioenland naar het woonland:

Omdat zij in een andere lidstaat van de Europese Unie wonen, zijn verdragsgerechtigden niet verzekerd voor de Wet langdurige zorg (Wlz) of verzekeringsplichtig voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). Er bestaat derhalve geen aanspraak op vergoeding van zorgkosten die worden gemaakt buiten de Europese Unie uit hoofde van de werelddekking op grond van de zorgverzekering. Voor een vergoeding van zorgkosten buiten Europa, zoals in het onderhavige voorbeeld, is de dekking door het woonland bepalend. Indien het woonland niet voorziet in een dekking buiten het grondgebied van de Europese Unie, zal betrokkene zelf een alternatieve dekking moeten zoeken.

Nederland gaat echter verder door de verantwoordelijkheid in toekenning van rechten te leggen bij de woonstaat. De weigering om uitvoering te geven aan Aanbeveling S2 belemmert sterk de mogelijkheden voor verdragsgerechtigden een passende reisverzekering (met werelddekking) af te sluiten bij particuliere verzekeraars aangezien deze vrijwel altijd voorliggende wettelijke dekking tegen ziektekosten in het verblijfsland eisen.

Hebt u al maatregelen genomen in het betrokken EU-land om dit probleem op te lossen?
Ja, administratieve stappen, te weten klachten en verzoeken om uitleg vanaf 2012 bij het Ministerie van VWS en het Zorginstituut Nederland.

Reactie van de Europese Commissie

Het antwoord van de EC komt op 12 juni 2017. De Commissie bevestigt de strekking van Aanbeveling S2 als volgt:

In de aanbeveling wordt inderdaad benadrukt dat verzekerde personen ongeacht hun woonplaats (d.w.z. met inbegrip van grensarbeiders en gepensioneerden die in een andere lidstaat dan de bevoegde staat wonen) recht hebben op verstrekkingen bij ziekte uit hoofde van een bilaterale overeenkomst tussen de bevoegde lidstaat en een derde land en dat hun familieleden een afgeleid recht hebben (krachtens artikel 17 of de artikelen 24 tot en met 26 van Verordening (EG) nr. 883/2004).

Het probleem voor de EC zit hem echter in de status van de Aanbeveling:

Het gaat echter slechts om een aanbeveling van de Administratieve Commissie en niet om een juridisch bindende wet van de Unie. Het feit dat Nederland de aanbeveling niet toepast, geeft de Europese Commissie bijgevolg niet het recht een formele inbreukprocedure in te leiden.

Langs deze weg bleek het dus niet mogelijk Nederland formeel aan te spreken. Materieel gaat deze uitspraak van de EC naar de Nederlandse leden van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels met het oog op nadere informatie over het standpunt van Nederland.

Onbevredigend,, maar wordt vervolgd.

 

0 reacties